ECLI:NL:OGHACMB:2025:254

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
SXM2025H00013, SXM2025H00014 en SXM2025H00015.
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslagen Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van bezwaren die zijn ingediend door AUC School of Medicine B.V. tegen de naheffingsaanslagen van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen (USZV) over de jaren 2018, 2019 en 2020. De bezwaren zijn een dag te laat ingediend, wat leidt tot de vraag of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. USZV heeft de bezwaren van AUC niet-ontvankelijk verklaard, wat door het Gerecht in eerste aanleg is bevestigd. AUC heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de bezwaarschriften wel degelijk bezwaargronden bevatten en dat USZV geen duidelijke waarschuwing heeft gegeven over de gevolgen van de termijnoverschrijding. Het Hof heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat USZV terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de bezwaren niet-ontvankelijk te verklaren. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

SXM2025H00013, SXM2025H00014 en SXM2025H00015
Datum uitspraak: 29 oktober 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op de hoger beroepen van:
AUC School of Medicine bv (hierna: AUC), gevestigd in Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 20 januari 2025 in zaken nrs. SXM202400765, SXM202400766 en SXM202400767, in het geding tussen:
appellante
en
het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen (hierna: USZV)
Procesverloop
Bij beschikkingen van 24 november 2023 en 19 januari 2024 heeft USZV aan AUC naheffingsaanslagen premies Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering (hierna: ZV/OV) over de jaren 2018, 2019 en 2020 opgelegd.
Bij beschikking van 21 mei 2024 heeft USZV de door AUC daartegen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 20 januari 2025 heeft het Gerecht de door AUC daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft AUC hoger beroep ingesteld.
USZV heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak op een zitting behandeld op 6 oktober 2025. AUC werd vertegenwoordigd door mr. S.B. van Riesen, gemachtigde. De minister werd vertegenwoordigd door mr. M.M. Hofman-Ruigrok, advocaat en T. Brunings, senior juridisch adviseur bij USZV.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over de ontvankelijkheid van de door AUC gemaakte bezwaren tegen de (primaire) beschikkingen van 24 november 2023 en 19 januari 2024. Tussen partijen is niet in geschil dat de gronden van de bezwaren een dag te laat zijn ingediend. Wel in geschil is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. USZV vindt van niet. Het Gerecht heeft geoordeeld dat USZV de bezwaren van AUC terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. AUC betwist dit oordeel in hoger beroep.

