ECLI:NL:OGHACMB:2025:227

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
CUR2023H00206
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwgeschil ziekenhuis te Willemstad, Curaçao met betrekking tot vertraging en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen HNO Vastgoed en Beheer N.V. (HNO) en Stichting Sona (Sona) aan de ene kant, en Ballast Nedam B.V. (BNI) aan de andere kant, over de bouw van een ziekenhuis in Willemstad, Curaçao. Sona heeft in 2013 BNI opdracht gegeven om het ziekenhuis te bouwen, maar door vertragingen in de bouw zijn er geschillen ontstaan. Deze geschillen zijn in eerste instantie voorgelegd aan een geschillencommissie, die in 2017 en 2018 beslissingen heeft genomen. Beide partijen waren echter ontevreden met deze beslissingen en hebben hun geschillen voorgelegd aan de overheidsrechter. In eerste aanleg heeft het Gerecht de vorderingen van beide partijen afgewezen. In hoger beroep hebben HNO en Sona hun vorderingen gewijzigd en het Hof heeft een mondelinge behandeling bepaald op 14 november 2025. Het Hof heeft nu een tussenvonnis gewezen ter voorbereiding van deze mondelinge behandeling. Het Hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de feiten en dat partijen niet hebben voldaan aan hun stelplicht. Het Hof heeft ook aangegeven dat een deskundigenbericht noodzakelijk lijkt om de geschilpunten te beoordelen. De zaak is complex en de partijen zijn verzocht om voorstellen voor deskundigen in te dienen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Zaaknummers: CUR202004030 – CUR2023H00206 en CUR2023H00209
Uitspraak: 9 september 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap
HNO VASTGOED EN BEHEER N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
gemachtigden: mrs. E.R. de Vries en A. Schennink,
2. de stichting
STICHTING SONA,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
gemachtigden: mrs. K. Frielink en J.C. Maris,
tegen
de besloten vennootschap naar Nederlands recht
BALLAST NEDAM B.V.,
gevestigd te Nieuwegein, Nederland,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. R.C. Luttikhuizen.
Partijen worden hierna HNO, Sona en BNI genoemd. HNO en Sona worden gezamenlijk ook HNO c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

In 2013 heeft Sona BNI opgedragen een nieuw ziekenhuis te bouwen te Willemstad, Curaçao. Naar aanleiding van vertraging in de bouw zijn geschillen gerezen tussen Sona en BNI. Hierover heeft een geschillencommissie in 2017 en 2018 beslist. Partijen zijn niet tevreden over de beslissingen van de geschillencommissie en leggen hun geschillen in dit geding voor aan de overheidsrechter. HNO stelt in de plaats van Sona te zijn getreden.
Het Gerecht heeft de vorderingen over en weer afgewezen. In hoger beroep hebben partijen hun vorderingen gewijzigd. Het Hof heeft reeds een mondelinge behandeling bepaald op 14 november 2025. Nu wijst het Hof een tussenvonnis ter voorbereiding van die mondelinge behandeling.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 14 juli 2023 ingekomen akte van appel is Sona in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op respectievelijk 17 oktober 2022 (hierna: het tussenvonnis) en 5 juni 2023 (hierna: het eindvonnis) uitgesproken vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.
2.2
Bij op 17 juli 2023 ingekomen akte van appel is ook HNO in hoger beroep gekomen van het eindvonnis.
2.3
Bij op 25 augustus 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft Sona één grief tegen de vonnissen aangevoerd en toegelicht en haar eis gewijzigd. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de vonnissen gedeeltelijk zal vernietigen, bepaalde verklaringen voor recht zal uitspreken en, uitvoerbaar bij voorraad, de (in hoger beroep gewijzigde) vorderingen van HNO zal toewijzen, met veroordeling van BNI in de proceskosten in beide instanties, met nakosten en rente.
