Conclusie
middelklaagt over een overschrijding van de redelijke termijn in de fase tussen de eerste aanleg en het hoger beroep, aangezien het openbaar ministerie bij de betekening van de verstekmededeling ex artikel 366 Sv niet de nodige voortvarendheid zou hebben betracht.
D1”) volgens de mededeling van degene die zich op het adres bevond, de geadresseerde daar niet woont noch verblijft. De oproeping is vervolgens op 26 februari 2014 uitgereikt aan de griffier omdat van de betrokkene geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was.
Door de verdediging is betoogd dat de redelijke termijn is overschreden, en dat hiermee rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van de betalingsverplichting. Het hof constateert dat de dagvaarding voor de zitting van de politierechter niet in persoon aan verdachte is uitgereikt. De mededeling uitspraak van het verstekvonnis van 7 maart 2014 is van 5 april 2017, waarna verdachte op 6 april 2017 hoger beroep heeft ingesteld. Gelet op het feit dat verdachte blijkens het BRP-register van 28 september 2012 tot 23 februari 2017 niet op enig adres stond ingeschreven heeft het naar het oordeel van het hof niet onnodig lang geduurd voordat hij met het vonnis bekend raakte. De redelijke termijn is derhalve niet overschreden.”
NJ2008/358 (herijkt overzichtsarrest redelijke termijn).
3.3.1. Van overschrijding van de redelijke termijn kan sprake zijn indien op grond van art. 366 Sv een verstekmededeling dient te worden betekend en het openbaar ministerie bij die betekening niet de nodige voortvarendheid heeft betracht.