ECLI:NL:PHR:2021:595
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep in ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel en vereisten voor cassatiemiddelen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld namens de betrokkene in een ontnemingszaak. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 20 maart 2019 vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene € 171.659,46 bedraagt, maar heeft de verplichting tot betaling aan de staat op nihil gesteld. De advocaat van de betrokkene, mr. M.J. Lamers, heeft in de ontnemingszaak betoogd dat het arrest in de ontnemingszaak vernietigd moet worden, omdat de veroordeling in de strafzaak niet in stand kan blijven. De conclusie van de procureur-generaal, D.J.C. Aben, is dat de schriftuur die is ingediend in de ontnemingszaak niet voldoet aan de eisen die aan een cassatiemiddel worden gesteld. Een cassatiemiddel moet een stellige en duidelijke klacht bevatten over de schending van een bepaalde rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. In dit geval voldoet de schriftuur niet aan deze vereisten, waardoor deze onbesproken moet blijven. Bovendien is de betrokkene niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. De conclusie van de procureur-generaal is dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep.