Conclusie
Nummer21/01954
De procedure in cassatie
“bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting”veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, respectievelijk vijftien dagen vervangende hechtenis.
De procedure bij het hof en de bewijsconstructie
“Overweging met betrekking tot het bewijs
). Haar partner, [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte
), was via FaceTime bij dat gesprek aanwezig. Voor wat betreft de geuite bedreigingen lopen de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] enerzijds en [betrokkene 3] anderzijds uiteen. Volgens [betrokkene 3] zijn door verdachte geen bedreigingen geuit.
), heeft hij toen ook verklaard dat verdachte heeft gezegd dat hij het huis van [aangever] in brand zou steken. De verklaring van [betrokkene 2] afgelegd bij de raadsheer-commissaris is niet van zodanige aard dat het hof is gaan twijfelen over het waarheidsgehalte van zijn verklaring afgelegd bij de politie. Voorts ziet het hof niet in welk belang [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zouden hebben gehad bij het onjuist verklaren over de geuite bedreiging, terwijl het belang van [betrokkene 3], als vriendin van verdachte, om niet naar waarheid te verklaren wél aanwezig is.
Het middel – wel of niet voorwaardelijk opzet op indirecte bedreiging
Het beoordelingskader
geen algemene regels geven over de exacte grootte van de kans die in het algemeen of voor een bepaald type delict minimaal vereist zou zijn.” [5] Hier volstaat de opmerking mijnerzijds dat de drempelwaarde (het minimum) van die aanmerkelijke kans betrekkelijk klein zal zijn, namelijk het spiegelbeeld van de drempelwaarde van ‘waarschijnlijk’, een grote kans. [6] Het spreekt dus bepaald niet voor zich dat een aanmerkelijke kans in de praktijk ook uitkomt.
ongeachtof dat gevolg zou intreden, heeft hij die kans ‘aanvaard’, oftewel het mogelijke gevolg ‘op de koop toe genomen’. Voor de aanvaarding van de kans op het berispelijke gevolg is niet vereist dat de verdachte het intreden van het gevolg heeft beoogd of gewild. ‘Bewust aanvaarden’ is in het gewone spraakgebruik iets anders dan ‘willen’. [8] Het gaat er mijns inziens om dat de verdachte op z’n minst onverschillig stond tegenover het gevolg van zijn gedraging.
niethebben gehandeld, althans zijn gedraging hebben aangepast om het gevolg te vermijden.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard”, aldus overwoog de Hoge Raad. [9]
bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt alszozeer gericht op een bepaald gevolgdat het (…) niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard” (onderstreping mijnerzijds). Het komt mij voor dat een gedraging (naar haar uiterlijke verschijningsvorm) ‘(zeer) is gericht op een bepaald gevolg’ wanneer er vanwege de aard van de gedraging een aanzienlijk méér dan aanmerkelijke, namelijk:
grotekans is dat de gedraging het gevolg teweegbrengt. In dat geval is de gedraging – beschouwd vanuit het perspectief van een objectieve buitenstaander – naar haar aard geëigend om het gevolg te bewerkstelligen. Bovendien kan uit zo’n gedraging worden afgeleid dat de verdachte zich van de grote kans op het intreden van het gevolg bewust is. Dat kan hem (uitzonderingen daargelaten) eenvoudigweg niet ontgaan, omdat hij zich in het leven – naar moet worden aangenomen – vrijwel dezelfde algemene ervaringsregels heeft eigen gemaakt als nagenoeg ieder ander. In zijn keuze om aldus te handelen ligt daarmee ook de aanvaarding van die grote kans besloten. In die gevallen is er immers geen ruimte om te menen dat het met het berispelijke gevolg ‘zo’n vaart niet zal lopen’. Als de verdachte handelde ondanks dat hij wist van de aanzienlijke kans op het intreden van het gevolg, moet vanzelf worden aangenomen dat hij tegenover dat gevolg op z’n minst onverschillig stond. [10]
De beoordeling van het middel
.Voor de verdachte waren [betrokkene 2] en [betrokkene 1] relatief onbekende buurjongens (van zijn vriendin);