ECLI:NL:PHR:2021:1221

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
20/02730
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van de zaak wegens niet-naleving van oproeping in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die eerder door de rechtbank Limburg was veroordeeld tot twee weken hechtenis. Het gerechtshof Den Bosch had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De raadsvrouw van de verdachte, mr. P.H.L.M. Souren, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarin zij aanvoert dat er een schending heeft plaatsgevonden van artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) omdat er geen afschrift van de oproeping voor de zitting van het gerechtshof aan haar was verzonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er ernstige twijfels zijn over de naleving van de oproeping in hoger beroep, aangezien uit de stukken blijkt dat de raadsvrouw niet op de hoogte was van de zitting op 31 augustus 2020. Dit leidde tot de conclusie dat de niet-nakoming van de oproeping in strijd is met de rechten van de verdachte, wat van groot belang is voor een eerlijke rechtsgang. De Hoge Raad heeft daarom besloten de bestreden uitspraak te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar het gerechtshof Den Bosch voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer20/02730
Zitting9 november 2021

CONCLUSIE

D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij vonnis van 6 juli 2018 door de rechtbank Limburg wegens “
overtreding van artikel 107 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994”, veroordeeld tot twee weken hechtenis. Het gerechtshof Den Bosch heeft de verdachte bij arrest van 31 augustus 2020 met toepassing van artikel 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel behelst de klacht dat artikel 48 (51 oud) en 415 Sv in hoger beroep niet zijn nageleefd aangezien is verzuimd een afschrift van de oproeping voor de zitting van het gerechtshof Den Bosch van 31 augustus 2020 aan de raadsvrouw van de verdachte te zenden.
4. Bij de op de voet van artikel 434 lid 1 Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken [1] van het geding bevindt zich een aanhoudingsverzoek van 21 januari 2020 van mr. P. Figge, gericht aan de strafgriffie van het gerechtshof Den Bosch, waarin zij onder meer bericht dat zij zich in januari 2019 [2] heeft gesteld als raadsvrouw namens de verdachte in de zaak met het parketnummer 20/000223-19. Bij de stukken bevindt zich tevens een verzendcontrolerapport waaruit kan worden afgeleid dat het faxbericht op 21 januari 2020 door de strafgriffie van het gerechtshof Den Bosch is ontvangen. In het proces-verbaal van de zitting van het hof van 17 februari 2020 staat vermeld dat de raadsvrouw van de verdachte, mr. Figge, niet ter zitting aanwezig was en dat het hof reeds voorafgaand aan de zitting op verzoek en in overleg met de verdediging heeft beslist dat de zaak zal worden aangehouden tot 23 april 2020. Voorafgaand aan deze zitting is een afschrift van de oproeping in hoger beroep aan de raadsvrouw gezonden. [3] De steller van het middel deelt overigens mee dat deze terechtzitting geen doorgang heeft gevonden in verband met de toen geldende COVID-maatregelen.
5. Bij de stukken van het geding bevindt zich de oproeping in hoger beroep voor de zitting op 31 augustus 2020. [4] Noch uit mededelingen daarop gesteld, noch uit enig ander aan de Hoge Raad toegezonden stuk kan blijken dat een afschrift van de oproeping aan mr. Figge is gezonden. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep op 31 augustus 2020 is aldaar noch de verdachte noch diens raadsvrouw verschenen.
6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang beschouwd, vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van de oproeping in hoger beroep het voorschrift vervat in de tweede volzin van artikel 48 Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht in de weg te staan aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsvrouw. [5]
7. Het middel slaagt.
8. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Bosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Zie in het (elektronisch) dossier onder correspondentie (ingescande extra stukken).
2.De schriftuur stelt “
3.Zie het (elektronisch) dossier onder ‘betekeningstukken dagvaarding / oproeping hoger beroep’. Onder de kop staat aangegeven “
4.Zie de oproeping van de verdachte in hoger beroep voor de zitting op maandag 31 augustus 2020 om 09:30 uur ((elektronisch) dossier onder correspondentie, ‘ingescande extra stukken’). Onder de kop staat aangegeven “
5.Vgl. o.m. HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3225; HR 5 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:172; HR 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1052.