In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die eerder door de rechtbank Limburg was veroordeeld tot twee weken hechtenis. Het gerechtshof Den Bosch had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De raadsvrouw van de verdachte, mr. P.H.L.M. Souren, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarin zij aanvoert dat er een schending heeft plaatsgevonden van artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) omdat er geen afschrift van de oproeping voor de zitting van het gerechtshof aan haar was verzonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er ernstige twijfels zijn over de naleving van de oproeping in hoger beroep, aangezien uit de stukken blijkt dat de raadsvrouw niet op de hoogte was van de zitting op 31 augustus 2020. Dit leidde tot de conclusie dat de niet-nakoming van de oproeping in strijd is met de rechten van de verdachte, wat van groot belang is voor een eerlijke rechtsgang. De Hoge Raad heeft daarom besloten de bestreden uitspraak te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar het gerechtshof Den Bosch voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.