Conclusie
3.Waarom het in deze zaak gaat
4.De bestreden beslissing
De officier van justitiedeelt mee:
overeenkomstigetoepassing is, dient gekeken te worden naar hoe de bepalingen redelijkerwijs uit moeten worden gelegd.
beveelt dat die oproeping aan veroordeelde wordt betekend.”
5.Juridisch kader
6.Wetsgeschiedenis
7.Toekomstig recht
8.Standpuntbepaling
(a) Bij de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf heeft de wetgever in alle gevallen rechterlijke tussenkomst nodig geacht. Die tenuitvoerlegging kan alleen plaatsvinden op basis van een door de rechter te geven last. Dat is bij de omzetting van een taakstraf in de door de rechter bevolen vervangende hechtenis anders. Een last van de rechter is daarvoor niet nodig, zelfs een bevel van het openbaar ministerie is niet meer vereist. Dit betekent dat de wetgever rechterlijke tussenkomst bij de omzetting van de taakstraf niet als een noodzakelijke waarborg heeft gezien. Dit wordt onderstreept door het feit dat een eventueel bezwaarschrift van de veroordeelde geen schorsende op opschortende werking heeft.
(b) De wetgever heeft het gevaar dat zonder goede reden tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis wordt overgegaan kennelijk niet erg groot ingeschat. Daarbij zal een rol hebben gespeeld dat de vraag of de veroordeelde de taakstraf naar behoren heeft verricht zich in het algemeen eenvoudiger laat beantwoorden dan de vraag of na een voorwaardelijke veroordeling de algemene of bijzondere voorwaarden zijn overtreden. Daar komt bij dat, als de taakstraf niet naar behoren is verricht, het openbaar ministerie weinig beoordelingsvrijheid is gelaten. Alleen in uitzonderlijke, door de wetgever omschreven gevallen kan van de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis worden afgezien. Een dergelijke rechtlijnigheid ontbreekt bij de voorwaardelijke veroordeling. De ruimte om hier maatwerk te leveren, is aanzienlijk groter. Maar belangrijker dan de betrekkelijk eenvoud van de beslissing is wellicht dat de omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis in de praktijk bijna steeds op een advies van de reclassering is gebaseerd. Daarop is door de minister ook gewezen. [27] Met enige overdrijving zou men kunnen zeggen dat de waarborg van rechterlijke tussenkomst kan worden gemist doordat de tussenkomst van de reclassering als alternatieve waarborg fungeert.
(c) Het welslagen van de taakstraf is in hoge mate afhankelijk van de medewerking van de veroordeelde. Tot die medewerking behoort dat hij zorgt dat hij bereikbaar is voor de reclassering. Art. 19 Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen bepaalt dat de ‘taakgestrafte’ veranderingen in de woon- of werksituatie onmiddellijk moet doorgeven aan de ‘uitvoerder taakstraffen’. Niet voorgeschreven is dat de uitnodiging voor het intakegesprek betekend moet worden. Als de ‘taakgestrafte’ ook op een herhaalde oproeping niet reageert, geldt de tenuitvoerlegging van de taakstraf als mislukt (vgl. art. 10, leden 1 en 2 van het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen). Een gebrek aan bereikbaarheid komt aldus voor risico van de veroordeelde.
(d) Een belangrijk verschil met de procedure waarvoor art. 14h lid 3 Sr primair is geschreven, is dat in de bezwaarschriftenprocedure het initiatief bij de veroordeelde ligt. Hij dient, nadat het openbaar ministerie hem de kennisgeving tenuitvoerlegging heeft betekend, tegen die kennisgeving (die hem dus moet hebben bereikt) een bezwaarschrift in. Dat maakt dat hij erop mag rekenen dat hij op korte termijn voor de behandeling ervan zal worden opgeroepen. Dat maakt ook dat een deel van de verantwoordelijkheid voor de ontvangst van die oproeping bij de veroordeelde kan worden gelegd. De veroordeelde kan in zijn bezwaarschrift het adres opgeven waarop hij te bereiken is. Als de oproeping naar dat adres wordt verzonden (of anders naar het adres dat hij bij de reclassering heeft opgegeven), heeft de veroordeelde het in het algemeen (fouten van de post daargelaten) aan zichzelf te wijten als de oproeping hem niet bereikt.
(e) Niet onbelangrijk is voorts dat het bezwaarschrift geen schorsende of opschortende werking heeft. Over de wenselijkheid daarvan kan verschillend gedacht worden. [28] Maar gegeven het ontbreken van die schorsende of opschortende werking is een snelle behandeling van het bezwaarschrift ook in het belang van de veroordeelde zelf. De betekening van de oproeping leidt tot een vertraging die een snelle behandeling kan frustreren.
(f) In de procedure waarop art. 14h lid 3 Sr primair betrekking heeft, is het weinig bezwaarlijk om betekening van de oproeping te verlangen omdat die betekening gelijktijdig met de betekening van de vordering kan plaatsvinden. In de bezwaarschriftenprocedure leidt de eis van betekening van de oproeping tot een dubbele betekening en daarmee ook tot dubbele kosten.
(g) Als aangenomen wordt dat de oproeping over de post kan worden toegezonden, is daarmee niet gezegd dat de rechter in voorkomende gevallen niet een tweede oproeping zou mogen verlangen die wél wordt betekend. Zie daarover nader hierna, onder 8.7 en 8.8.