Conclusie
[aannemingsbedrijf]respectievelijk
HHSK.
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten
hof) van 3 september 2024 [1] (hierna: het
bestreden arrest) ontbreekt een apart kopje waarin een opsomming van de vaststaande feiten is opgenomen. [2] De vermelding van de feiten hierna vormt daarom een compilatie van de in het rechtbankvonnis [3] (hierna:
het vonnis) vermelde feiten en de door het hof in de loop van het bestreden arrest vermelde feiten.
de ARE). [4] In dat kader heeft [aannemingsbedrijf] op 24 december 2009 een aanbieding gedaan. [5] Bij haar aanbieding heeft [aannemingsbedrijf] een plan van aanpak gevoegd. [6] Op basis van deze inschrijving heeft HHSK de opdracht aan [aannemingsbedrijf] gegund. [7]
3.Procesverloop
Eerste aanleg
De conclusie’:
De oplevering’:
De onderhoudstermijn’) bespreekt het hof de vraag welke onderhoudstermijn is overeengekomen en naar welke onderhoudstermijn § 27 UAV-GC 2005 verwijst:
Dit plan van aanpak maakt deel uit van de aanbieding van [aannemingsbedrijf] BV. In het plan van aanpak wordt in hoofdlijnen weergegeven hoe voldaan wordt aan de in de vraagspecificatie gestelde eisen en op welke punten [aannemingsbedrijf] een meerwaarde wenst te bieden voor dit systeem.” In paragraaf 7 van het plan van aanpak heeft [aannemingsbedrijf] opgenomen dat zij zich verplicht het systeem te ontwerpen met een 100% hogere ontwerplevensduur dan is opgenomen in de vraagspecificatie. Vervolgens is in paragraaf 7 opgenomen: “
verleent aanvullen de garantie in de vorm van een verlenging van de onderhoudstermijn te weten een verlenging van de onderhoudstermijn van 8 jaar.”
Wanneer echter de kwaliteit van het aangebodene uitgaat boven de in de Vraagspecificatie geëiste kwaliteit of de Opdrachtnemer aanbiedt het Werk op een eerder tijdstip op te leveren dan door de Vraagspecificatie wordt geëist, prevaleert de Aanbieding boven alle andere contractdocumenten met uitzondering van de Basisovereenkomst.”
Het gebrek’ en in r.o. 4.14 de betekenis daarvan voor toepasselijkheid van de in paragraaf 28 UAV-GC 2005 opgenomen vervaltermijn.
4.Bespreking van het cassatiemiddel
[dat] [aannemingsbedrijf] daardoor in zijn belangen is geschaad, is onvoldoende aannemelijk geworden”. Zie in dit kader ook de bespreking van subonderdelen 1.7-1.9 (randnummers 4.24-4.33).
een met voldoende mate van waarschijnlijkheid vastgesteld gebrek” is het dus niet zo dat het gebrek moet vaststaan; het gaat erom dat de schuldeiser er met voldoende mate van waarschijnlijkheid vanuit kan gaan dat er sprake is van een gebrek. [48]
bekend is geworden, doet daar niet aan af. Het hof heeft, gelet op hetgeen het in r.o. 4.15 heeft geoordeeld, met hetgeen het in r.o. 4.13 heeft overwogen kennelijk bedoeld dat niet ter discussie staat dat in februari 2018 aanwijzingen aan het licht waren gekomen dat er sprake was van een capaciteitstekort. Ten slotte is het met de kennis van nu, dat sprake is van een gebrek, niet verwonderlijk dat het hof in een ander kader dan dat van de klachtplicht heeft gesproken over het
bekend zijn geworden met het capaciteitskort.
NJ2008/606, m.nt. Jac. Hijma (
P/V) voert het subonderdeel aan dat het antwoord op de vraag of het inschakelen van een deskundige door de schuldeiser een langere onderzoekstermijn rechtvaardigt in het bijzonder afhangt van de deskundigheid van de schuldeiser ten aanzien van de deugdelijkheid van de prestatie van de schuldenaar. Het subonderdeel richt ook nog een motiveringsklacht tegen het oordeel. Het oordeel zou onbegrijpelijk zijn, omdat het hof geen aandacht zou hebben besteed aan het feit dat HHSK als hoogheemraadschap en professionele, deskundige partij in staat moet worden geacht om de deugdelijkheid van de prestatie van [aannemingsbedrijf] te beoordelen.
bijzondergewicht toekomt [61] aan de deskundigheid van de schuldeiser. Het hof heeft acht geslagen op alle omstandigheden van het geval en daarmee geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Zie ook mijn behandeling van subonderdeel 1.4.
subonderdelen 1.7 tot en met 1.9gezamenlijk te behandelen. Deze subonderdelen houden rechtsklachten in dat het hof in r.o. 4.15 heeft miskend dat uit vaste jurisprudentie volgt dat wanneer met een onderzoek langere tijd is gemoeid, de schuldeiser aan zijn schuldenaar onverwijld kennis dient te geven van het onderzoek en de verwachte duur ervan (subonderdeel 1.7) en dat reeds sprake is van een klacht in de zin van art. 6:89 BW als de schuldeiser de schuldenaar informeert over het onderzoek naar het eventuele gebrek (subonderdeel 1.8). Daarnaast houden de subonderdelen motiveringsklachten in dat zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom niet van HHSK kon worden gevergd dat zij [aannemingsbedrijf] in kennis had gesteld van het onderzoek van Deltares (subonderdeel 1.7), dat zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom HHSK alleen met het melden van een gebrek aan de klachtplicht van art. 6:89 BW kon voldoen (subonderdeel 1.8) en dat het hof voorbij is gegaan aan de (essentiële) stelling dat [aannemingsbedrijf] als gevolg van het stilzitten van HHSK geen regres meer kan nemen op de ontwerper van de ARE (subonderdeel 1.9).
