ECLI:NL:PHR:2019:763
Parket bij de Hoge Raad
- G. Knigge
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep openlijke geweldpleging en belediging, omvang van het hoger beroep en niet-ontvankelijkheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de verdachte is ingesteld tegen een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar werd wel veroordeeld voor eenvoudige belediging. Het hof heeft de verdachte in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor het deel van het beroep dat gericht was tegen de vrijspraak, maar heeft de andere feiten opnieuw behandeld. De verdediging stelde dat het hoger beroep enkel gericht was tegen de veroordeling voor belediging, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep onbeperkt was ingesteld en dus ook betrekking had op de openlijke geweldpleging. De verdediging voerde aan dat de volmacht tot het instellen van hoger beroep niet ondubbelzinnig was en dat het hof ten onrechte de omvang van het hoger beroep niet had beperkt. Het hof oordeelde dat de griffier de volmacht correct had geïnterpreteerd en dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor het deel dat betrekking had op de vrijspraak. De Hoge Raad bevestigde deze oordelen en verwierp het cassatieberoep van de verdachte.