ECLI:NL:HR:2018:2196
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest wegens gebrekkige strafmotivering in diefstalzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en kreeg een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. De advocaat van de verdachte, S. van den Berg, stelde dat het Hof in strijd met artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) had verzuimd om in het arrest de redenen op te geven die specifiek hebben geleid tot de keuze voor de opgelegde vrijheidsbenemende straf. De Hoge Raad oordeelde dat deze gebrekkige motivering in strijd was met de wet en leidde tot nietigheid van de uitspraak van het Hof. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling van de zaak. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering door de rechter.