Conclusie
1.Simiramida-04 EOOD
dissenting opinionvan oordeel dat ingevolge de bepalingen van de Europese richtlijn betreffende de aanpassing van het merkenrecht (Richtlijn 89/104/EEG) import van producten van buiten de Europese Unie (EU) of EER als merkinbreuk moet worden gezien.
Omvang van de schade
2.Bespreking van het cassatiemiddel
eerste onderdeelklaagt over de door het hof aangenomen verdeling van de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het causaal verband (rov. 2.4).
tweede onderdeelis opgeworpen voor zover het hof voorshands bewezen heeft geacht dat Simiramida handelingen beoogde te verrichten die impliceren dat de whisky in de EER in de handel werd gebracht (rov 2.4.2) en klaagt over de juistheid en begrijpelijkheid van dat oordeel.
derde onderdeelis gericht tegen het passeren van het bewijsaanbod dat door Simiramida is gedaan (rov. 2.10).
vierde onderdeelbevat een voortbouwende klacht.
vijfde onderdeelklaagt over de juistheid en begrijpelijkheid van het oordeel dat Simiramida de schade door financieringslasten onvoldoende concreet heeft onderbouwd (rov. 2.4.4).
zesde onderdeelziet op het oordeel van het hof over de proceskostenveroordeling (rov. 2.12).
zevende onderdeelis weer een voortbouwende klacht.
eerste onderdeelklaagt dat in rov. 2.4-2.5.2 het oordeel besloten ligt dat op Simiramida de stelplicht en bewijslast rust van de omstandigheid dat de causale keten níet is doorbroken door het maken van inbreuk door Simiramida op het merkrecht van Diageo . Daar richt Simiramida een rechtsklacht tegen. Dat de causale keten zou zijn doorbroken is een (bevrijdend) verweer ten aanzien waarvan de stelplicht en bewijslast op grond van art. 150 Rv op Diageo rusten. Dit heeft het hof miskend. Voor zover het hof op grond van enige bijzondere regel of de redelijkheid en billijkheid heeft aangenomen dat op Simiramida de bewijslast rust van het niet doorbroken zijn van de causale keten, dan heeft het hof miskend dat een dergelijke situatie zich hier niet voordoet, althans heeft het hof dat oordeel onvoldoende gemotiveerd.
condicio sine qua non-verband aan te tonen tussen de onrechtmatige daad en het intreden van schade [8] . Is het
condicio sine qua non-verband komen vast te staan, dan is het aan de gedaagde die stelt dat het causaal verband is doorbroken om de daartoe benodigde feiten en omstandigheden te bewijzen [9] . In onze zaak heeft het hof geoordeeld dat de causale keten wordt doorbroken indien en voor zover Simiramida met haar handel inbreuk zou hebben gemaakt op het merkrecht van Diageo , omdat Diageo zich daartegen op goede gronden zou hebben kunnen verzetten. Vanwege het gebruik van de zinsnede ‘de causale keten wordt doorbroken’ zou men kunnen menen dat het hof hier het oog heeft op de situatie dat het
condicio sine qua non-verband tussen de onrechtmatige daad en het intreden van schade reeds is komen vast te staan. Bij nadere bestudering lijkt die lezing mij echter niet zo zeer wat het hof hier juridisch wil aangeven – al geef ik toe dat dit een scherpe lezing van het hofarrest vergt. Het oordeel van het hof is volgens mij beter aldus te verstaan dat Simiramida , ook afgezien van het beslag, de toekomstige verkoop niet had kunnen realiseren indien en voor zover Diageo zich daartegen vanwege de inbreuk op haar merkrecht had kunnen verzetten. Het oordeel van het hof heeft dan lijkt mij betrekking op het
condicio sine qua non-verband tussen het beslag en het niet kunnen realiseren van de toekomstige verkoop en gaat ervan uit dat dit causaal verband nimmer heeft bestaan. ‘Doorbreken’ moet dan worden opgevat in de zin van: het normaalgesproken optredende causaal verband tussen onrechtmatig beslag en daardoor veroorzaakte schade is hier bij nader inzien toch ‘afwezig’, of anders gezegd: ‘doorbroken’. Het oordeel ziet zo beschouwd niet op een later ingetreden omstandigheid die een al aanwezig
condicio sine qua non-verband zou verbreken [10] . Het hof heeft dan ook terecht geoordeeld dat de bewijslast ter zake het causaal verband op grond van art. 150 Rv op Simiramida rust (zie in min of meer vergelijkbare zin in subsidiaire sleutel s.t. Diageo 20). Het eerste onderdeel is in deze lezing volgens mij dan ook tevergeefs voorgesteld.