2.4
Bij eveneens op 25 augustus 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft HNO zes grieven tegen de vonnissen aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de vonnissen zal vernietigen, en, uitvoerbaar bij voorraad, twee beslissingen van de Dispute Adjudication Board zal aanpassen en BNI zal veroordelen tot bepaalde betalingen, met haar veroordeling in de proceskosten in beide instanties, met nakosten en rente.
2.5
Bij op 23 oktober 2023 ingekomen memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel hoger beroep, met producties, heeft BNI de grieven van Sona en HNO bestreden. BNI heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en drie grieven aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt in de principaal hoger beroepen ertoe dat het Hof Sona en HNO daarin niet-ontvankelijk zal verklaren, althans de vonnissen gedeeltelijk zal bevestigen, met hoofdelijke veroordeling van HNO c.s., uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in principaal hoger beroep, met nakosten en rente. In het incidenteel hoger beroep strekt haar conclusie ertoe dat het Hof de vonnissen gedeeltelijk zal vernietigen, de beide beslissingen van de Dispute Adjudication Board gedeeltelijk zal vernietigen en Sona en/of HNO zal veroordelen tot bepaalde betalingen, met hun hoofdelijke veroordeling in de proceskosten in incidenteel hoger beroep, met nakosten en rente.
2.6
Bij op 6 december 2023 ingekomen memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep heeft HNO de grieven van BNI bestreden. Haar conclusie strekt tot afwijzing van het incidenteel hoger beroep, met veroordeling van BNI, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten daarvan, met nakosten en rente.
2.7
Bij op 11 december 2023 ingekomen memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep heeft ook Sona de grieven van BNI bestreden. Ook haar conclusie strekt tot afwijzing van het incidenteel hoger beroep, met veroordeling van BNI, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten daarvan, met nakosten en rente.
2.8
Op 20 februari 2024 heeft Sona mondeling pleidooi gevraagd. Op 13 juni 2024 heeft Sona alsnog afgezien van mondeling pleidooi. Met instemming van alle partijen is de zaak naar de rol verwezen voor schriftelijk pleidooi. Op 8 oktober 2024 hebben alle partijen pleitnotities ingediend. HNO en Sona hebben daarbij ieder een productie in het geding gebracht en BNI drie producties.
2.9
Op 22 mei 2025 heeft het Hof partijen bericht dat het een mondelinge behandeling van de zaak heeft bepaald op vrijdag 14 november 2024 om 8.30 uur. Ter voorbereiding van die mondelinge behandeling wijst het Hof vandaag een tussenvonnis.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
Op 16 augustus 2011 heeft Sona ten behoeve van de bouw van een ziekenhuis te Willemstad, Curaçao, een managementovereenkomst gesloten met Berenschot International B.V. (hierna: Berenschot). Op grond daarvan voerde Berenschot taken uit in naam van en voor rekening van Sona.
3.1.2
Bij overeenkomst van 4 januari 2013 heeft Sona aan BNI opgedragen het ziekenhuis te bouwen. Op deze aannemingsovereenkomst zijn de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor Geïntegreerde Contractvormen 2005 (hierna: de UAV-GC 2005) van toepassing verklaard. In de overeenkomst is bepaald dat partijen geschillen zullen voorleggen aan een
Dispute Adjudication Board(geschillencommissie, hierna: de DAB) met inachtneming van de in een bijlage bij de overeenkomst opgenomen
dispute adjudication rules. Deze bepalen dat een beslissing van de DAB bindend voor een partij is, tenzij deze binnen 28 dagen na ontvangst van de beslissing een
notice of dissatisfactionstuurt aan de wederpartij.
3.1.3
In het najaar van 2013 heeft het Land Curaçao besloten dat het ziekenhuis niet zal worden gebouwd op het voormalige Amstelterrein, maar naast het Sint Elisabeth Hospitaal. Dit heeft geleid tot wijziging van de aannemingsovereenkomst.
