ECLI:NL:PHR:2025:1123
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Uitleg van art. 40(2) Wet WOZ en de reikwijdte van indexeringspercentages
In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, M.R.T. Pauwels, een conclusie gepresenteerd over de uitleg van artikel 40(2) van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De zaak betreft een geschil tussen een belanghebbende en het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (BghU) over de verstrekking van gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van een woning. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een WOZ-beschikking voor het jaar 2021 en verzocht om de onderbouwing van de gehanteerde indexering naar de waardepeildatum. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de indexeringspercentages en de onderbouwingen daarvan te verstrekken, wat door de belanghebbende werd bestreden in cassatie. De Procureur-Generaal concludeert dat het beroep in cassatie ongegrond is, omdat de uitleg van artikel 40(2) Wet WOZ zoals voorgesteld in de bijlage van de conclusie, niet de verplichting tot verstrekking van deze gegevens impliceert. De conclusie bevat ook een extra hoofdstuk waarin enkele aspecten van de bijlage verder worden geïllustreerd, met aandacht voor de complexiteit van de gegevensverstrekking en de rol van de taxatiesoftware. De zaak biedt inzicht in de juridische interpretatie van de Wet WOZ en de verplichtingen van de heffingsambtenaar.