De relevante feiten en omstandigheden

2. Voor de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
2.1. Bij beschikking van 24 november 2023 heeft USZV aan AUC een naheffingsaanslag ZV/OV-premie opgelegd over het jaar 2018. In de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze beschikking is het volgende vermeld:
“Bezwaar. U kunt tegen een aanslag uitsluitend schriftelijk bezwaar aantekenen. In het bezwaarschrift geeft u de reden(en) van uw bezwaar aan en vermeldt u het aanslagnummer, het SZV- en het CRIB-nummer.
Als niet voldaan wordt aan voorgaande punten, kan uw bezwaarschrift niet in behandeling worden genomen. Het bezwaarschrift moet u binnen de wettelijke termijn van zes weken na dagtekening van de aanslag indienen bij de SZV.Richt het bezwaarschrift aan de SZV. Voeg bij uw bezwaarschrift een kopie van het ingevulde aangifteformulier over de betreffende maand(en).”
2.2. Bij brief van 11 december 2023 heeft AUC bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Het bezwaarschrift is ingediend door [naam], [functie] bij Grant Thornton. In het bezwaarschrift is onder ‘objection’ het volgende aangevoerd:
“Objection. The mentioned assessment was imposed following a wage tax audit performed on the taxpayer for the years 2017 up to and including 2020. The taxpayer has received the final tax audit report. We file this letter to ensure the admissibility of the protest and preserve the right to protest.
We kindly request you to grant an extension to motivate this objection letter until we have received the final tax audit report and a reasonable time to motivate the objection letterfollowing the receipt of the audit report. The taxpayer is currently compiling all necessary information.”
2.3. Bij brieven van 20 februari 2024 heeft AUC bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 19 januari 2024 met daarin de naheffingsaanslagen ZV/OV-premie over de jaren 2019 en 2020. Ook deze brieven zijn verzonden door [naam] van het accountantskantoor Grant Thornton. De bijlagen bij deze beschikkingen bevatten dezelfde informatie over de mogelijkheid bezwaar te maken als hiervoor onder 2.1 vermeld. De bezwaarschriften van AUC van 20 februari 2024 bevatten dezelfde ‘objection’ als hiervoor onder 2.2 vermeld.
2.4. Naar aanleiding van het verzoek gedaan in de bezwaarschriften om een nadere termijn voor het motiveren van de bezwaren heeft USZV AUC op 28 maart 2024 per e-mail in de gelegenheid gesteld om de bezwaargronden uiterlijk op 11 april 2024 in te dienen. Dit bericht luidt als volgt:
“Dear Employer, Please be advised that your request for objection does not meet the requirements outlined in article 57, section 4 of the National Ordinance Administrative Law, in which the following is stated: ‘The objection letter contains:
a. the name, first names and place of residence of the objecting party and, if it is submitted by an authorized representative, also the name, first names and place of residence of the representative;
b. a clear description of the decision against which the objection is directed; c. the grounds on which the objection is based, including the interest that the objecting party has in the decision;
d. an indication of what is being claimed;
e. the signature by the objector or his representative;
f. the choice of a place of residence in the (former) Netherlands Antilles, if the objecting party does not have a place of residence in the (former) Netherlands Antilles.’
Please note that failure to submit the objection by April 11, 2024, could result in the inadmissibility of the (proforma) objection letter."
2.5. Op 11 april 2024 heeft AUC verzocht om uitstel van de termijn voor het indienen van de bezwaargronden tot 18 april 2024. De e-mail luidt als volgt:
“On behalf of our client AUC School of Medicine B.V. CRIB number 435.152.750 we kindly request you attention on the following. Following a wage audit, our client received ZV/OV premium assessments for the years 2018-2020.
Our client has submitted proforma objections against these assessments.Recently the client received a response on the submitted pro-forma protest letters, which stated a deadline for substantiating these protest letters (attached). The final audit report was provided yesterday (10 April 2024) by the tax administration office. We would like some additional time to review the report and the findings stated by the tax auditor.
Therefore, we kindly request for you to provide us with an extension of 1 week to properly motivate the already submitted protest letters until 18 April 2024.”
2.6. USZV heeft het verzoek van AUC ingewilligd bij e-mail van 12 april 2024. Dit bericht luidt als volgt:
“We have received your email and request in good order. We have discussed this request and decided to give you and your client an extension to submit the response.
