Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
2 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 11 november 2013 is gewezen. De verdachte, geboren in 1954, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. B.P. de Boer, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep voor wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De raadsman heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 2 december 2014 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.