3.5In aanvulling op het arrest zijn de volgende bewijsmiddelen opgenomen:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL133F 2013081609-14 van 5 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 9-11).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 5 april 2013 kreeg ik de melding om te gaan naar [a-straat 1] te Amsterdam. Ik zag dat voor het appartementencomplex waar [a-straat 1] gevestigd zou zijn een bestelbus op het trottoir geparkeerd stond. Ik opende de deur en rook geur afkomstig van hennep. Ik werd aangesproken door een vrouw, [betrokkene 1], die verklaarde: “Ik vermoed dat er een hennepkwekerij in de woning boven mij zit. Ik zie al weken busjes heen en weer rijden, ik hoor boor- en timmergeluiden, ik hoor de constante zoem wat lijkt op een aggregaat en ik ruik geregeld de geur van wiet. Het busje waar u stond te kijken is zojuist neergezet en ik zag drie mannen die spullen uit het busje tilden en het dit appartementencomplex in brachten”.
Terwijl ik naar de voordeur liep, zag ik dat er twee mannen de trap in het algemeen portiek kwamen af lopen. Zij gedroegen zich zenuwachtig. De mannen zijn aangehouden.
Ik ben de trap op naar boven gelopen om bij [a-straat 1] te gaan kijken. Ik ben verder gelopen naar de derde verdieping. Aldaar kwam een man mij tegemoet de trap aflopen. Ik rook de geur van hennep. Ik heb de man aangehouden. Hij bleek te zijn genaamd [verdachte]. Na fouillering door een collega kwam deze een bos huissleutels tegen in de zakken van de verdachte. Met een van die sleutels openden wij de voordeur van [a-straat 1]. Binnen in de woning troffen in een ruimte wietplanten aan. De gehele woning rook naar hennep.
2. Een geschrift, zijnde een ruimlijst hennep van 5 juni 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 089).
Deze lijst houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Adres van inbeslagname: [a-straat 1]
Plaats van inbeslagname: Amsterdam
Omschrijving goederen Aantal Ruimte A
Hennepplanten st 1089
3. Een geschrift, zijnde een huurovereenkomst woonruimte (doorgenummerde pagina’s 145 tot en met 150).
Ondergetekenden: [A] Vastgoed B.V., hierna te noemen ‘verhuurder’ en [betrokkene 2], hierna te noemen ‘huurder’, zijn overeengekomen:
Verhuurder verhuurt aan huurder: de woonruimte [a-straat 1], [postcode] Amsterdam.
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar, ingaande op 1 december 2012.
Aldus opgemaakt en ondertekend, 27-11-2012 (huurder).
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-29 van 5 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 087 tot en met 088).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 2]:
Ik huur het pand [a-straat 1] te Amsterdam. Ik heb dit pand onderverhuurd. Ik ben een persoon tegengekomen die ik ken als [alias]. Ik zou een pand huren en hij zou dat betalen en dan zou ik € 200,00 extra krijgen.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-60 van 19 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 245 tot en met 247).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 2]:
Als ik zeg dat [alias] [verdachte] is, is het toch goed? Waarom moet ik die foto aanwijzen, een naam is toch ook genoeg?
Ik, verbalisant, heb drie foto’s naast elkaar gelegd voor de verdachte. Foto 2 is de afbeelding van [verdachte]. De verdachte wijst foto 2 aan. Ik hoor hem het volgende verklaren: “Dit is de persoon aan wie ik het pand onderverhuur.”
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL133E 2013081609-49 van 15 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina 250).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Ik toonde foto’s aan de getuige [betrokkene 3]. Foto 2 is een foto van [verdachte]. Ik vroeg de getuige of hij een van de mannen herkende in relatie tot de aangetroffen hennepkwekerij in [a-straat 1]. Ik hoorde de getuige zeggen dat de persoon op foto 2 hem bekend voorkwam. Ik hoorde de getuige zeggen dat hij hem herkent als de persoon die in de Caddy [het hof begrijpt: de bestelauto] aan kwam rijden op de bewuste nacht van de ontdekking van de hennepkwekerij.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2013081609-42 van 12 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 185 tot en met 187).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene 1]:
Ik kan u vertellen dat de man welke ik de timmerman ben gaan noemen altijd via de ingang van de bergingen het complex betrad. Hij is ook degene die altijd met het witte bestelbusje kwam. Ik heb de politie op die auto gewezen. De timmerman is overigens ook een aantal keren op de fiets gekomen.
8. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL133E 2013081609-50 van 15 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina 251).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Ik toonde foto’s aan de getuige [het hof begrijpt - gelet op de geboortedatum van de getuige - : [betrokkene 1]]. Foto 2 is een foto van [verdachte]. Ik zag dat de getuige onmiddellijk foto 2 aanwees. Ik hoorde haar zeggen: “Dat is de timmerman.”
Op dat moment kwam haar man aangelopen. Ik zag dat hij naar foto 2 wees. Ik hoorde dat hij daarbij zei: “Dat is de man die aan de deur is geweest om te vragen naar de lekkage.”
9. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2021.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op de dag van de aanhouding rook ik de hennepgeur. Bij het knippen van de hennepplanten ruikt het gehele trappenhuis van het wooncomplex naar die geur. Ik ben meermaals in de woning geweest om te bouwen. Ik kan goed met hout overweg. Ik heb in de woonkamer een geraamte gemaakt dat met zichzelf was verbonden.
Ik heb wel iets aan de elektriciteit gedaan.
Ik heb de sleutels van de woning gehad. Op de dag van aanhouding was ik de laatste die de woning verliet en heb de deur toen op slot gedraaid.
10. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-19 van 5 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 076 tot en met 078).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 4]:
[verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) had mij gevraagd te komen helpen. Ik zou € 150,00 krijgen om te helpen. Ik ben naar Amsterdam gekomen om te helpen met de wiet.
We waren met 3 personen. [verdachte], een andere jongen en ik.
Ik moest er om 04.30 uur zijn. [verdachte] en die andere jongen waren toen al bezig in het pand. Ik kwam [verdachte] en die andere jongen tegen op de middelste verdieping, volgens mij was dat [a-straat 1].
11. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-18 van 5 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 082 tot en met 084).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 5]:
Ik kon wat bijverdienen door wietplanten te knippen. Ik ben ongeveer twee weken geleden door iemand uit de buurt gevraagd om dit te doen.
12. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-70 van 22 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 276 tot en met 278).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 mei 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik ben de timmerman. Ik heb wel wat met stroom gedaan.
[betrokkene 5] is met mij meegegaan naar het pand om te helpen. [betrokkene 5] en die andere jongen kwamen het knippen, meer niet.
13. Een geschrift, zijnde een aangifteformulier met nummer 2013-081609 van 21 mei 2013, betreffende de onderneming Liander N.V., met bijlagen (doorgenummerde pagina’s 285 tot en met 290).
Dit formulier houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 6], technisch administratief medewerkster:
Pleegplaats : Amsterdam
Adres : [a-straat 1]
De fraudespecialist constateerde op 5 april 2013 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie in bovengenoemd perceel.
De fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast en de daarnaast gemonteerde railkast waren verbroken. Na het verwijderen van het deksel van de railkast zag hij dat in de railkast een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit.
De fraudespecialist zag dat er sprake was van een handelwijze waarbij niet is voldaan aan de norm NEN 1010. Deze norm beschrijft de minimale voorschriften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen. Het gevolg van de handelwijze is dat er gevaar voor goederen te duchten is geweest.
Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Uit het onderzoek is gebleken dat een hennepplantage was ingericht in ieder geval in de periode van januari 2013 tot 5 april 2013.
Naar aanleiding van deze inventarisatie en het onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat minimaal 21.042 kWh is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage. Niemand had het recht of de toestemming van Liander N.V. om het zegel te verbreken of wijziging in bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Liander N.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
De elektrische installatie van een hennepplantage valt binnen het toepassingsgebied van de NEN 1010-norm.
De vaste installatie van een hennepplantage bestaat in zijn geheel uit buigzame leidingen. Dit is niet toegestaan. Voor het aansluiten van apparatuur middels buigzame leidingen gelden speciale eisen. De installatie in de plantage voldoet hier in zijn geheel niet aan.
