Conclusie
eerste middelbehelst de klacht dat het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2017 uitspraak gedaan over een cassatieverzoek van de verdachte, die was veroordeeld voor valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. De verdachte had een hypothecaire lening aangevraagd bij de ING Bank, waarbij zij valse documenten had overgelegd die een gefingeerd dienstverband bij [A] N.V. moesten aantonen. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte en haar mededader(s) valse arbeidsovereenkomsten hadden opgemaakt en deze hadden gebruikt om de bank te misleiden. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmotivering van de rechtbank onvoldoende was, omdat de redengevende feiten en omstandigheden niet adequaat waren onderbouwd met verwijzingen naar de wettige bewijsmiddelen. De Hoge Raad wees erop dat de bewijsoverwegingen niet voldeden aan de wettelijke eisen, wat leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaringen niet voldoende met redenen waren omkleed. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad benadrukte het belang van een zorgvuldige bewijsmotivering, vooral in zaken waarin de bewijsconstructie complex is en de verdachte wordt beschuldigd van ernstige misdrijven.