NJ2008/606, m.nt. Jac. Hijma (
P/V), het arrest waarin de Hoge Raad voor het eerst deze communicatieplicht noemt, betoogt Hijma dat de communicatieplicht slechts een mogelijkheid voor de koper is: “
door haar na te leven conserveert hij zijn klachtrecht, ook wanneer de in art. 7:23 lid 1 genoemde termijn normaliter reeds gedurende het langdurige onderzoek zou verstrijken.” [63] Als de koper zijn communicatieplicht niet nakomt, dan heeft dit volgens Hijma alleen als consequentie dat er niets in zijn voordeel verandert: “
De termijn van art. 7:23 lid 1 blijft dan onverkort — lees: onverlengd — gelden; de verkoper die niet van het in concreto uitgezette onderzoek op de hoogte is gebracht, mag de koper houden aan het algemene 'heeft ontdekt of had behoren te ontdekken' van art. 7:23 lid 1 BW.” [64] De koper verliest zijn rechten pas na het verstrijken van de in art. 7:23 lid 1 BW bedoelde periode en niet al na het verstrijken van de periode waarin hij de verkoper onverwijld kennis had moeten geven. De communicatieplicht heeft volgens Hijma per saldo geen betekenis voor situaties waarin het onderzoek ondanks zijn lange duur toch binnen de reguliere wettelijke perken blijft. [65] In haar conclusie onder HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8991,
NJ2013/5, m.nt. Jac. Hijma (
P/S II) onderschrijft A-G De Vries Lentsch-Kostense het betoog van Hijma. [66]
klachtplichtheeft voldaan door bij [aannemingsbedrijf] te klagen over het
vastgestelde capaciteitsgebrek. Bij de hiervoor geschetste stand van zaken is van een onjuiste rechtsopvatting geen sprake.
Haviltex-maatstaf en niet volgens de normale
Haviltex-maatstaf. Uit de tekst van de contractdocumenten zou volgen dat voor de risico-overgang in § 28 lid 4 UAV-GC 2005 de onderhoudstermijn van zes maanden uit de vraagspecificatie van belang is en niet de ‘verlengde’ onderhoudstermijn van acht jaar uit het plan van aanpak en de garantieverklaringen uit het eerste aanvaardingsdossier. Ook stelt het subonderdeel met een motiveringsklacht dat het oordeel van het hof dat de onderhoudstermijn van acht jaar in de plaats van de onderhoudstermijn van zes maanden is gekomen, als gevolg waarvan de risico-overgang pas na het einde van die termijn van acht jaar plaatsvindt, berust op een onbegrijpelijke uitleg van de contractdocumenten. Dat valt, gelet op de tekst van de aanvullende garantie, die slechts een verlenging bevat en geen indeplaatsstelling van de in de vraagspecificatie opgenomen onderhoudstermijn, in onderling verband met de uitdrukkelijke koppeling van § 28 lid 4 UAV-GC 2005 aan de in de vraagspecificatie opgenomen onderhoudstermijn, zonder nadere motivering niet in te zien, aldus het middelonderdeel.
Haviltexen
DSM/[…]van belang. Daarover maak ik vooraf enkele opmerkingen.
Haviltexheeft de Hoge Raad overwogen dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag gaat het om de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [69] Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval. [70]
DSM/[…]heeft de Hoge Raad vervolgens overwogen dat ook bij toepassing van de zogenoemde
Haviltex-maatstaf heeft te gelden dat, indien de inhoud van een overeenkomst in een geschrift is vastgelegd, de argumenten voor een uitleg van dat geschrift naar objectieve maatstaven aan gewicht winnen naar mate de daarin belichaamde overeenkomst naar haar aard meer is bestemd de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen uit dat geschrift en een eventueel daarbij behorende toelichting niet kunnen kennen en het voor de opstellers voorzienbare aantal van die derden groter is, terwijl het geschrift ertoe strekt hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen. [71]
Haviltex-maatstaf heeft gehanteerd om uit te leggen wat partijen zijn overeengekomen ten aanzien van de duur van de onderhoudstermijn en het moment van risico-overgang. Daarbij heeft het hof niet meer gewicht aan de tekst van de contractdocumenten hoeven toe te kennen dan het heeft gedaan, omdat de contractdocumenten naar hun aard niet zijn bestemd om de rechtspositie van derden te beïnvloeden. Daarbij is van belang dat [aannemingsbedrijf] de onderhoudstermijn van acht jaar zelf heeft voorgesteld. Van een eenzijdig door HHSK opgelegde bepaling is dan ook geen sprake. De aangedragen argumenten voor toepassing van een objectievere uitleg gaan in het onderhavige geval dan ook niet op.
Haviltex-maatstaf toegepast. Zie ook de bespreking van subonderdeel 2.1 hiervoor.