ECLI:NL:PHR:2008:BG3578
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis en gevaarscriterium
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2008 uitspraak gedaan over een machtiging tot voortgezet verblijf van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De betrokkene, die lijdt aan een autistische stoornis, was eerder opgenomen in een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank had op 27 juni 2008 een machtiging verleend voor een periode van twee jaar, omdat de rechtbank tot de conclusie was gekomen dat de geestelijke stoornis van de betrokkene gevaar zou kunnen veroorzaken voor anderen. De betrokkene had in cassatie geen verweer gevoerd, maar stelde dat hij vrijwillig in het ziekenhuis wilde blijven zonder rechterlijke machtiging.
De Hoge Raad overwoog dat de rechtbank voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat de betrokkene niet de nodige bereidheid had om vrijwillig in het ziekenhuis te verblijven. De rechtbank had zich gebaseerd op verschillende rapportages, waaronder een risicotaxatie van het Forensisch-psychiatrisch centrum, waaruit bleek dat de betrokkene een hoog risico op delictgedrag vertoonde. De rechtbank concludeerde dat het gevaar voor anderen niet kon worden afgewend zonder de veilige en gestructureerde omgeving van het ziekenhuis.
De Hoge Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de beoordeling van de bereidheid van de betrokkene om zich vrijwillig op te laten nemen in het ziekenhuis niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad benadrukte dat de wetgever ruimte heeft gegeven voor een persoonlijke benadering in dergelijke zaken en dat de rechtbank de nodige beoordelingsmarge had om tot haar oordeel te komen. De conclusie van de A-G was dat het beroep moest worden verworpen, wat de Hoge Raad ook deed.