ECLI:NL:PHR:2018:139
Parket bij de Hoge Raad
- W.H. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Werving voor de gewapende strijd en de betekenis van ondersteunende gedragingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of de gedragingen van de verdachte, die zorgde voor de bezittingen, het huishouden en de kinderen van een directe deelnemer aan de gewapende strijd, kunnen worden gekwalificeerd als deelname aan de gewapende strijd in de zin van artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was eerder vrijgesproken door het hof, dat oordeelde dat haar handelingen niet onder de definitie van 'gewapende strijd' vielen. De Hoge Raad bevestigde deze uitspraak en benadrukte dat het zorgen voor de bezittingen en het huishouden van een strijder niet kan worden aangemerkt als deelname aan de gewapende strijd. De Hoge Raad stelde dat de wetgever met de invoering van artikel 205 Sr beoogde om rekrutering voor de gewapende strijd strafbaar te stellen, maar dat dit niet geldt voor ondersteunende handelingen die geen geweld of directe deelname aan de strijd inhouden. De zaak illustreert de strikte interpretatie van wat onder 'gewapende strijd' valt en de noodzaak van een directe link naar gewelddadige handelingen om strafbaarheid te kunnen vaststellen. De conclusie van de Advocaat-Generaal werd gevolgd, en de verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep.