Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
middelklaagt dat het hof heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2019 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte, die eerder was veroordeeld voor eenvoudige belediging van een politieagent. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 12 dagen opgelegd, waarbij de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf was gelast. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat de strafmotivering van de politierechter niet voldeed aan de eisen van artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat de rechter expliciet aangeeft dat hij een vrijheidsbenemende straf oplegt en de redenen daarvoor vermeldt. In dit geval had de politierechter enkel verwezen naar 'de straf die aan de verdachte wordt opgelegd', zonder de specifieke redenen voor de keuze van de vrijheidsbenemende straf te vermelden. Dit verzuim leidt tot nietigheid van de strafmotivering, zoals ook eerder is vastgesteld in andere arresten van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel slaagt en heeft de bestreden uitspraak gedeeltelijk vernietigd, enkel wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de straf.