Conclusie
eerste middelklaagt dat het Hof geen beslissing heeft genomen op het bij appelschriftuur gedane verzoek tot het horen van getuigen.
getuigenwenst te horen: alle personen die voorkomen in het dossier en/of gehoord zijn door de politie en/of die belastend dan wel ontlastend over appellant hebben verklaard en/of wier verklaringen de Rechtbank voor het bewijs heeft gebruikt.
tweede middelhoudt in dat het Hof het bij appelschriftuur gedane verzoek tot het horen van een getuige-deskundige met toepassing van het verkeerde criterium heeft afgewezen, dan wel dat deze afwijzing zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk is.
Voorwaardelijk verzoek van de verdediging
Het verzoek ziet op de betrouwbaarheid van de herkenning door politieambtenaren op grond van het beeldmateriaal. Dat beeldmateriaal maakt deel uit van het dossier. Of de herkenningen betrouwbaar zijn is onder andere afhankelijk van de kwaliteit van dat materiaal. Daarover hebben de raadsman en de advocaat-generaal zich kunnen uitlaten en kan het hof een oordeel geven. Wat een deskundige daaraan kan toevoegen is onduidelijk. De betrouwbaarheid van de herkenningen dient voorts mede aan de hand van de overige zich in het dossier bevindende stukken beoordeeld te worden. Dit is bij uitstek het werk van de rechter. De raadsman en de advocaat-generaal hebben zich daarover kunnen uitlaten en het hof acht zich voldoende voorgelicht en geïnformeerd om daarover een oordeel te kunnen geven. Het verzoek tot het benoemen van een deskundige wordt afgewezen nu de noodzaak daartoe ontbreekt.”
derde middelhoudt in dat het Hof ontoereikend gemotiveerd en/of onbegrijpelijk is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging strekkende tot vrijspraak en voorts dat de bewezenverklaring niet uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
vierde middelkeert zich tegen de strafmotivering.