3.1Het arrest bevat de navolgende bewijsoverweging:
“Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Het pand gelegen aan de [a-straat 1] te Cuijk is in bruikleen gegeven aan een goede vriend van verdachte, namelijk [betrokkene 1] . [betrokkene 1] heeft - zonder toestemming dan wel kennisgeving vooraf aan cliënt - een gedeelte van het pand verhuurd aan een Vietnamese man. In het verhuurde gedeelte van het pand is de hennepkwekerij aangetroffen. Verdachte wist niets van de aangetroffen hennepkwekerij en de illegale omleiding van de elektriciteitsaansluiting, laat staan dat hij daarbij was betrokken. Getuige [getuige 1] heeft onjuist verklaard bij de politie, zijn verklaring bij de rechter-commissaris geeft een ander beeld en derhalve is de verklaring van [getuige 1] onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs. Dat verdachte meegebouwd heeft aan een verdiepingsvloer in de loods zegt niets over wetenschap met betrekking tot een hennepkwekerij en voorts verbleef verdachte frequent in Dubai en was hij niet regelmatig in de loods. Er is derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde feiten en vrijspraak dient te volgen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.
Op 16 juni 2010 (einddossier [betrokkene 1] , pag. 95) treft de politie in het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te Cuijk een hennepkwekerij aan. In de loods hingen camera’s. Achter een stellage werd een schuifdeur aangetroffen met daarachter een professionele hennepkwekerij. De kwekerij bestond uit twee etages. Op de benedenverdieping waren 1965 planten aanwezig, met onder andere 91 assimilatielampen en 68 transformatoren. Op de bovenverdieping 1560 planten met 51 transformatoren inclusief assimilatielampen.
In de meterkast van het pand was een omleidingskabel gemaakt om de stroommeter heen, waardoor diefstal van stroom plaatsvond.
In de grote hal van het pand, buiten de twee genoemde kwekerijen, werden diverse plastic manden (plukemmers) aangetroffen met daarin kleine resten van hennepplanten.
De aangetroffen planten waren 49 dagen oud (einddossier [betrokkene 1] , pag. 5).
Sinds het jaar 2003 is verdachte de eigenaar van het genoemde pand te Cuijk (einddossier [betrokkene 1] , pag. 94 en 95). Het pand is vanaf 1 augustus 2004 tot aan 31 juli 2009 voor een bedrag van € 27.000,00 per jaar verhuurd aan [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (einddossier [betrokkene 1] , pag. 86 en 89). Zij exploiteerden het bedrijf [A] in het pand (einddossier [betrokkene 1] , pag. 85). Toen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] het pand begin juni 2009 verlieten was er in het pand geen getimmerd hok met rolluik rechts achterin het pand en geen dubbele achterwand (einddossier [betrokkene 1] , pag. 86).
Nadat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] het pand hadden verlaten, heeft medeverdachte [betrokkene 1] het pand in bruikleen genomen (einddossier [verdachte] , pag. 8). [verdachte] heeft verklaard dat er geen huurcontract is opgesteld. [betrokkene 1] is een bekende van hem en wilde een bedrijf opzetten in meubels en/of ten behoeve van binnenhuisarchitectuur. [betrokkene 1] hoefde vooralsnog geen huur te betalen aan [verdachte] .
Vrachtwagenchauffeur [getuige 2] sprak, na het vertrek van [A] , met [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) en [betrokkene 1] (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 1] ) (einddossier [betrokkene 1] , pag. 83), kort voor de bouwvak in 2009. De getuige heeft toen gevraagd of hij zijn vrachtwagen mocht blijven plaatsen op het terrein. In de zomer heeft hij gezien dat er gebouwd werd aan een tussenwand en een bovenetage. Ook viel hem op dat er camera’s hingen en de deur en de poort elektrisch waren gemaakt ter beveiliging. Naast de twee personen [verdachte] en [betrokkene 1] heeft hij nooit andere mensen daar gezien.
Door de buurman van het pand aan de [a-straat 1] , getuige [getuige 1] , is verklaard dat vanaf omstreeks september 2009 verdachte en medeverdachte [betrokkene 1] ongeveer twee maanden bezig zijn geweest in het pand waarbij een hoop bouwmateriaal is afgeleverd dat de loods inging. Onder andere platen, stalen balken en isolatiemateriaal zijn afgeleverd (einddossier [betrokkene 1] , pag. 79 en 80). AI deze tijd heeft hij verdachte en medeverdachte [betrokkene 1] daar bezig gezien. Tot het aantreffen van de kwekerij heeft hij verdachte geregeld de loods in zien gaan, vaak samen met de medeverdachte [betrokkene 1] .
Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 1] verklaard dat, nadat medeverdachte [betrokkene 1] in beeld kwam, camera’s op het pand zijn geplaatst. Ook heeft hij allerlei plaatmateriaal en hout aangevoerd zien worden. Als de spullen geleverd werden was altijd één van de twee aanwezig. [betrokkene 1] was degene die hoofdzakelijk, in principe iedere dag, aanwezig was in het pand. Verdachte was er ook regelmatig, in de beginfase twee tot driemaal per week en later eenmaal of tweemaal per 14 dagen. Hij zag soms om 05:00 uur of 07:00 uur ’s ochtends auto’s en personen ter plaatse, en soms laat in de avond. Hij zag ook dat er dozen uit het pand werden meegenomen. Verdachte heeft hij twee of drie weken voor 15 juni 2010 bij het pand gezien, hij zag hem naar binnen lopen.
Medeverdachte [betrokkene 1] heeft bij de rechter-commissaris op 24 september 2013 verklaard dat het bedrijfje in meubels niet goed liep en dat hij een Vietnamees, genaamd [betrokkene 5] , tegenkwam die een ruimte zocht voor de opslag van meubels en potten uit Vietnam. Hij heeft toen een deel van de loods onderverhuurd per 1 april 2010. Deze Vietnamees heeft de wanden dichtgemaakt en toen had hij geen zicht meer op het verhuurde gedeelte. Toen het enige tijd verhuurd was kreeg [betrokkene 1] argwaan. Wat er gebeurde leek geen zuivere koffie.
Hij heeft verdachte hierover ingelicht.
Eerst ter zitting in hoger beroep heeft [betrokkene 1] een huurcontract overgelegd dat per 1 april 2010 [betrokkene 1] aan [betrokkene 5] een gedeelte van de loods verhuurt (welk contract aan de processtukken in de zaak van verdachte is toegevoegd).
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat medeverdachte [betrokkene 1] een verdiepingsvloer in de hal wilde. Verdachte heeft daarmee ingestemd, is betrokken geweest bij het bestellen van het materiaal, heeft de verbouwing bekostigd en is bij de verbouwing aanwezig geweest. Vlak voordat de hennepkwekerij werd opgerold heeft [betrokkene 1] hem verteld over de (onder)verhuur (verklaring verdachte ter terechtzitting hoger beroep d.d. 18 juli 2017).
Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] over wat zij gezien hebben bij het pand aan de [a-straat 1] in Cuijk. De ter zitting in hoger beroep ingebrachte schriftelijke verklaring van [getuige 1] doet niet af aan hetgeen hij bij de politie heeft verklaard en bij de rechter-commissaris heeft bevestigd. Dat hij eerst stelt verdachte op 2 juni 2010 te hebben gezien en later dat hij twee of drie weken vóór de inval van 16 juni 2010 verdachte heeft gezien doet niet af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring met betrekking tot zijn waarnemingen over de materialen die werden binnengebracht in het pand en de aanwezigheid van verdachte daarbij. De in de pleitnota genoemde periodes van verblijf in Dubai zijn daarmee evenmin in strijd. Uit de genoemde verklaringen blijkt dat verdachte nauw betrokken was bij de verbouwing in het pand waarbij een extra etage is gebouwd in de hal.
Het hof acht de verklaring van medeverdachte [betrokkene 1] dat hij toonzaaltjes wilde bouwen in het pand en toen het bedrijfje niet lukte hij een deel van de loods heeft onderverhuurd aan een Vietnamees genaamd [betrokkene 5] , niet geloofwaardig.
De pas ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde huurovereenkomst acht het hof onvoldoende om als serieuze onderbouwing van dat feit te dienen. Nog daargelaten het late moment in het proces dat het document is overgelegd, is ter zitting door de advocaat-generaal daartegen ingebracht dat de tenaamgestelde op de huurovereenkomst ( [betrokkene 5] ) niet de persoon is die volgens de door het parket van de advocaat-generaal geraadpleegde registers sinds 2001 op het in de huurovereenkomst vermelde woonadres woont. Nu die informatie van de advocaat-generaal onweersproken is gebleven en enige nadere toelichting op dat punt van de zijde van verdachte ontbreekt, is nadere verifiëring van de stelling van verdachte dat hij het pand in onderhuur heeft verstrekt aan de Vietnamese persoon ‘ [betrokkene 5] ’ niet mogelijk.
Het hof acht de verklaring van medeverdachte [betrokkene 1] over de onderverhuur bovendien ongeloofwaardig omdat plukemmers met daarin resten van hennep buiten de kweekruimtes zijn gevonden in het ‘niet verhuurde’ gedeelte van het pand, te weten de grote hal. Dat in het dossier de vindplaats van deze emmers wordt omschreven als voorloods acht het hof daarmee niet in strijd, immers uit het relaas proces-verbaal blijkt duidelijk dat deze buiten de kweekruimtes zijn gevonden.
Voorts neemt het hof het volgende in aanmerking. Verdachte en medeverdachte [betrokkene 1] hadden toegang tot het bedrijfspand en waren daar ook regelmatig aanwezig. Het hof acht met de rechtbank uitgesloten dat in het bewuste pand door anderen verbouwingswerkzaamheden hebben kunnen plaatsvinden en dat twee grote professionele kweekruimten zijn opgezet van het formaat als hier aan de orde en hebben gefunctioneerd, zonder dat verdachte en medeverdachte [betrokkene 1] daarvan op de hoogte zouden raken, en evenzeer dat anderen het risico van ontdekking daarvan voor lief zouden nemen. Daarnaast is het allerminst opmerkelijk te noemen dat er zonder medeweten van verdachte en medeverdachte een hennepkwekerij zou zijn opgezet in een zeer recent door henzelf verbouwd gedeelte in het pand waarbij een nieuw getimmerd hok met rolluik rechts achterin het pand is geplaatst en er tevens verschillende beveiligingsmaatregelen zijn genomen. Alles wijst erop dat het pand ingericht werd ten behoeve van de hennepkwekerij alsmede dat het pand dag en nacht onder toezicht moest staan nu er een slaapzak in het kantoor, scheerbenodigdheden op het toilet en camera’s in het pand zijn aangetroffen (einddossier [betrokkene 1] , pag. 96).
Dat verdachte niet geweten heeft van de hennepkwekerij acht het hof ongeloofwaardig. Voorafgaand aan het aantreffen van de kwekerij is door getuige [getuige 1] twee tot drie weken daarvoor nog waargenomen dat verdachte het pand binnenging. Volgens de getuige is verdachte tot aan het oprollen van de kwekerij op regelmatige basis aanwezig geweest. Nu de kwekerij in ieder geval, gelet op de ouderdom van de aangetroffen planten eind april al volop in werking was voor wat betreft de aangetroffen kweek, kan het, gelet ook op het formaat en de omvang van de kwekerij, niet anders zijn dan dat verdachte heeft waargenomen wat zich in zijn bedrijfspand bevond. Het hof concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wetenschap had van de hennepkwekerij in zijn pand.
Medeplegen
Met betrekking tot de vraag of sprake is van medeplegen stelt het hof voorop dat sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht moet zijn. Voor de vraag of sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt, nu het erom gaat dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat tussen verdachte en de medeverdachte [betrokkene 1] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij het opzettelijk aanwezig hebben van een hennepkwekerij. De intellectuele en materiële bijdrage van verdachte, in de vorm van het ter beschikking stellen van een pand, het helpen verbouwen van de ruimte ten behoeve van de kwekerij, bestellen van materialen en het financieren daarvan alsmede zijn regelmatige aanwezigheid is naar het oordeel van het hof van voldoende gewicht.
Gelet op het feit dat verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij in zijn pand, hij bij die kwekerij een wezenlijke rol vervulde, zoals hiervoor is overwogen, en de hennepkwekerij werd voorzien van een illegale elektriciteitsaansluiting in zijn meterkast, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat verdachte minst genomen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de elektriciteit ten behoeve van de kwekerij op illegale wijze, buiten de elektriciteitsmeter om, werd afgetapt.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit, zoals verwoord in de bewezenverklaring.
Het verweer wordt verworpen, in al zijn onderdelen.”