In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De appellante, werkzaam bij de naschoolse kinderopvang Traimerdia, was bevorderd naar de rang van hoofdklerk, maar de ingangsdatum van deze bevordering werd vastgesteld op 1 augustus 2013, terwijl zij verzocht had om bevordering met terugwerkende kracht naar 1 januari 2011. De reden voor de vertraging in de bevordering was de arbeidsongeschiktheid van appellante gedurende 143 dagen in de beoordelingsperiode van 1 januari 2008 tot 1 maart 2013. Het Gerecht verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond, waarbij het verwees naar een vaste gedragslijn van de geïntimeerde die stelt dat bij langdurige arbeidsongeschiktheid het bevorderingsmoment kan worden uitgesteld.
In hoger beroep heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken de zaak behandeld en vastgesteld dat de geïntimeerde niet voldoende had aangetoond dat de gedragslijn bekend was en dat deze niet met terugwerkende kracht kon worden toegepast. De Raad oordeelde dat appellante in de beoordelingsperiode meer dan voldoende anciënniteit had opgebouwd om in aanmerking te komen voor bevordering. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het bezwaar van appellante gegrond, met de opdracht aan de Gouverneur om binnen twee maanden een nieuwe beschikking te nemen op het verzoek van appellante.
De Raad heeft ook de proceskosten van appellante toegewezen aan de Gouverneur van Aruba, die verplicht werd om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in het beleid van de overheid met betrekking tot bevorderingen en de noodzaak om anciënniteitseisen op een consistente manier toe te passen.