Conclusie
De standpunten.
Inhoud vordering.
eerste middelricht zich tegen zowel de ongegrondverklaring van het klaagschrift strekkende tot teruggave van de auto, subsidiair tot teruggave van de auto ontdaan van de gestolen onderdelen, als tegen de toewijzing door de rechtbank van de vordering tot onttrekking aan het verkeer van die auto. Het
tweede middelkomt op tegen de afwijzing van het verzoek om een geldelijke compensatie als bedoeld in art. 36b Sr, tweede lid juncto art. 33c, tweede en derde lid, Sr.
De beslissing op de vordering tot onttrekking aan het verkeer
of een geldelijke tegemoetkoming dient te worden toegekenden niet bij de vraag of het voorwerp als zodanig vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, hetgeen in het middel primair lijkt te worden gesteld.
Sildedzis tegen Polen [5] niet worden afgeleid dat de wettelijke regeling met betrekking tot de onttrekking aan het verkeer in strijd zou zijn met art. 1 EP noch dat in de onderhavige zaak de belangen in het concrete geval niet genoegzaam zouden zijn afgewogen. Die belangenafweging dient immers plaats te vinden bij de eventuele geldelijke tegemoetkoming, waarover meer bij de bespreking van het tweede middel.
tweede middelricht zich, zoals hiervoor al is aangegeven, tegen de afwijzing van het verzoek om een geldelijke compensatie als bedoeld in art. 36b Sr, tweede lid juncto art. 33c, tweede en derde lid, Sr. De steller van het middel doet in het verlengde van het eerste middel een beroep op het proportionaliteitsvereiste van art. 1 EP. Door het verzoek af te wijzen op de grond dat de klager nog de mogelijkheid heeft om zijn schade langs de civielrechtelijke weg op de verkoper van de auto te verhalen, heeft de rechtbank volgens de steller van het middel miskend dat als criterium geldt of de eigenaar onevenredig zwaar wordt getroffen door de onttrekking van zijn eigendom aan het verkeer. Daarmee, zo wordt gesteld, getuigt het oordeel van de rechtbank van een onjuiste rechtsopvatting, althans is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk.
De beslissing op het klaagschrift ex art. 552a Sv
mogenovergaan tot een partiële onttrekking. [13] Knigge breekt er zelfs een lans voor:
mogelijkheidtot partiële onttrekking voor de beklagrechter, die moet oordelen op een verzoek om teruggave dat is gebaseerd op art. 552a Sv, voldoende aanleiding kan zijn om aan te nemen dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende rechter de gehele Mercedes, in plaats van alleen de daarin gemonteerde gestolen onderdelen, aan het verkeer onttrokken zal verklaren. Ik meen van niet, maar dat is vooral ingegeven door de omstandigheid dat de beklagprocedure ex art. 552a Sv zich niet goed leent voor een partiële teruggave omdat daarmee al snel vooruit wordt gelopen op het latere oordeel van de strafrechter. Ik ben van mening dat het in principe aan die (in onderhavig geval: eventjes) later oordelende rechter is om te bepalen of de auto al dan niet in zijn geheel aan het verkeer moet worden onttrokken. [14]