You and your client have until Thursday, April 18th, 2024, to submit your response. We will not be able to provide any further extensions once this deadline has passed.
2.7. AUC heeft de bezwaargronden ingediend op 19 april 2024.
2.8. Bij de bestreden beschikking heeft USZV de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden een dag te laat zijn ingediend.
Het oordeel van het Gerecht
3. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de bezwaarschriften van 11 december 2023 en 20 februari 2024 geen bezwaargronden bevatten en daarmee niet voldoen aan de eis van artikel 57, vierde lid, aanhef en onder c, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar). USZV heeft AUC daarom terecht een termijn gesteld om dit verzuim te herstellen. De aanvankelijk gegeven termijn van twee weken is nadien op verzoek van AUC met een week verlengd tot uiterlijk 18 april 2024. De gronden van 19 april 2024 zijn buiten de gestelde termijn ingediend, zodat aan de toepassingsvoorwaarde voor niet-ontvankelijkverklaring van artikel 60, tweede lid, van de Lar is voldaan. Het Gerecht heeft de gegeven termijn van in totaal drie weken om het verzuim te herstellen niet onredelijk kort geacht. Het Gerecht heeft geoordeeld dat uit de e-mails van 28 maart 2024 en 12 april 2024 genoegzaam blijkt dat aan AUC een fatale termijn is gesteld. Dat de e-mail van 12 april 2024 niet de waarschuwing van niet-ontvankelijkheid bevat (hierna: n-o waarschuwing), maakt niet dat USZV de bezwaren niet meer niet-ontvankelijk kon verklaren. Daarbij is volgens het Gerecht van betekenis dat AUC in de gehele procedure is vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig bijstand verleent. Gelet hierop is het Gerecht van oordeel dat USZV ondanks de geringe termijnoverschrijding van een dag gebruik heeft mogen maken van de bevoegdheid om de bezwaarschriften van AUC niet-ontvankelijk te verklaren.
De standpunten van partijen in hoger beroep
4. AUC heeft aangevoerd dat de bezwaarschriften ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. Ten eerste omdat de inleidende bezwaarschriften wel bezwaargronden bevatten. Ten tweede omdat in de e-mail van USZV van 12 april 2024 geen n-o waarschuwing is opgenomen, terwijl dat op grond van de rechtspraak van de hoogste Nederlandse bestuursrechters wel had gemoeten. Daarnaast voert AUC aan dat USZV geen duidelijk beleid heeft over het gebruik van de bevoegdheid om een bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren, hetgeen strijd oplevert met het rechtszekerheids- en het zorgvuldigheidsbeginsel. Ter zitting heeft AUC nog benadrukt dat de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaarschriften onredelijk is, omdat er in deze kwestie geen derden-belanghebbenden zijn, de beslissing van USZV tot grote financiële schade leidt voor AUC en het handelen van USZV niet bijdraagt aan een eerlijke en richtige heffing van ZV/OV-premies. Subsidiair betoogt AUC dat als de bezwaargronden te laat zijn ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar zou zijn, USZV de bezwaren ambtshalve inhoudelijk had dienen te behandelen, zoals te doen gebruikelijk bij belastingzaken.
4.1. USZV heeft allereerst aangevoerd dat de inhoudelijke gronden van AUC over de vraag of terecht naheffingsaanslagen zijn opgelegd, niet aan de orde kunnen komen in hoger beroep, omdat in de uitspraak van het Gerecht uitsluitend is ingegaan op de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften. Daarover voert USZV aan dat de inleidende bezwaarschriften geen bezwaargronden bevatten, zodat AUC de gelegenheid is geboden dit gebrek te herstellen. Daarbij is de wettelijk voorgeschreven termijn van twee weken in acht genomen. Ook is toen gewaarschuwd dat het niet tijdig indienen van de bezwaargronden kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring. USZV is AUC onverplicht ter wille geweest door op haar verzoek en conform haar verzoek een extra uitstel te verlenen tot 18 april 2024. Daarbij is vermeld dat 18 april 2024 de deadline is en dat geen verder uitstel zal worden verleend. De bezwaargronden zijn een dag te laat ingediend en te laat is te laat. USZV hanteert in dergelijke situaties een consistente lijn; alle bezwaarschriften die te laat zijn ingediend en waarvoor geen geldige redenen voor de termijnoverschrijding worden aangevoerd, worden niet-ontvankelijk verklaard. Dat is zorgvuldig en dient de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid, aldus USZV.
Over het subsidiaire standpunt van AUC heeft USZV aangevoerd dat de zaken socialeverzekeringszaken betreffen en geen belastingzaken, zodat de verwijzingen van AUC naar de belastingpraktijk niet opgaan. USZV is niet gehouden om te laat ingediende bezwaargronden ambtshalve alsnog inhoudelijk te beoordelen. In 2020/2021 heeft USZV dit tijdelijk en coulancehalve wel gedaan, maar die praktijk is na de covid-periode weer verlaten, zo heeft USZV toegelicht op de zitting van het Hof.
Het oordeel van het Hof

De omvang van het geding

5. Het hoger beroep van AUC richt zich tegen de uitspraak van het Gerecht waarbij het beroep tegen de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaarschriften ongegrond is verklaard. Dit betekent dat het Hof allereerst moet beoordelen of het Gerecht terecht tot dit oordeel is gekomen. Het Hof beantwoordt die vraag bevestigend. De redenen daarvoor worden hierna uiteengezet. Om die reden komt ook het Hof niet toe aan bespreking van de door AUC opgeworpen kritiek tegen de zorgvuldigheid van het controlerapport en de juistheid van de opgelegde naheffingsaanslagen.
De vraag of USZV gehouden was de te laat ingediende bezwaargronden alsnog ambtshalve inhoudelijk te beoordelen beantwoordt het Hof ontkennend. In geval van een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn is een bestuursorgaan daartoe niet verplicht.

Bevatten de inleidende bezwaarschriften bezwaargronden?

5.1.
Het Hof is, net als het Gerecht, van oordeel dat de inleidende bezwaarschriften van 11 december 2023 en 20 februari 2024 geen bezwaargronden bevatten. AUC maakt in die inleidende bezwaarschriften melding van de ontvangst van een tax audit, maar geeft niet aan dat dit onderzoek gebrekkig, onzorgvuldig of onjuist zou zijn en/of om welke redenen dit rapport niet kan dienen als grondslag voor de opgelegde naheffingsaanslagen of waarom die naheffingsaanslagen overigens onjuist zouden zijn. Het Gerecht heeft dan ook terecht geoordeeld dat die bezwaarschriften niet voldoen aan de eis van artikel 57, vierde lid, aanhef en onder c, van de Lar. Daarbij betrekt het Hof dat AUC de inleidende bezwaarschriften ook zelf heeft aangeduid als ‘pro forma objections’ en ‘pro forma objection letters’.

De hersteltermijn

5.2.
Indien een bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 57, vierde lid, van de Lar, moet het bestuursorgaan op grond van artikel 60, eerste lid, van de Lar de bezwaarde in de gelegenheid stellen de gebreken te herstellen. Daarbij wordt de termijn vermeld waarbinnen het herstel van de gebreken dient te geschieden. Die termijn bedraagt minimaal veertien dagen. Het Hof stelt vast dat USZV aan AUC eerst een termijn heeft gegeven van veertien dagen om het gebrek te herstellen, overeenkomstig de wettelijke eisen. Daarna heeft USZV op verzoek van AUC die termijn verlengd tot 18 april 2024.

De bevoegdheid tot niet-ontvankelijkverklaring

5.3.
AUC heeft van de geboden gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. De bezwaargronden zijn namelijk op 19 april 2024, dus een dag te laat ingediend. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat USZV bevoegd was op grond van artikel 60, tweede lid, van de Lar de bezwaarschiften van AUC niet-ontvankelijk te verklaren. Daarmee komt de vraag aan de orde of USZV in dit geval van die bevoegdheid gebruik heeft mogen maken.

