ECLI:NL:PHR:2009:BI0070
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Beëindiging huurovereenkomst winkelruimte wegens dringend eigen gebruik en ontvankelijkheid vordering
In deze zaak gaat het om de beëindiging van een huurovereenkomst voor winkelruimte tussen Aldi Vastgoed B.V. en een verweerster, die een cafetaria exploiteert. De huurovereenkomst werd in 1994 aangegaan, maar Aldi kocht het pand in 2000 en volgde daarmee de rol van verhuurder van [A] B.V. op. In december 2003 heeft Aldi de huur opgezegd met als reden dringend eigen gebruik, met een opzegging die per 1 januari 2005 inging. De inleidende dagvaarding voor de beëindiging van de huurovereenkomst werd echter pas op 21 juli 2005 betekend, wat leidde tot een geschil over de ontvankelijkheid van de vordering.
De Hoge Raad behandelt de vraag of Aldi ontvankelijk is in haar vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst, gezien de termijn waarbinnen deze vordering moest worden ingesteld. De wet vereist dat de verhuurder een vordering tot beëindiging instelt na de opzegging, maar er is geen specifieke termijn vastgesteld voor het indienen van deze vordering. De Hoge Raad wijst op de noodzaak van een strikte uitleg van de regels omtrent de opzegging en beëindiging van de huurovereenkomst, en concludeert dat de opzegging door de verhuurder zijn effect verliest als de beëindigingsvordering niet binnen de opzegtermijn wordt ingesteld.
De conclusie van de Hoge Raad is dat de klachten van Aldi gegrond zijn, en dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat Aldi niet ontvankelijk was in haar vordering. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en beveelt verdere beslissingen aan, waarbij de nadruk ligt op de noodzaak van een zorgvuldige toepassing van de wettelijke bepalingen omtrent huurrecht en de beëindiging van huurovereenkomsten.