3.1.4
Delen van het bouwterrein zijn te laat aan BNI vrijgegeven. Deelgebied 6 is niet vóór 1 maart 2015 vrijgegeven en deelgebied 7 niet vóór 20 april 2015. Dit heeft tot vertraging in de bouw geleid. In verband hiermee maakt BNI aanspraak op schadevergoeding door Sona. Sona betwist de hoogte van de gestelde schade (en voerde aanvankelijk nog meer verweren). Dit geschil heeft BNI voorgelegd aan de DAB.
3.1.5
Bij brief van 5 december 2015 en bij e-mail van 16 december 2015 heeft [directeur] (hierna: [directeur]), directeur van Berenschot en van USONA (Uitvoeringsorgaan Sona), zich uitgelaten over de schadeclaim van BNI. De brief vermeldt in de aanhef “voorlopige erkenning van de interim claim”. In de brief staat onder meer:
De doortelling van de posten accountable / tzt accountable / overige directe schadeposten / rente en prijsindexering komen uit op een voorlopige schadevergoeding van USD 8.793.000.
De detailberekening van de schadecomponenten d.d. 30 november 2015 is opgenomen in bijlage 1.
De eenheidsprijzen van de schadeposten, zoals vermeld in de kolom “Ond.Aann.”, waarbij in de kolom “onderbouwing” staat vermeld “Accountant” zullen door BNI en SONA ter beoordeling worden voorgelegd aan een accountant; deze dient vast te stellen of de opgevoerde eenheidsprijzen werkelijke schade van BNI betreffen. Indien de eenheidsprijzen afwijken van de werkelijke kosten van BNI, dan zal BNI deze eenheidsprijzen aanpassen.
3.1.6
Ook bij e-mail van 16 december 2015 heeft [directeur] zich uitgelaten over de schadeclaim van BNI.
3.1.7
Het bouwterrein is ook tussen 2 mei 2016 en 25 augustus 2016 niet geheel vrijgegeven, ook weer met bouwvertraging tot gevolg. Hierover is een tweede geschil tussen partijen gerezen, ook weer over (de hoogte van) de door Sona aan BNI te betalen vergoeding. Dit geschil is voorgelegd aan de DAB in een tweede geding.
3.1.8
Op 31 december 2016 heeft Sona Berenschot ontheven van haar taken.
3.1.9
Bij uitspraak van 23 februari 2017 (hierna: DAB-1) heeft de DAB in het eerste geding beslist, verkort weergegeven, dat Sona USD 11.848.219 aan BNI dient te betalen, waarvan een deel volgens de uitspraak al betaald is en het restant betaald moet worden volgens een betaalschema, met rente en kosten.
3.1.10
In maart 2017 hebben Sona en BNI
notices of dissatisfactionaan elkaar gestuurd betreffende DAB-1.
3.1.11
Bij verzoekschrift van 20 september 2017 heeft BNI gevorderd, verkort weergegeven, dat Sona wordt veroordeeld tot betaling van de bedragen die uit DAB-1 voortvloeien (zaaknummer CUR201702136 - AR 83771/2017).
3.1.12
Bij verzoekschrift van 26 september 2017 heeft Sona onder meer gevorderd, verkort weergegeven, dat het Gerecht voor recht verklaart dat Sona uit hoofde van DAB-1 niets verschuldigd is aan BNI (zaaknummer CUR201702082 - AR 83826/2017).
3.1.13
Bij verzoekschrift van 23 oktober 2017 heeft BNI in kort geding gevorderd, verkort weergegeven, dat Sona wordt veroordeeld tot betaling van voorschotten. Bij vonnis van 30 november 2017, KG 8404/2017, ECLI:NL:OGEAC:2017:182, heeft het Gerecht deze vorderingen van BNI grotendeels toegewezen, namelijk tot hoofdsommen van in totaal USD 1.476.241 en NAf 14.685.
3.1.14
Bij verzoekschrift van 5 maart 2018 heeft BNI in kort geding gevorderd, verkort weergegeven, dat Sona wordt veroordeeld tot betaling van verdere bedragen (zaaknummer CUR201800720).
