Conclusie
middelbehelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans onbegrijpelijk gemotiveerd, heeft geoordeeld dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van de politieambtenaren.
NJ2015/346 m.nt. Keulen de aandacht. Deze zaak vertoont gelijkenis met de onderhavige zaak, in elk geval ten aanzien van de eerste stuurbeweging van de verdachte. Ook in deze zaak had de verdachte geen gevolg gegeven aan de aanwijzingen van de achtervolgende verbalisanten om zijn voertuig tot stilstand te brengen en wilde de verdachte kennelijk ontkomen aan zijn aanhouding. Met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur stuurde de verdachte zijn auto meermalen naar links, terwijl hij wist dat een politievoertuig zich met nagenoeg dezelfde snelheid naast hem dan wel kort achter hem bevond. De verbalisant kon een aanrijding voorkomen door af te remmen. Het hof overwoog dat de verdachte door deze gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat daardoor een dodelijk ongeval zou ontstaan. De Hoge Raad casseerde. De Hoge Raad overwoog dat het in de bewezenverklaring omschreven opzet van de verdachte niet zonder meer uit de bewijsvoering kon worden afgeleid. Daarbij nam de Hoge Raad mede in aanmerking dat het hof niets had vastgesteld waaruit kon volgen dat en in welke mate een ongeval met dodelijke afloop waarschijnlijk was.
NJ2004/214, waarin een automobilist wegens doodslag was veroordeeld omdat hij hard en onverhoeds had geremd, waardoor een achteropkomende auto, in een uiterste poging om een botsing te voorkomen, tegen een boom was gereden. De Hoge Raad achtte het bewijs van voorwaardelijk opzet toereikend. Daarbij nam hij in aanmerking dat de beide auto’s met hoge snelheid en dicht achter elkaar reden over een tweebaansweg waarlangs aan beide zijden bomen stonden, terwijl de verdachte zich van deze situatie bewust was. Uit de bewijsvoering in de onderhavige zaak volgt dat de auto van de verdachte (de Audi) vóór de aanrijding op de linker rijstrook reed en de auto van de verbalisanten (de Volkswagen) op de rechter rijstrook. De auto van de verdachte schampt langs de auto van de verbalisanten en draait als het ware rechtsom voor de auto van de verbalisanten langs, terwijl er contact is tussen de rechter achterzijde van de Audi en de linker voorbumper van de Volkswagen. Aan de rechterzijde van de rijstrook waarop de politieauto rijdt bevindt zich een vluchtstrook met een breedte van ongeveer 3.50 meter en daarnaast is een licht stijgende grasberm die uitkomt op een toerit van de A76 (bewijsmiddel 9). De politieauto komt in de grasberm tot stilstand (zie onder meer bewijsmiddel 7).
NJ1997/199 m.nt. ’t Hart), overwogen dat de kans dat hij zelf zou komen te overlijden bewust op de koop heeft toegenomen. Uit de enkele gedragingen van de verdachte, die erop waren gericht de politieauto van de weg te drukken, kan zulks naar mijn mening evenwel niet worden afgeleid. Daarbij had het hof in zijn oordeel moeten betrekken dat het - behoudens aanwijzingen voor het tegendeel - naar ervaringsregelen niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een botsing met dodelijk gevolg zal plaatsvinden en ook de verdachte zelf als gevolg van zijn gedraging het leven zal verliezen. Het enkele rijgedrag van de verdachte in de onderhavige zaak - hoe onverantwoord ook - kan naar mijn mening niet een aanwijzing voor het tegendeel opleveren. Ook in dit opzicht meen ik dat het hof, mede in het licht van hetgeen ter zake door de verdediging in hoger beroep naar voren is gebracht, zijn oordeel ontoereikend heeft gemotiveerd.
NJ2015/346 en de daaronder gepubliceerde noot van Keulen. In die zaak had het hof het beroep op het “Porsche-arrest” verworpen met de motivering dat doelbewust geweld was gebruikt tegen verbalisanten, terwijl in het “Porsche-arrest” sprake was van gevaarlijke verkeersmanoeuvres. Die motivering kon niet verhinderen dat de Hoge Raad casseerde. Keulen stelt de vraag of de gedragingen in die zaak - die gelijkenis vertonen met de gedragingen in de onderhavige zaak - bij de typering geweldshandeling passen. Rijgedrag waarmee iemand op onverantwoorde wijze wil ontkomen aan de politie zal volgens hem doorgaans beter als een serie gevaarlijke verkeersmanoeuvres gekarakteriseerd kunnen worden, waarbij het onderscheid tussen doelbewuste geweldshandelingen en gevaarlijke verkeersmanoeuvres uiteindelijk niet doorslaggevend is. [11]