Het hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
“Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-661445- 15 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de. duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van driejaren. Daarbij heeft de rechtbank een contactverbod alsmede een locatieverbod opgelegd als maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, welke maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-661445-15 primair tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd de maatregelen van een contactverbod alsmede een locatieverbod voor de gehele stad Utrecht op te leggen en verzocht deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer tweemaal in het gezicht gestoken en daarmee ernstig letsel toegebracht. Aan de steekwond heeft zij een groot litteken overgehouden in haar gezicht. Het is de verwachting dat dit zichtbaar zal blijven. In haar schriftelijke slachtofferverklaring vertelt zij dat zij hier (veel moeite mee heeft. Zij heeft hierdoor ook moeite om zichlin het openbaar te vertonen. Haar leven is hierdoor veranderd. De steekpartij heeft plaatsgevonden
in de eigen woning van het slachtoffer, door haar eigen partner. Haar kinderen waren op dat moment in de woning aanwezig en haar oudste zoon heft haar zwaar gewond en bloedend aangetroffen. Niet alleen het gevoel van veiligheid van het slachtoffer zelf is hierdoor ernstig aangetast, maar ook dat van haar zoon.
Het hof komt tot een hogere straf dan door de rechtbank is opgelegd. De omstandigheden waaronder verdachte de zware mishandeling heeft gepleegd, de ernst hiervan en de gevolgen voor het slachtoffer, zijnde zijn levensgezel, maken dat naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 30 mei 2016, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte in 2012 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten (huiselijk geweld), alsmede voor andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan hetzelfde feit.
Het hof acht een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit.
Daarnaast zal het hof, in de lijn met hetgeen de rechtbank daaromtrent heeft bepaald en de advocaat-generaal daaromtrent heeft gevorderd, aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbinden van een verbod contact te hebben met [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Het hof zal deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu het bewezenverklaarde feit gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Anders dan de rechtbank zal het hof geen locatieverbod opleggen, nu onvoldoende bekendheid bestaat over de woonplaats van het slachtoffer. Een locatieverbod betreffende de gehele stad Utrecht, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, is in dit verband te ingrijpend.”