43. Het hof heeft geoordeeld dat het geestelijk letsel van de benadeelde partij [aangever] voldoende is komen vast te staan. Dat het geestelijk letsel voldoende is komen vast te staan leidt het hof af uit de ‘bijzondere ernst van het misdrijf, mede gelet op de omstandigheden waaronder het is gepleegd (…) in samenhang met de toelichting van de schade’.
44. Van de factoren waar het hof het vaststaan van geestelijk letsel uit heeft afgeleid, is naar het mij voorkomt in het bijzonder de ‘toelichting van de schade’ van belang. Uit de overweging in het overzichtsarrest volgt dat bij een beroep op aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in de vorm van geestelijk letsel, de benadeelde partij voldoende concrete gegevens moet aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
45. Het schadeonderbouwingsformulier houdt in dat de poging om diep in de nacht tot tweemaal toe de woning van benadeelde binnen te dringen tot ‘zeer grote angstgevoelens’ heeft geleid, zowel bij de benadeelde partij als bij zijn vrouw en beide jonge kinderen. En dat het gezin gedurende drie maanden niet in de eigen woning heeft durven slapen en zolang bij de ouders van benadeelde heeft ingewoond. Inzake de benadeelde vermeldt het formulier dat hij ‘in het begin zodanige concentratieproblemen (had) dat hij zich gedurende zeven dagen ziek heeft moeten melden’. En dat deze traumatische ervaring nog steeds angstgevoelens tot gevolg heeft, zowel bij benadeelde als bij zijn gezinsleden. Daarbij is het voor benadeelde zwaar de angstgevoelens van zijn gezinsleden te moeten aanzien, om die reden heeft hij grote moeite met de nachtdienst waartoe hij eens in de zes weken verplicht is. Ter vermindering van de angstgevoelens heeft benadeelde een digitale deurcamera geplaatst. Uit de verklaring van de huisarts kan worden afgeleid dat de benadeelde de dag na de poging tot woningoverval heel erg angstig was en trilde. De schriftelijke slachtofferverklaring houdt in dat de twee kinderen en de zwangere vrouw van benadeelde doodsbang waren en dat hijzelf in shock was, dat hij en zijn familie een helse nacht hebben doorgemaakt en dat hij sindsdien ook niet meer werkt. Benadeelde vermeldt voorts dat zijn kinderen niet meer zonder hem durven te slapen en dat zij allen veel last hebben van nachtmerries.
46. Uit deze onderbouwing kan worden afgeleid dat het strafbare feit serieuze gevolgen heeft gehad voor de benadeelde en zijn gezin. Ik denk daarbij in het bijzonder aan het drie maanden lang niet in de eigen woning durven slapen. Uit het formulier wordt evenwel niet duidelijk welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld en het zwaarst hebben gewogen: angst van de benadeelde en/of van andere gezinsleden en/of zorg om een goed verloop van de zwangerschap van de vrouw van benadeelde. Inzake de gevolgen die het strafbare feit voor het werk van benadeelde heeft gehad is de combinatie van formulier en bijlagen niet helemaal duidelijk. Het formulier spreekt over zodanige concentratieproblemen dat de verdachte zich zeven dagen ziek heeft moeten melden; uit de op 2 november 2017 ondertekende bijlage lijkt te volgen dat de benadeelde sinds het strafbare feit niet meer werkt. Maar wat daar ook van zij: deze in het schadeonderbouwingsformulier omschreven gevolgen van het strafbare feit impliceren naar het mij voorkomt geen toereikende onderbouwing van het bestaan van geestelijk letsel bij de benadeelde.
47. Uit het schadeonderbouwingsformulier en de bijlagen blijkt niet dat de huisarts aan de benadeelde behandeling door een psycholoog of psychiater heeft geadviseerd. Alleen voor de kinderen is (naar ik begrijp) de mogelijkheid geopperd van een jeugdpsycholoog. Ook andere gegevens op grond waarvan naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld ontbreken. De kwalificatie van het gebeurde als een ‘traumatische ervaring’ in het schadeonderbouwingsformulier volstaat in dat verband niet.
43. Al met al meen ik dat ’s hofs oordeel dat het geestelijk letsel van de benadeelde partij voldoende is komen vast te staan, niet toereikend is gemotiveerd.
48. De vraag is of dat tot cassatie dient te leiden. Uit het overzichtsarrest volgt dat ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, niet is uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval moet degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens onderbouwen, tenzij de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Het hof wijst in het kader van de onderbouwing van het bestaan van geestelijk letsel op de ‘bijzondere ernst van het misdrijf, mede gelet op de omstandigheden waaronder het is gepleegd’. In die overweging kan mogelijk een zelfstandige grondslag voor de toekenning van schadevergoeding worden gezien.
49. Het eerder genoemde arrest van de civiele kamer van Uw Raad van 15 maart 2019, waarin de ‘uitgangspunten’ inzake de schadevergoeding wegens aantasting in de persoon op andere wijze zijn geformuleerd die nadien in het overzichtsarrest benadeelde partij zijn overgenomen, betrof de vraag of een gedetineerde op wie ten onrechte een te streng detentieregime is toegepast, recht heeft op vergoeding van immateriële schade.Daarmee illustreert dit arrest dat de vraag of schadevergoeding wegens de ‘aard en ernst van de normschending’ aangewezen is niet alleen bij normschendingen die een strafbaar feit opleveren speelt. In de strafrechtelijke context gaat het wel (enkel) om normschendingen die een strafbaar feit opleveren. Bij het bepalen van aard en ernst van deze normschendingen kunnen het door de strafbaarstelling beschermde rechtsbelang, de maximale gevangenisstraf die op het misdrijf is gesteld en de straf die aan de verdachte is opgelegd indicaties zijn.