Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.Het procesverloop
Ter terechtzitting van 26 februari 2018:
Mijn cliënt doelt op de omstandigheid dat hij in hoger beroep uitgebreid wenst te gaan verklaren. In eerste aanleg heeft cliënt niet volledig kunnen verklaren, vanwege de aanval die hij heeft gekregen. In hoger beroep wenst hij alsnog een volledige verklaring af te leggen.
(…) De getuigenverzoeken dienen beoordeeld te worden aan de hand van het noodzaakscriterium. (…) De getuige [betrokkene 1] (7) heeft reeds bij de politie een uitgebreide verklaring afgelegd. Het verzoek tot het opnieuw horen van deze getuige is onvoldoende onderbouwd. Het verzoek dient bij gebrek aan noodzaak te worden afgewezen. (…)
Ik wil een uitgebreide verklaring afleggen, bij voorkeur tegenover de raadsheer-commissaris. Mijn doel is om duidelijkheid en openheid te geven ten aanzien van de ten laste gelegd feiten aangaande [D] B.V. en [A] B.V. Ik wil openheid van zaken geven over de rol van de getuigen en mijn eigen rol. De reden is dat ik moe ben. Ik wil niet meer met justitie in aanraking komen. Ik wil niet meer gestraft worden voor feiten die ik niet gepleegd heb. Ik wil mijn eerlijkheid tonen. Ik voel mij daartoe verplicht naar het hof en de maatschappij toe. Ik wil weer gezond worden en een rustig en eerlijk leven kunnen leiden met mijn gezin. Dat kan alleen door openheid van zaken te geven. Ik wil deze zaak zo snel mogelijk achter mij laten. Ik hoop dat het hof mij de gelegenheid biedt om bij de raadsheer-commissaris mijn verklaring te geven over de gang van zaken. Ik wil ook kritisch kijken naar mijn eigen rol en naar wat ik verkeerd heb gedaan. Ik heb zeker dingen verkeerd gedaan. U, voorzitter, vraagt mij wat ik verkeerd heb gedaan. Ik heb verkeerde mensen vertrouwd en ik heb mij ingelaten met mensen die verkeerde bedoelingen hadden. Ik ben goedgelovig geweest. Ik heb gezwegen bij de rechtbank en dat is mijn fout geweest. Ik wil ieders rol aan het licht brengen. Het zit namelijk anders. Ik heb het hier psychisch moeilijk mee. (…)
3.Het eerste middel
4.Bespreking van het eerste middel
Afwijzing verzoek tot horen van [betrokkene 2] (parketnummer 02-810677-11 onder 3 primair en 4 primair)
5.Het tweede middel
[D] B.V. in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten:
- een hoeveelheid sokken geleverd door [K] B.V. ter waarde van enig geldbedrag en
- een grote hoeveelheid cosmetica geleverd door [L] B.V. ter waarde van enig geldbedrag,
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2010 tot en met 31 december 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten:
- een grote hoeveelheid condooms en scheermesjes geleverd door [M] B.V. ter waarde van enig geldbedrag en
- een grote hoeveelheid drogisterij artikelen geleverd door [N] B.V. ter waarde van enig geldbedrag en
- een grote hoeveelheid [O]-batterijen geleverd door [O] B.V. ter waarde van enig geldbedrag en
- een hoeveelheid vlees geleverd door [P] B.V. ter waarde van enig geldbedrag en
- een grote hoeveelheid wafels geleverd door Van [Q] B.V. ter waarde van enig geldbedrag en
- een grote hoeveelheid parfum geleverd door [S] ter waarde van enig geldbedrag;
hij in de periode van 7 oktober 2010 tot en met 13 december 2010 in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte met voormeld oogmerk, in voornoemde periode een grote hoeveelheid spoelmachinetabs ( [A] GSR-Tabs) ter waarde van enig geldbedrag, gekocht.”
4.3 Het oordeel van de rechtbankFeit 1(...)
[K] Europe B. V. (hierna: [K])In november 2009 is door [K] aangifte gedaan van oplichting door [D] . Op 31 oktober 2008 is aan [D] een partij tennis- en hikingsokken geleverd voor € 124.457,36, onder de voorwaarde dat deze buiten Europa doorverkocht zouden worden. [D] had aangegeven deze partij in Egypte te willen verkopen. Getuige [betrokkene 9] , financieel directeur bij [K], verklaart dat [D] een aanbetaling van € 25.000,- heeft gedaan en telefonisch, bij monde van verdachte, liet weten dat de rest van het bedrag onderweg was. Door deze belofte is in afwijking van de gebruikelijke werkwijze binnen het bedrijf, direct geleverd. Het openstaande bedrag heeft [K] nooit ontvangen.
