‘’
Het standpunt van klager
Volgens klager moeten de hiervoor omschreven en onder hem inbeslaggenomen 23 auto’s (…) worden geretourneerd. Daartoe is primair aangevoerd dat klager ten onrechte als verdachte is aangemerkt en het beslag om die reden onrechtmatig is, dan wel dat er geen reden is voor voortzetting van het beslag. Klager heeft een uitvoerige verklaring gegeven over hoe hij aan zijn startkapitaal is gekomen. Hij heeft in de jaren voor de start van zijn bedrijf veel kunnen sparen doordat hij veel werkte en weinig kosten had. Subsidiair heeft klager aangevoerd dat het beslag disproportioneel is nu de waarde van de auto’s in totaal op € 112.045,- wordt geschat, terwijl de verdenking ziet op een vermeende (witwas)kapitaalstorting van € 56.700,-. Bij instandhouding van het beslag zal klager op korte termijn failliet worden verklaard.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de conclusie van het openbaar ministerie en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Klager wordt verdacht van witwassen, in opdracht van verdachte [betrokkene 1]. De verdenking bestaat daarnaast dat het startkapitaal van klagers bedrijf crimineel vermogen van verdachte [betrokkene 1] is. (…). Ten aanzien van de auto’s is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat deze verbeurd zullen worden verklaard. Het strafvorderlijk belang tot voortduring van het beslag is daarmee gegeven. Het voortduren van het beslag is tot slot niet disproportioneel omdat de verdenking bestaat dat klager zijn onderneming met crimineel vermogen is gestart. Alle winst die met de onderneming wordt gemaakt moet gezien worden als vervolgprofijt en kan worden ontnomen.
De beoordeling
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
In een procedure als deze toetst de raadkamer de rechtmatigheid van het beslag en slechts marginaal het belang van een rechtens juiste en zorgvuldige strafvordering. De raadkamer overweegt voorts dat in het kader van deze raadkamerprocedure op basis van een klacht ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek, gelet op de aard van die procedure, niet anders dan summier kan zijn.
Klager is aangemerkt als verdachte in een witwasonderzoek. Uit de door de officier van justitie overgelegde stukken blijkt dat dit onderzoek in volle gang is. (…)
Auto’s
De auto’s van klager zijn in beslag genomen op grond van artikel 94 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering met als grond dat deze auto’s vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.
De rechtbank weegt daarbij het belang van strafvordering tegen de belangen van klager bij voortduring van het beslag. De raadkamer is van oordeel dat het belang van mogelijke verbeurdverklaring op dit moment niet opweegt tegen een faillissement van het bedrijf van klager. De raadkamer komt als volgt tot deze afweging.
Indien klager in een later stadium schuldig wordt bevonden aan witwassen, kan er door het openbaar ministerie een ontnemingsvordering worden ingediend. In deze ontnemingsvordering wordt al het wederrechtelijk verkregen voordeel, waaronder het vervolgprofijt, meegenomen. Bij een verbeurdverklaring lijkt aftrek van de waarde van de auto’s op het ontnemingsbedrag aan de orde te (kunnen) zijn. Omdat geen beslag is gelegd op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering, heeft het openbaar ministerie kennelijk niet de bedoeling gehad om verhaalsbeslag te leggen. Beslaglegging tot bewaring van het recht tot verhaal van een geldboete of ontneming is derhalve niet aan de orde. De raadkamer is van oordeel, alles overwegende, dat de keuze om het beslag te handhaven en later verbeurd te verklaren op dit moment niet opweegt tegen de persoonlijke belangen van klager. Wat meer of anders is aangevoerd, behoeft daarom geen verdere bespreking meer.’’