Gevaar: brandgevaar en gevaar voor elektrocutie.
14. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL133E 2013081609-44 van 12 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 180 tot en met 182).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van aangever [betrokkene 7]:
Bij deze doe ik aangifte van vernieling namens [A] Vastgoed B.V.
Er zijn vernielingen aangericht in een van onze panden, te weten [a-straat 1] te Amsterdam.
Wij verhuren dit pand sinds 1 december 2012 aan [betrokkene 2].
In de woning is door de politie een hennepplantage aangetroffen.
In de woning is het volgende vernield:
wanden,
plafonds,
deuren,
vloerafwerking/vitrages.
De woning is gestoffeerd opgeleverd aan [betrokkene 2]. Van die stoffering is niets overgebleven.”
Het hof heeft het verweer waarop het middel doelt, als volgt samengevat en verworpen:
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat de hennepkwekerij niet van de verdachte was en hij in het pand slechts bouwwerkzaamheden heeft verricht. Er is geen steunbewijs voor de verklaring van [betrokkene 2] dat de verdachte bij de huur van de woning betrokken was. Dat [betrokkene 2] de verdachte heeft aangewezen, lijkt het gevolg te zijn van sturende vragen door de politie. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd tijdens de terechtzitting in hoger beroep, dient als uitgangspunt te worden genomen. Op grond daarvan kan enkel het aanwezig hebben van de hennepplanten worden bewezen.
Voor de feiten 2, 3 en 4 bestaat onvoldoende bewijs. Uit het dossier blijkt immers niet welke concrete materiële bijdrage de verdachte aan die feiten zou hebben geleverd.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
Uit het dossier komt naar voren dat [betrokkene 2] in november 2012 een huurovereenkomst met [A] Vastgoed B.V. heeft gesloten ten behoeve van de huurwoning aan [a-straat 1] in Amsterdam, met als aanvangsdatum 1 december 2012. Op 5 april 2013 zijn in de woning 1.089 hennepplanten aangetroffen. [betrokkene 2] heeft bij de politie verklaard dat hij de woning onderverhuurde aan de verdachte, waarvoor hij een vergoeding ontving. Het hof ziet geen redenen om aan deze verklaring te twijfelen. Dat [betrokkene 2] door sturende vragen van de politie de verdachte heeft aangewezen, valt niet uit de verklaringen af te leiden en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Dat de verdachte de feitelijke onderhuurder van de woning was, vindt steun in de omstandigheden dat de verdachte meermalen bij de woning is gezien door buurtbewoners. Dat de verdachte ook daadwerkelijk betrokken was bij de aangetroffen hennepkwekerij, blijkt uit zijn eigen verklaring dat hij een (houten) constructie voor de hennepkwekerij in de woning heeft gebouwd en “wel iets aan de elektriciteit heeft gedaan”, hij de sleutels van de woning in zijn bezit had en de aangetroffen hennepknippers hebben verklaard dat zij door de verdachte zijn ingeschakeld. Gelet hierop komt het hof tot de conclusie dat de verdachte moet worden beschouwd als de teler van de hennepkwekerij.
Feit 2 (diefstal elektriciteit)
De fraudespecialist van Liander N.V. heeft waargenomen dat de zegels van de hoofdaansluitkast en de daarnaast gemonteerde railkast waren verbroken. In de railkast bleek een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepkwekerij. Op die wijze werd de kwekerij voorzien van elektriciteit. Het kan niet anders dan dat de verdachte, zijnde de bouwer van de kwekerij en de teler van de hennep, tevens verantwoordelijk was voor het aanleggen en/of gebruiken van de illegale elektriciteitstoevoer en daarmee van de diefstal van elektriciteit. In deze lijn ligt ook voornoemde verklaring van de verdachte iets met de stroom te hebben gedaan. Dat de verdachte in hoger beroep heeft verklaard dat hij “slechts” kabels aan apparatuur heeft vastgemaakt en niet wist van de illegale elektriciteitsaansluiting, acht het hof niet geloofwaardig.”