ECLI:NL:PHR:1989:AD0995
Parket bij de Hoge Raad
- F.H. Tiethoff
- V.d. Feltz
- Rechtspraak.nl
Faillissementsrecht en verrekening van huurtermijnen met vorderingen op failliete verhuurder
In deze zaak gaat het om de vraag of de Nederlandsche Middenstandsbank N.V. (NMB) zich kan beroepen op compensatie van huurtermijnen met een vordering op de failliete verhuurder, Het Residentieslachthuis B.V. (RSH). RSH werd op 17 juli 1985 failliet verklaard, waarna de curator de NMB dagvaardde voor achterstallige huur. De NMB had eerder een krediet verstrekt aan RSH en stelde dat de huurtermijnen die na de faillietverklaring vervielen, niet als schuld konden worden gezien die vóór de faillietverklaring was ontstaan. De kantonrechter en de rechtbank in Den Haag gaven de NMB gelijk, maar de curator ging in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de huurtermijnen die na de faillietverklaring vervielen, wel degelijk voortvloeien uit een vóór de faillietverklaring bestaande rechtsbetrekking, en dat de NMB zich op compensatie kan beroepen. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de voorwaarden voor compensatie in faillissement zorgvuldig te overwegen, vooral in het licht van de wetsgeschiedenis en eerdere rechtspraak. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat het beroep van de curator moest worden verworpen.