onderdelen 2.1 en 2.2lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
derde onderdeelis gericht tegen rov. 2.10, waar het hof overweegt dat de bewijsaanbiedingen geen betrekking hebben op feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere beslissing in deze zaak kunnen leiden, zodat die bewijsaanbiedingen als niet ter zake dienend worden gepasseerd. Dit oordeel geeft volgens het onderdeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting of het is onbegrijpelijk. Simiramida heeft al in de inleidende dagvaarding aangeboden om als getuigen te horen de directies en overige betrokken personen van alle leveranciers en afnemers die naar aanleiding van het onrechtmatig handelen van Diageo hun leveringen, respectievelijk aankopen hebben gestaakt (inl. dagv. 56). Dit bewijsaanbod is in appel gehandhaafd/herhaald (MvG 9.1 en plta HB 68). Bij akte na tussenarrest heeft Simiramida aangeboden om (i) diverse met naam genoemde getuigen te horen over de totstandkoming, de inhoud en het einde van de overeenkomst met Gloriam LLC en de totstandkoming, de inhoud en het einde van de overeenkomsten met Ost Trading , Begein , Andromeda-77 en Per-2002 en (ii) de betrokken douanebeambten te horen, om daarmee te bewijzen dat de (beslagen) goederen op geen moment een andere status hadden dan die van transit/niet-communautaire goederen (akte na tussenarrest 40 en 80).
Schade post (1). Gloriam LLC
.Hoofd douane kantoor Varna
.Hoofd douane kantoor Varna -haven.”
vierde onderdeelbevat alleen voortbouwende klachten over rov. 2.4.4 en/of 2.5.2 over het doorgebroken zijn van de causale keten en deelt het lot van de vorige onderdelen.
vijfde onderdeelricht zich tegen rov. 2.4.4, waar het hof overweegt dat Simiramida , voor zover zij stelt dat de opzegging van de bankfaciliteit heeft geleid tot schade specifiek in verband met de beslagen partij whisky, zij de omvang van de schade onvoldoende concreet heeft onderbouwd, nu uit de in prod. 61 vermelde posten niet valt af te leiden of, en zo ja, in hoeverre deze betrekking hebben op schade specifiek in verband met de beslagen partij whisky dan wel op (gestelde) algemene financieringsschade ten aanzien waarvan het causaal verband als doorbroken geldt. Dat is volgens de klacht onjuist of onvoldoende gemotiveerd.
WEA Randstad Accountants [17] blijkt het volgende over schadebegroting. Wanneer de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, moet de rechter de omvang van de schade, al dan niet na nadere instructie op de voet van art. 6:97 BW, schatten, dan wel partijen naar de schadestaatprocedure verwijzen. Dit geldt ook als dit niet uitdrukkelijk is gevorderd. Een vereiste is wel dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Anders wordt de drempel voor de schadestaatprocedure niet gehaald [18] .
zesde onderdeelricht zich tegen de beslissing van het hof om de proceskostenveroordeling in eerste aanleg in stand te laten en de proceskosten in hoger beroep te compenseren. Het hof heeft met de beslissing om de proceskostenveroordeling uit eerste aanleg in stand te laten miskend dat een partij slechts geheel in de kosten van de wederpartij kan worden veroordeeld als de partij in het ongelijk is gesteld in de zin van art. 237 lid 1 Rv c.q. art. 1019h Rv. Indien het hof dit niet heeft miskend, heeft het miskend dat Simiramida niet kan gelden als de in het ongelijk gestelde partij, althans onvoldoende gemotiveerd waarom dat wel zo zou zijn. De motivering van het hof dat een relatief zeer klein gedeelte van de vordering van Simiramida wordt toegewezen, kan dit oordeel niet dragen. Gedeeltelijke toewijzing impliceert immers dat Simiramida , voor zover haar vordering is toegewezen, terecht haar vordering heeft ingesteld en tenminste in zoverre als de in het gelijk gestelde partij heeft te gelden. Dat geldt in elk geval nu het grootste deel van het verweer van Diageo gericht was tegen de erkenning van het vonnis van de rechtbank Sofia, welk verweer uiteindelijk door het hof is verworpen. Verder is de bekrachtiging van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg onbegrijpelijk in het licht van de kostencompensatie in hoger beroep. Niet valt in te zien waarom er wel grond bestond om de kosten in hoger beroep te compenseren, maar de kosten in eerste aanleg niet eveneens te compenseren.
grotendeelsin het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt en het oordeel van het hof dat dat Simiramida is, is feitelijk en niet onbegrijpelijk.
zevende onderdeelbevat alleen een voortbouwende klacht over rov. 2.11, 2.12 en het dictum en behoeft geen afzonderlijke bespreking.