2.5In hoger beroep was het openbaar ministerie van oordeel dat voorbedachte raad wél kon worden bewezen. Het openbaar ministerie heeft daarover ter terechtzitting van het Hof van 31 augustus 2023 aangevoerd (met weglating van voetnoten):
“
Voorbedachte raad
Nu vast staat dat verdachte [slachtoffer] heeft doodgeschoten volgt de vraag hoe dit handelen juridisch
gekwalificeerd moet worden, meer specifiek of de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen (HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2761). Bij het uitlezen van de mobiele telefoon van de verdachte is een foto aangetroffen in een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en een persoon genaamd “ [naam] ”. Hieruit blijkt dat verdachte over de prijzen van vuurwapens van het merk Glock en een vuurwapen van het kaliber 0.25 aan het onderhandelen was. Op de plaats delict zijn twee hulzen van het kaliber 0.25 aangetroffen.
Uit de telecomgegevens volgt voorts dat verdachte op de dag voor de afspraak met [slachtoffer] heeft gebeld met iemand wiens nummers in zijn telefoon is opgeslagen onder de naam 'Koi Man’, straattaal voor een vuurwapen.
Deze bevindingen vanuit de telefoon van verdachte vormen aanwijzingen voor het voorgenomen besluit van verdachte om [slachtoffer] dood te schieten maar voor deze bevindingen zou mogelijk nog een andere uitleg gegeven kunnen worden.
Dat is anders voor de gesprekken die ook volgen uit de telecomanalyse waaruit blijkt dat verdachte [slachtoffer] op 12 oktober 2021 naar de garage laat komen met het vooruitzicht dat de verdachte eindelijk zijn schuld zal aflossen door het overdragen van een auto aan [slachtoffer] . Dat is immers een gebleken ‘vals’ vooruitzicht, zo is af te leiden uit de verklaring van getuige [getuige] . Voor het maken van deze afspraak en dus voor het naar de garage laten komen van [slachtoffer] is dus geen andere verklaring dan dat het onderdeel moet zijn geweest van het voorgenomen besluit van verdachte.
De verdachte heeft zich dus in elk geval vanaf het moment dat [slachtoffer] hem op 12 oktober 2021 rond 09:00 uur in Otrobanda kwam ophalen en hij voorzien van een vuurwapen met [slachtoffer] naar Bandabou is vertrokken, tot het moment waarop hij [slachtoffer] kort voor 09:30 met dat vuurwapen meerdere keren heeft beschoten, op dat besluit kunnen beraden. Hij heeft derhalve gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Die gelegenheid tot beraad heeft er kennelijk in geresulteerd dat de verdachte het slachtoffer zes schotwonden heeft toegebracht die tot zijn dood hebben geleid.
Voorts biedt ook het gedrag van de verdachte achteraf aanwijzingen voor een planmatige en berekenende aanpak en dus voorbedachte raad van verdachte. Zo is verdachte, luttele seconden nadat hij het slachtoffer had doodgeschoten en zijn telefoon nog palen nabij het plaats delict aanstraalde, begonnen met het versturen van de zogenoemde alibi-WhatsAppberichten naar het slachtoffer om de schijn te wekken dat hij nog steeds in de garage te Otrobanda op [slachtoffer] zat te wachten.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Contra-indicaties?
Het GEA heeft overwogen dat niet kan worden uitgesloten dat in de auto iets is gebeurd waardoor de verdachte als gevolg van een hevige gemoedsopwelling heeft geschoten, zodat niet uitgesloten kan worden dat er contra-indicaties voor voorbedachte raad aanwezig zijn. Mijns inziens is dat een onjuiste lezing van het beoordelingskader die de Hoge Raad ten aanzien van de voorbedachte raad heeft geformuleerd.
Dat de verdachte niet met voorbedachte raad zou hebben gehandeld, maar als gevolg van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging volgt niet uit wat op basis van het dossier kan worden vastgesteld. Contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachte raad bij de verdachte zijn door hem niet ondubbelzinnig aangedragen, terwijl die evenmin anderszins aannemelijk zijn geworden. Het enkele feit dat niet kan worden vastgesteld wat zich in de auto direct voorafgaand aan de schietpartij tussen de verdachte en het slachtoffer heeft voorgedaan, kan niet afdoen aan de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden die duiden op het verwezenlijken van een reeds eerder door de verdachte genomen besluit.
Conclusie
Op grond van al het vorenstaande staat naar mijn oordeel buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Ik kom dan ook – anders dan het GEA – tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat dus sprake is van moord.”