2.2.Het hof heeft in het bestreden arrest onder het kopje “Op te leggen straf” het volgende overwogen:
“De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van alle feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte voor de feiten die nog aan het oordeel van het hof zijn onderworpen verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft verzocht om een lagere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Gedurende een tijdsbestek van drie maanden heeft de verdachte bij de ex-schoonvader van zijn vriendin, een voormalige vriend van zijn vriendin en de zus van zijn vriendin auto’s en een woning in brand gestoken. Dit waren allen personen met wie verdachte naar eigen zeggen een appeltje te schillen had. Destijds achtte verdachte zijn redenen voor het stichten van deze branden gerechtvaardigd nu deze personen verdachte en/of zijn vriendin onjuist zouden hebben behandeld en/of onjuist zouden hebben bejegend. De brandstichtingen waren volgens verdachte doelgerichte wraakacties in de hoop de slachtoffers angst aan te jagen en hen tot gedragsverandering te dwingen. Verdachte hield hierbij rekening dat de slachtoffers zouden vermoeden dat hij degene was die de brandstichtingen pleegde.
Brandstichting brengt angst- en onrustgevoelens voor mensen in de omgeving van een brand met zich. Verdachte heeft zich van deze gevolgen van zijn daad niets aangetrokken. Uit de vorderingen tot schadevergoeding en de slachtofferverklaring ter zitting blijkt welke enorme impact dit heeft gehad op twee van de slachtoffers, die beiden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte kampen met psychische problemen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte zich, door te handelen zoals hij heeft gedaan, dan ook schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige feiten die in beginsel een gevangenisstraf voor een langere duur rechtvaardigen.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 april 2021 waaruit volgt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de Pro Justitia rapporten beide daterend van 12 juni 2019. Hieruit volgt dat verdachte niet volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek. Het beperkt gebleven onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat hij nog steeds niet bereid is om mee te werken aan een dubbelrapportage. Uit het reclasseringsrapport d.d. 9 februari 2021 blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de impact van het bewezenverklaarde op de slachtoffers, het justitiële verleden van de verdachte en de persoon van de verdachte, zoals hiervoor omschreven, in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 5 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest”.