In deze zaak gaat het om de conclusie van de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben in een cassatieprocedure tegen een verdachte die is veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en cocaïne, alsook voor het opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De verdachte, geboren in 1988, heeft in eerdere procedures een taakstraf opgelegd gekregen. Het gerechtshof Amsterdam bevestigde het vonnis van de politierechter, maar de verdachte heeft cassatie ingesteld. De advocaat van de verdachte, G. Spong, heeft één middel van cassatie voorgesteld, dat zich richt op de bewezenverklaring van het feit dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan een gebiedsverbod. De steller van het middel betoogt dat het opzet van de verdachte niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid en dat het hof niet heeft gereageerd op het verweer dat de verdachte het gebiedsverbod niet bewust heeft overtreden. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het middel faalt, omdat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van het gebiedsverbod en dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.