3.1.15
Bij vonnis in kort geding van 6 april 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:119, heeft het Gerecht BNI verlof verleend om conservatoir derdenbeslag(en) te doen ten laste van Sona.
3.1.16
Bij verzoekschrift van 17 april 2018 heeft Sona in kort geding, verkort weergegeven, opheffing gevorderd van de in opdracht van BNI ten laste van Sona gelegde conservatoire derdenbeslagen (zaaknummer CUR201801119).
3.1.17
Bij beslissing van 1 mei 2018 (hierna: DAB-2) heeft de DAB in het tweede geding het volgende beslist, verkort weergeven. De datum van oplevering wordt uitgesteld van 28 mei 2018 naar 13 augustus 2018. Sona dient aan BNI te betalen:
B. USD 2.577.743 als vergoeding voor directe bouwplaatskosten,
C. USD 258.333 als vergoeding voor kosten van maatregelen,
D. USD 972.552 als vergoeding wegens onderdekking,
E. USD 61.863 aan rente,
F. USD 54.030,00 als vergoeding van een vordering van Muller Afbouw,
G. USD 446.370 aan schade wegens verminderde efficiency,
met rente,
volgens een schema,
met een verrekening achteraf in verband met een prijsrisico
(het totaal van de bedragen B tot en met G is USD 4.370.891).
3.1.18
In mei 2018 hebben Sona en BNI
notices of dissatisfactionaan elkaar gestuurd betreffende DAB-2.
3.1.19
Bij vonnissen van 7 mei 2018, ECLI:NL:HR:OGEAC:2018:79, ECLI:NL:HR:OGEAC:2018:80 en ECLI:NL:HR:OGEAC:2018:81, heeft het Gerecht de vordering van BNI van 20 september 2017 grotendeels toegewezen, namelijk tot hoofdsommen van in totaal USD 3.875.000, en de vordering van Sona van 26 september 2017 en die van BNI van 5 maart 2018 afgewezen.
3.1.20
Bij vonnis van 28 mei 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:119, heeft het Gerecht op het verzoek van Sona van 7 april 2018 het beslag of de beslagen opgeheven.
3.1.21
Op 27 juni 2019 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Hierin is bepaald dat BNI een bankgarantie zal doen stellen ten behoeve van Sona. Verder zijn partijen onder opschortende voorwaarden overeengekomen dat HNO in de plaats zou treden van Sona onder de aannemingsovereenkomst.
3.1.22
BNI heeft de in de vaststellingsovereenkomst bedoelde bankgarantie doen stellen ten behoeve van Sona.
3.1.23
Op 15 november 2019 is het nieuwe ziekenhuis in gebruik genomen. De bouw was toen nog niet afgerond.
3.1.24
Op 23 december 2019 heeft BNI een bankgarantie doen stellen ten behoeve van HNO.
3.1.25
Bij verzoekschrift van 23 januari 2020 heeft BNI in kort geding onder meer gevorderd, verkort weergegeven, dat Sona de ten behoeve van haar gestelde bankgarantie teruggeeft (zaaknummer CUR202000211). Bij vonnis van 4 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:32, heeft het Gerecht de vorderingen afgewezen. In hoger beroep heeft het Hof bij vonnis van 13 oktober 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:243, het vonnis van het Gerecht vernietigd en Sona alsnog bevolen de bankgarantie terug te geven.
3.1.26
Deze zaak (zaaknummer in eerste aanleg CUR202004030) is begonnen met een verzoekschrift van 14 oktober 2020.
3.1.27
Bij vonnissen van 11 oktober 2022, zaaknummers CUR2018H00166 en CUR2018H00167, ECLI:NL:OGHACMB:2022:113 en ECLI:NL:OGHACMB:2022:114, heeft het Hof de vonnissen van het Gerecht van 7 mei 2018 bevestigd waarbij het Gerecht het verzoek van BNI van 20 september 2017 grotendeels heeft toegewezen en dat van Sona van 26 september 2017 heeft afgewezen.
Vorderingen in eerste aanleg
3.2
In dit geding hebben HNO c.s. in eerste aanleg, verkort weergegeven, betaling gevorderd van USD 11.115.792 als onverschuldigd betaald ter uitvoering van DAB-1 en DAB-2 en onverschuldigd betaalde indexering, met rente en kosten.
3.3
In reconventie heeft BNI, na vermeerdering van eis bij conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie, gevorderd, verkort weergegeven: vernietiging van DAB-1 en DAB-2 voor zover daarin vorderingen van BNI zijn afgewezen en betaling van € 846.748 en USD 1.141.006, met rente en kosten.
Beslissingen van het Gerecht
3.4
Bij het bestreden tussenvonnis heeft het Gerecht de zaak naar de rol verwezen voor nader partijdebat.
3.5
Het Gerecht heeft hiertoe, verkort weergegeven, als volgt overwogen.
Sona heeft gelet op de vaststellingsovereenkomst belang bij toewijzing van vorderingen aan HNO (4.1).
De rechter dient het geschil in volle omvang te toetsen, ook de geschilpunten waarover de DAB heeft geoordeeld (4.2).
Uit de door HNO c.s. overgelegde productie 14 kan het Gerecht niet afleiden dat HNO c.s., overeenkomstig hun stelling, in totaal USD 17.130.889 aan BNI hebben betaald (4.3).
HNO c.s. maken geen misbruik van procesrecht. De zaak wordt niet aangehouden totdat het Hof zal hebben beslist in andere tussen partijen aanhangige zaken (4.5).
HNO c.s. hebben een vordering ingesteld op grond van hun stelling dat BNI kosten heeft bespaard door een bedongen bankgarantie niet te stellen. Deze vordering dienen zij op straffe van niet-ontvankelijkheid eerst aan de DAB voor te leggen, tenzij BNI alsnog aanvaardt dat de overheidsrechter op deze vordering beslist zonder dat die aan de DAB voorgelegd is geweest (4.6-4.7).
Onvoldoende duidelijk is wat de feitelijke geschilpunten zijn. Zonder die duidelijkheid kan het Gerecht niet oordelen over het gestelde recht op vergoeding van kosten zoals die van rechtsbijstand en advies (4.8).
Het ligt voor de hand dat de rechter te zijner tijd een deskundigenbericht zal gelasten, bij voorkeur uit te voeren door (een) deskundige(n) over wie partijen het eens zijn, maar zo ver is het nog niet (4.9).
Op basis van het tot nog toe gevoerde partijdebat is het Gerecht niet in staat feiten vast te stellen en de vorderingen met hun grondslagen te beoordelen. Met name kan het Gerecht niet beoordelen voor wiens rekening de opgetreden vertragingen met hun gevolgen komen (4.10).
Onduidelijk is of partijen een volledige herbeoordeling van hun vorderingen beogen of slechts beoordeling van de financiële gevolgen van feiten die tussen hen vaststaan (4.11).
Indien partijen een volledige herbeoordeling beogen, dienen zij bij akte meer feiten te stellen en te onderbouwen (4.12).
3.6
Bij het bestreden eindvonnis heeft het Gerecht de vorderingen over en weer afgewezen.
3.7
Het Gerecht heeft hiertoe, verkort weergegeven, als volgt overwogen.
Ook in het partijdebat na het tussenvonnis is onduidelijk gebleven welke feiten partijen aan hun vorderingen ten grondslag leggen. Partijen hebben de kans niet benut die hun bij tussenvonnis was geboden. Partijen hebben daarom niet voldaan aan hun stelplicht, met name niet waar het hun vorderingen op grond van de vertragingen betreft (2.1).
HNO c.s. wensen een volledige herbeoordeling. Hetgeen zij hebben aangevoerd over de mogelijkheid van een directe beoordeling door een deskundige is te vaag. BNI heeft niet aangevoerd dat beoordeling door een deskundige voldoende is (2.2).
