ECLI:NL:PHR:2025:1127
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Uitleg van art. 40(2) Wet WOZ en de gevolgen van schending voor proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om de vraag of de heffingsambtenaar bepaalde gegevens had moeten verstrekken op basis van artikel 40(2) van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, een Vereniging van Eigenaren (VvE), heeft bezwaar gemaakt tegen een WOZ-beschikking voor het jaar 2021, waarbij hij om correcties heeft verzocht die niet zijn verstrekt. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar artikel 40(2) Wet WOZ heeft geschonden door bepaalde correcties niet te verstrekken, maar heeft deze schending gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De belanghebbende heeft cassatie ingesteld, waarbij hij twee middelen heeft voorgesteld. Het eerste middel betreft de schending van artikel 40(2) Wet WOZ, terwijl het tweede middel stelt dat een schending van dit artikel niet kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 Awb. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het beroep in cassatie gegrond is, en dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van griffierecht en proceskosten voor de gedingen voor het Hof en de Rechtbank. De Hoge Raad wordt geadviseerd om de zaak af te doen zonder verwijzing.