ECLI:NL:PHR:2013:BY5678
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Moord met voorbedachte raad en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of de verdachte, die op 22 februari 2008 te Amsterdam samen met een medeverdachte een slachtoffer van het leven heeft beroofd, heeft gehandeld met voorbedachte raad. Het Hof had eerder geoordeeld dat de verdachte met opzet en na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld, wat essentieel is voor de bewezenverklaring van moord. De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen met betrekking tot voorbedachte raad uit eerdere jurisprudentie en benadrukt dat het voldoende is dat de verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn besluit. De bewijsvoering van het Hof werd als toereikend beschouwd, waarbij het Hof vooral belang hechtte aan de 'geruime tijd' die de verdachte had om na te denken over zijn handelen. De Hoge Raad concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat het handelen van de verdachte het gevolg was van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen met een mes verwond en heeft hem vastgebonden aan een motorblok, wat duidt op een weloverwogen en planmatige aanpak. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof zijn oordeel over de voorbedachte raad voldoende heeft gemotiveerd en dat de verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsbeweging. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de Hoge Raad de opgelegde straf kan verminderen, maar het beroep verder moet worden verworpen.