Alle vorderingen die betrekking hebben op tijdens de bouw opgetreden vertragingen, worden afgewezen zonder dat het Gerecht toekomt aan bewijslevering (2.3).
Dit geldt ook voor de vorderingen tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand en advies (2.4).
BNI heeft alsnog aanvaard dat de overheidsrechter over de vordering inzake de bankgarantie beslist zonder dat de DAB eerst over deze vordering oordeelt. Het Gerecht zal deze vordering afwijzen, omdat niet aannemelijk is dat de mogelijke kostenbesparing bij BNI heeft geleid tot schade bij HNO c.s. (2.5).
Vorderingen in hoger beroep
3.8
HNO heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd. Zij vordert, verkort weergegeven:
a. aanpassing van de uitspraken van de DAB zodat voor de claim in DAB-1 USD 4.034.654 aan BNI verschuldigd is en voor de claim in DAB-2 USD 2.845.647;
b. betaling van USD 13.224.505 aan hoofdsom;
c. betaling van USD 3.642.555 aan rente,
met (verdere) rente en kosten.
De gevorderde hoofdsom van USD 13.224.505 is als volgt berekend:
b1. Betaald ter uitvoering van DAB-1 en DAB-2 17.130.889
b2. AF: Verschuldigd ter vergoeding van de
in DAB-1 beoordeelde schade (4.034.654)
b3. AF: Verschuldigd ter vergoeding van de
in DAB-2 beoordeelde schade (2.845.647)
b4. Kosten bankgarantie 853.417
b5. Onverschuldigd betaalde indexering 2.120.500
-------------- +
Saldo 13.224.505
3.9
Ook Sona heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd. Zij vordert, verkort weergegeven:
d. verklaring voor recht dat Sona als kostenvergoeding voor de claim in DAB-1 USD 7.041.545 verschuldigd is en voor de claim in DAB-2 USD 3.124.561;
e. toewijzing van de vorderingen van HNO,
met rente en kosten.
Het bedrag voor de claim in DAB-1 is als volgt berekend:
d1. directe kosten DAB-1 6.430.635
d2. opslag algemene kosten en winst in DAB-1 610.910
-------------- +
Totaal 7.041.545
Het bedrag voor de claim in DAB-2 is als volgt berekend:
d3. directe kosten DAB-2 2.853.480
d4. opslag algemene kosten en winst in DAB-2 271.081
-------------- +
Totaal 3.124.561
3.1
BNI heeft in hoger beroep betaling van € 444.609 en USD 1.141.006 gevorderd.
Het gevorderde bedrag van € 444.609 is als volgt berekend:
e. Kosten van rechtsbijstand DAB-1 241.797
f. Kosten Driver Trett 1 20.202
g. Kosten van rechtsbijstand DAB-2 113.360
h. Kosten Muller Afbouw 30.970
i. Kosten Pheijffer 1 14.813
j. Kosten Pheijffer 2 2.062
k. Kosten Driver Trett 2 21.405
-------------- +
Totaal 444.609
Het gevorderde bedrag van USD 1.141.006 is als volgt berekend:
l. Onderdekking van risico 2% DAB-1 626.087
m. Onderdekking van winst 5,5% DAB-2 351.492
n. Inefficiëntieschade 148.228
o. Kosten Plus Accountants 1 9.003
p. Kosten Plus Accountants 2 6.196
-------------- +
Totaal 1.141.006
Grieven
3.11
Sona heeft één grief aangevoerd. Het hoger beroep van Sona strekt ertoe dat het Hof zich beperkt tot een herbeoordeling van de financiële gevolgen van de beslissingen van de DAB. Volgens haar heeft zij voldoende gesteld om de rechter in staat te stellen tot die herbeoordeling. Zij betwist haar aansprakelijkheid voor de bouwvertragingen niet. Wat betreft de onderwerpen parallelle vertraging, wisselkoers, indexering en bankgarantie sluit zij zich aan bij het standpunt van HNO.
3.12
Sona heeft, verkort weergegeven, als volgt betoogd. BNI moet haar schade stellen en bewijzen. De schadevergoedingsplicht wordt ingekaderd door de
AUV-GC 2005. Uitgangspunt daarbij is een kostenvergoeding, eventueel met een opslag. BNI heeft te veel kosten opgevoerd in beide procedures bij de DAB. Dit is toegelicht in een rapport van Crawford. De DAB heeft daarnaast opslagen toegekend die in strijd zijn met de uitgangspunten van de AUV-GC 2005.
3.13
HNO heeft zes grieven aangevoerd.
3.13.1
Grief 1 betreft DAB-1. HNO heeft betoogd dat de DAB zich te veel heeft gebaseerd op een door BNI overgelegd rapport van BDO zonder een deugdelijke reactiemogelijkheid te bieden. De DAB heeft te veel directe kosten toegewezen, een verkeerde wisselkoers toegepast en ten onrechte een opslag toegepast, althans een te hoge opslag. Verder heeft de DAB geen rekening gehouden met door BNI zelf veroorzaakte vertraging en heeft de DAB de brief van [directeur] van 5 december 2015 ten onrechte opgevat als een erkenning.
3.13.2
Grief 2 betreft DAB-2. HNO heeft soortgelijke kritiek op DAB-2 als hiervoor weergegeven voor DAB-1. Verder heeft de DAB ten onrechte rente toegewezen.
3.13.3
Volgens grief 3 is BNI tekortgeschoten door een bedongen bankgarantie niet te stellen. Hierdoor heeft zij kosten bespaard en is zij ongerechtvaardigd verrijkt.
3.13.4
Grief 4 betreft de beslissingen van de DAB over indexatie. De DAB heeft beslist dat BNI bedragen voor verlate betaling in rekening mag brengen op basis van indexcijfers. Aan BNI komt echter geen recht op indexatie toe.
3.13.5
Bij grief 5 vordert HNO rente over het te veel betaalde.
3.13.6
Bij grief 6 vordert HNO een vergoeding van proceskosten.
3.14
BNI heeft in incidenteel hoger beroep drie grieven aangevoerd.
3.14.1
Grief 1 is gericht tegen 4.1 van het tussenvonnis. Volgens BNI heeft Sona, nu haar positie is overgenomen door HNO, geen belang bij haar vorderingen en dient zij daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.14.2
Grief 2 is gericht tegen de afwijzing van de reconventionele vorderingen van BNI. De aansprakelijkheid voor de vertraging is niet betwist. Het gaat slechts om de hoogte van de vergoeding. BNI heeft voldoende gesteld om de rechter in staat te stellen de door BNI gevorderde posten (onderdekking, kosten van rechtsbijstand, kosten van deskundigen en inefficiëntieschade) te beoordelen.
3.14.3
Grief 3 is gericht tegen 2.4 van het eindvonnis. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de daadwerkelijke advocaatkosten van de onderhavige procedure, maar wel voor een veroordeling tot een vergoeding voor juridische bijstand en advies- en rapportagekosten.
Beoordeling door het Hof
3.15
Ten behoeve van de rolzitting van 20 februari 2024 heeft de gemachtigde onder meer het volgende aan het Hof bericht:
Het dossier is bewerkelijk en omvangrijk, zodat alleen een mondeling pleidooi daarin nog duidelijkheid kan verschaffen. (…) [Over en weer kunnen] ook vragen gesteld (…) worden. Gelet op het voorgaande voegt een mondeling pleidooi [toe aan dit langlopende geschil] dat de kwestie helder en begrijpelijk samengevat [wordt]. (…)
Een passende voortzetting in appel komt (…) neer op een mondeling pleidooi, waarmee ook het maatschappelijk belang voldoende voor het voetlicht kan worden gebracht.