Gebruik van de bevoegdheid

5.4.
AUC beantwoordt die vraag ontkennend, omdat in de e-mail van 12 april 2024 geen waarschuwing was opgenomen dat bij het overschrijden van de termijn de bezwaarschriften niet-ontvankelijk konden worden verklaard. In dat kader verwijst AUC allereerst naar het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6831.
Dit betoog slaagt niet, omdat het in dat arrest gaat om het vertrouwen dat een rechtzoekende kan ontlenen aan het Besluit fiscaal bestuursrecht, een beleidsregel van de staatssecretaris van Financiën van 9 december 2008 (Stcrt. 2008, nr. 253). Dat Besluit is hier niet van toepassing. Ook heeft USZV niet een gelijke of vergelijkbare beleidsregel waaraan rechtzoekenden, zoals AUC, het vertrouwen kunnen ontlenen dat wanneer USZV geen n-o waarschuwing heeft opgenomen, USZV ingeval het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld, niet zonder meer tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar zal overgaan.
5.5.
AUC heeft zich verder beroepen op rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) en de Hoge Raad.
5.5.1.
In de uitspraak van de ABRvS van 25 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1399, is – met verwijzing naar eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep - overwogen dat de in het kader van de bezwaarschriftprocedure in acht te nemen zorgvuldigheid meebrengt dat een bestuursorgaan dat de indiener van het bezwaarschrift een als fataal bedoelde termijn stelt om een gepleegd verzuim te herstellen, daarbij dient te vermelden dat bij het overschrijden van die termijn de kans bestaat dat dit niet-ontvankelijkverklaring tot gevolg zal hebben. Aan dit zorgvuldigheidsvereiste wordt niet voldaan, indien bij een eerdere voor het herstel van het verzuim gestelde termijn wel is gewezen op de mogelijkheid van niet-ontvankelijkverklaring bij overschrijding daarvan, maar bij de laatste daarvoor gestelde termijn niet. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat, indien niet is voldaan aan dit zorgvuldigheidsvereiste, daaraan toch niet de gevolgtrekking dient te worden verbonden dat het besluit tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in rechte geen stand kan houden.
5.5.2.
In het arrest van de Hoge Raad van 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1048, wordt overwogen dat een zorgvuldige behandeling van een bezwaarschrift meebrengt dat het bestuursorgaan bij het aan de indiener van het bezwaarschrift stellen van een als fataal bedoelde termijn voor het herstellen van een verzuim, erop dient te wijzen dat overschrijding van die termijn ertoe kan leiden dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard. Daaraan doet niet af dat artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het doen van die mededeling niet uitdrukkelijk eist. Indien het bestuursorgaan heeft verzuimd die mededeling te doen, zal aan de hand van de omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld of de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand kan blijven.
5.6.
Het Hof stelt vast dat de Lar niet de eis stelt dat het bestuursorgaan bij het bieden van de gelegenheid een gebrek te herstellen een n-o waarschuwing moet opnemen. Het Hof is van oordeel dat die eis wel gesteld kan worden uit oogpunt van door het bestuursorgaan in acht te nemen zorgvuldigheid. Daarbij geldt dat ook bij het bieden van een tweede of volgende gelegenheid het gebrek te herstellen niet-ontvankelijkverklaring wegens het niet (tijdig) herstellen van het gebrek in beginsel alleen mogelijk is als bij de brief waarin de nadere termijn wordt gesteld een n-o waarschuwing is opgenomen. Indien die waarschuwing bij het nadere uitstel niet is opgenomen, zoals in dit geval, dan zal aan de hand van de omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld of de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand kan blijven.
5.7.
Het Hof onderschrijft de twee hiervoor genoemde uitspraken. Het Hof acht bij deze beoordeling voor dit geval van belang dat:
- in alle drie de primaire beschikkingen is vermeld dat het niet tijdig maken van bezwaar kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring;
- AUC vanaf het tijdstip van indienen van het eerste bezwaarschrift op 11 december 2023 tot en met 18 april 2024 de tijd heeft gehad om bezwaargronden te formuleren;
- USZV AUC bij brief van 28 maart 2024 de tijd heeft gegeven tot 11 april 2024 om de gronden van bezwaar in te dienen;
- in de brief van 28 maart 2024 de n-o waarschuwing is opgenomen;
- AUC heeft verzocht om een nader uitstel tot 18 april 2024;
- USZV onverplicht het verzoek van AUC om nader uitstel heeft gehonoreerd tot 18 april 2024;
- in de e-mail van 12 april 2024 is opgenomen dat geen verder uitstel wordt verleend na de deadline van 18 april 2024.
5.8.
Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is het Hof, net als het Gerecht, van oordeel dat er bij AUC, dat de gehele procedure is bijgestaan door personen van het kantoor Grant Thornton, die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, geen misverstand kan hebben bestaan dat het niet voldoen aan de verlengde termijn van 18 april 2024 kon leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaarschriften. Het Hof is daarom van oordeel dat USZV gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid de bezwaarschriften niet-ontvankelijk te verklaren.
5.9.
Naar aanleiding van de verwijzing door AUC naar recente rechtspraak in Nederland op het punt van de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen, merkt het Hof op dat die versoepeling in de rechtspraak eerst en vooral is bedoeld voor burgers, die incidenteel met bezwaar- en beroepsprocedures te maken hebben. AUC is een instelling/onderneming en geen burger. De gemachtigde van AUC heeft de bezwaargronden te laat ingediend. Daarvoor blijft gelden dat diens handelen in beginsel voor risico van de indiener (AUC) komt. Van (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de gemachtigde zelf is niet gebleken. Het niet tijdig indienen van het beroepschrift kan aan de instelling/onderneming worden toegerekend (vgl. de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, en 13 januari 2025, ECLI:NL:CBB:2025:42).
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd. USZV hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Van Ettekoven
voorzitter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2025.