Conclusie
eerste middelklaagt dat de bewezenverklaring, mede in het licht van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat de verdachte niet wist en ook niet redelijkerwijs moest vermoeden dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, onvoldoende met redenen is omkleed.
(het hof begrijpt: betrokkene)kwam uit de richting van de Holterweg en ging in de richting van de Godlandstraat. Tijdens verkeerscontrole/verkeerstoezicht.
LIST CRB VORDERINGPROCEDURES
HET CBR,
het hof begrijpt: voor meerderevrijheidsbenemingen) is begonnen op 02-12-2011 en is beëindigd op 15-03-2012”
wistdat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De enkele verzending per aangetekende brief van het besluit van het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs naar het toenmalige GBA-adres van de verdachte is daartoe onvoldoende, terwijl ook uit de eerdere onherroepelijk veroordeling voor het besturen van een mottorijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard de noodzakelijke wetenschap niet kan worden afgeleid. Zo is onduidelijk of de betreffende uitspraak op tegenspraak is gewezen, [6] terwijl bovendien niet zonder meer gezegd kan worden dat uit het ondergaan van een straf kan worden afgeleid dat de betreffende persoon ervan op de hoogte is voor welk feit of welke feiten die straf is opgelegd. Omdat de door het hof gebezigde bewijsmiddelen ook niet meer inhouden over de wetenschap van de verdachte dan hierboven aangehaald, meen ik dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
tweede middelklaagt dat het hof bij de straftoemeting onvoldoende rekening heeft gehouden met de toepassing van art. 63 Sr, althans dat het niet gemotiveerd heeft hoe het daar wel rekening mee heeft gehouden.