3.16
Het Hof onderschrijft dit betoog in zoverre dat het een mondelinge behandeling wenselijk acht, onder meer om tot een beter overzicht over de zaak te komen. De pleitnota’s die Sona, HNO en BNO op 8 oktober 2024 alsnog hebben ingediend, tellen respectievelijk 11, 34 en 128 pagina’s. Dit heeft de behoefte aan overzicht niet verminderd, integendeel.
3.17
Grief 1 van BNI strekt ertoe dat Sona niet-ontvankelijk verklaard wordt op de grond dat zij geen belang bij haar vorderingen heeft. Het Hof acht het niet zinvol om daar in dit stadium een oordeel of een voorlopig oordeel over te geven. Desgewenst kan deze grief bij de mondelinge behandeling aan de orde worden gesteld.
3.18
Voorshands is het Hof van oordeel dat BNI uit de brief van 5 december 2015 redelijkerwijs geen enkele erkenning mocht afleiden, ook geen erkenning onder voorbehoud van een toetsing door een accountant. De aanhef “voorlopige erkenning van de interim claim” maakt voldoende duidelijk dat de brief geen definitief standpunt inhoudt.
3.19
Voorshands is het Hof van oordeel dat Sona geen recht heeft op een vergoeding vanwege het nalaten van BNI om een bankgarantie te stellen. Op grond van hetgeen Sona heeft gesteld, kan niet worden aangenomen dat de door BNI uitgespaarde kosten tot een verarming bij Sona hebben geleid. Bewijs daarvan is niet geleverd of aangeboden.
3.2
Alle (overige) belangrijke geschilpunten hebben betrekking op de hoogte van de verschuldigde betalingen, vast te stellen door een juiste toepassing van de regels die daarover in de overeenkomst en de UAV-GC 2005 zijn gegeven. Uit het bepaalde in de bijlage bij de aannemingsovereenkomst volgt dat indien een partij tijdig een
notice of dissatisfactionuitbrengt, deze partij niet is gebonden aan de uitspraak van de DAB. Beide partijen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt met betrekking tot beide uitspraken van de DAB. Daarom zijn partijen bij de formulering van hun geschilpunten niet gebonden aan hetgeen de DAB heeft overwogen en beslist. Ook de rechter is bij de beoordeling van de geschilpunten niet gebonden aan de overwegingen en beslissingen van de DAB.
3.21
Een deskundigenbericht, uit te brengen door een of meer door het Hof te benoemen deskundigen, lijkt noodzakelijk. Partijen wordt daarom verzocht uiterlijk twee weken vóór de mondelinge behandeling een schriftelijk voorstel bij het Hof in te dienen (met afschrift aan de wederpartij(en)) van de persoon/personen van de door het Hof te benoemen deskundige(n) en de aan deze(n) te stellen vragen. Het zou goed zijn als partijen hierover vooraf overeenstemming bereiken, met name over de persoon/personen van de deskundige(n). Zij dienen in elk geval met elkaar hierover te overleggen.
3.22
Het lijkt mogelijk en efficiënt om een deskundigenbericht te gelasten zonder dat het Hof vooraf enig inhoudelijk oordeel geeft. Indien partijen menen dat het beter is dat het Hof wel vooraf inhoudelijke oordelen geeft, dienen zij bij hun hiervoor bedoelde schriftelijke uitlating een lijstje te voegen van de geschilpunten die naar hun mening vooraf door het Hof zouden moeten worden beoordeeld. De geschilpunten behoeven niet te worden uitgewerkt.
3.23
De schriftelijke uitlating van iedere partij mag in totaal niet meer dan vijf pagina’s bedragen (zie HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, 3.3.1).
B E S L I S S I N G
Het Hof:
handhaaft de beslissing dat een mondelinge behandeling van de zaak zal plaatshebben op vrijdag 14 november 2024 om 8.30 uur, met een maximale duur van 90 minuten;
bepaalt dat partijen uiterlijk op vrijdag 31 oktober 2024 om 8.30 uur een schriftelijke uitlating indienen als hiervoor onder 3.19-3.21 bedoeld;
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, W.P.M. ter Berg en E.P. van Unen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 9 september 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.