Medeverdachte [betrokkene 10] heeft verklaard dat hij op enig moment samen met medeverdachte [betrokkene 11] op zoek is geweest naar een koper voor een partij [K] sokken. Deze partij had [betrokkene 11] gekocht van [verdachte] . Uit de verklaring van getuige [betrokkene 12] blijkt dat [betrokkene 10] en [betrokkene 11] deze partij verkocht hebben aan de onderneming van getuige [betrokkene 12] , te weten [G] International B.V.. Uit de factuur van [D] blijkt dat de sokken voor een totaalbedrag van € 100.952,46 zijn verkocht aan [E] , de onderneming van [betrokkene 11] , en dat dit bedrag op 13 november 2008 is overgeschreven op de rekening van [D] . Ter zitting verklaart verdachte dat hij pas later op de hoogte is gebracht van het feit dat er een verkooprestrictie op de sokken zat. Hij heeft daarop de sokken onder de inkoopprijs doorverkocht om er voor te zorgen dat hij in ieder geval zijn aanbetaling terug kreeg.
Dit maakt dat de tenlastelegging op dit onderdeel bewezen kan worden verklaard.
(…)
[L] B. V. (hierna: [L])In februari 2008 kwam de besloten vennootschap [L] in contact met [D] , vertegenwoordigd door verdachte. [D] wilde een partij zonnebrand kopen en zou deze vooraf moeten betalen. Op het moment dat er een vrachtwagen kwam om de spullen, ter waarde van € 29.448,20, op te halen, is naar verdachte gebeld om naar de betaling te vragen. Verdachte heeft daarop een betalingsbevestiging gefaxt, waarna de goederen zijn meegegeven. Afgezien van een betaling van € 2.000,- op 9 september 2008, heeft er geen (verdere) betaling plaatsgevonden. Uit een faxbericht blijkt dat [D] op 18 februari 2008 een bedrag van € 29.488,20 over zou maken aan [L]. Verdachte verklaart dat [D] ten tijde van het verzenden van de schermafdruk van de betaalopdracht niet over de financiële middelen beschikte om de bestelling te betalen en hij verklaart dat hij na dit conflict en naar aanleiding van dit conflict een regeling heeft getroffen en nieuwe, wel betaalde, orders heeft geplaatst. Hij bevestigt dat tot op heden een deel onbetaald is gebleven.
(…)
Beroep of gewoonteDe rechtbank heeft in het voorgaande vastgesteld dat er in twee gevallen sprake was van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder (volledige) betaling zich de beschikking over de aangekochte goederen te verzekeren. Om te kunnen spreken van flessentrekkerij moet er sprake zijn van het maken van een beroep of gewoonte, ofwel een meervoud van handelingen waartussen verband bestaat. Hoewel de rechtbank niet alle aankopen, vermeld op de tenlastelegging, bewezen acht, is de rechtbank toch van oordeel dat er sprake is van een beroep of gewoonte. Hiertoe overweegt de rechtbank dat er, onder de naam van [D] , twee incidenten hebben plaatsgevonden. Hierna is verdachte gedetineerd geraakt. Na zijn detentie heeft verdachte zich opnieuw in de handel waarmee hij zich voor detentie bezig hield begeven, waarbij hij – zoals uit het navolgende zal blijken – gelijksoortige feiten pleegde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat.verdachte, binnen [D] , op enig moment begonnen is met het zich verrijken door middel van het bestellen van goederen zonder daarvoor te betalen en hij daar na zijn detentie mee verder is gegaan. Dit is, gelet op het geheel van feiten zoals uit het dossier blijkt in onderling tijdsverband en samenhang bezien voldoende om te kunnen spreken van een dusdanige meervoud van handelingen dat er sprake is van een beroep of gewoonte.
(…)
Op 23 november 2010 is er conservatoir beslag gelegd op de geleverde partij. Echter de goederen waren op dat moment al weggehaald door de firma [F] . Getuige [betrokkene 13] verklaart dat er op enig moment 8 pallets condooms bij hem zijn gelost, die de dag erna door anderen zijn opgehaald en hij op enig moment met [verdachte] heeft gebeld om te vragen of dat zijn partij was. [verdachte] gaf aan dat het zijn handel was en dat deze zo weer opgehaald zou worden.
In een laptoptas, in beslag genomen in het bedrijfspand van [B] op 7 februari 2011, is een aantal facturen aangetroffen, waaronder facturen van [N] B.V., [G] B.V. en [H] B.V. Vergelijkend onderzoek naar de facturen van [G] B.V., [H] B.V. en [N], wijst uit dat de goederen, door [N] geleverd onder factuur 1 en 3, door [A] zijn verkocht aan [G] B.V. De goederen, door [N] geleverd onder factuur 2 en 4, zijn nagenoeg in hun geheel door [H] B.V. verkocht aan [I] . De bedragen waarvoor de goederen zijn doorverkocht liggen telkens lager dan de bedragen die [A] er voor zou moeten betalen.
€ 6.354,32 werd uitgedaan. Deze goederen, onder andere babymelk en babyvoeding, zijn geleverd, maar er is niet betaald. Een derde order is, doordat een betalingsbewijs van de HSBC bank voor de tweede levering werd getoond, ook geleverd. Een kopie van het betalingsbewijs is als bijlage bij de aangifte gevoegd. De HSBC bank heeft verklaard dat er geen relatie bestaat met [A] .
Getuige [betrokkene 15] verklaart dat [verdachte] een auto bij zijn bedrijf least. Dat betreft een zwarte Volvo XC 90. Het contract dateert van 29 januari 2010.
Medeverdachte [betrokkene 1] verklaart dat [A] op zijn naam stond, maar dat [verdachte] eigenlijk alles deed. Hij regelde de inkoop en verdeelde het werk. [verdachte] noemde zich [alias 1] .
Medeverdachte [betrokkene 14] verklaart dat [alias 1] de valse naam van [verdachte] is die hij hanteerde binnen [A] .
Ten aanzien van [betrokkene 1] zou de Vidgen-jurisprudentie gelden, nu de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om hem te bevragen. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu de verklaring van [betrokkene 1] , anders dan in de Vidgen-zaak, niet het enige en beslissende (“sole and decisive”) bewijs oplevert voor de hier te beantwoorden vraag. Er zijn meer dan voldoende andere verklaringen voorhanden die de stelling ondersteunen dat verdachte en [alias 1] een en dezelfde persoon is.
Voor wat betreft het verweer dat de verklaring van medeverdachte [betrokkene 14] onbetrouwbaar zou zijn, is de rechtbank eveneens van oordeel dat dit verweer dient te worden verworpen. De verklaringen die [betrokkene 14] heeft afgelegd worden, op meerdere punten en door verschillende onafhankelijke getuigenverklaringen, ondersteund. Zo sluiten de verklaringen van [betrokkene 14] onder meer aan op de verklaringen van aangevers voor wat betreft de momenten waarop [betrokkene 14] in beeld kwam als medewerker van [A] . Ook worden de werkzaamheden die [betrokkene 14] verklaart binnen [A] te verrichten, zoals heftruckchauffeur, lader/losser en manusje van alles, door aangevers gemeld. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van zijn verklaringen.
In combinatie met de hier aangehaalde bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte – als natuurlijk persoon – het als primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.”
FEIT 1 - gedachtestreep 2 en 4 ( [D] )
(…)
Om te kunnen spreken van flessentrekkerij moet echter sprake zijn van het maken van een beroep of gewoonte, ofwel een meervoud van handelingen waartussen verband bestaat. Aangezien slechts één geval overblijft, kan dit niet worden vastgesteld. Er is geen sprake van een pluraliteit van handelingen die binnen een betrekkelijk kort tijdsbestek zijn verricht. Ik verzoek uw gerechtshof dan ook
primairom cliënt integraal vrij te spreken van feit 1.
subsidiair, ook indien u, net als de rechtbank, van oordeel bent dat twee incidenten hebben plaatsgevonden, dus niet alleen [K], maar ook [L] B.V., verzoek ik uw gerechtshof om cliënt integraal vrij te spreken van feit 1. Ook in dat geval is namelijk geen sprake van een beroep of gewoonte, zoals dat onterecht door de rechtbank wel is geconcludeerd.