2.2De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2022 (p. 16-17), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 27 januari 2022, om 18:20 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de incidentenafhandeling. Omstreeks 18:30 uur kregen wij de melding om te rijden naar de [a-straat 1] te Sweikhuizen . Hier zou een woningbrand zijn waarbij een persoon in brand zou staan. Om 18:40 uur kwamen wij ter plaatse op de genoemde locatie. Wij zijn samen met het personeel van de ambulance naar boven gelopen. Wij zagen dat door de gehele trappengang olie op de grond lag. Tevens zagen wij dat deze olie ook op verdieping twee lag. Op de tweede etage stond een vrouw onder de douche met ernstige brandwonden. Deze vrouw is door het ambulance personeel behandeld. Wij hoorden vervolgens dat er ook nog een tweede slachtoffer zou zijn. Dit slachtoffer zat reeds in een van de ambulances. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb de gegevens van beide slachtoffers weten te achterhalen. Dit zou gaan om:
o [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] 1990 (
het hof begrijpt:[benadeelde 1] );
o [benadeelde 2] (
het hof begrijpt: [benadeelde 2]), geboren op [geboortedatum] 1967 (
het hof begrijpt: [benadeelde 2]).
Beide slachtoffers zijn met spoed naar het Klinikum in Aachen vervoerd.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 februari 2022 (p. 59-67), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van aangeefster [benadeelde 1] :
Ik doe aangifte terzake van poging doodslag c.q. zware mishandeling, gepleegd op donderdag 27 januari 2022, omstreeks 18:25 uur, in het gebouw van het asielzoekerscentrum te Sweikhuizen , gemeente Beekdaelen . Ik ben nu pas in staat om aangifte te doen omdat ik vanaf het plegen van het feit tot en met vrijdag 18 februari jongstleden heb verbleven in de Universitatskliniek te Aken (Duitsland).
Ik ben werkzaam in het AZC te Sweikhuizen . Ik was op 27 januari 2022 werkzaam op een avonddienst, samen met mijn collega [benadeelde 2] . Het brandalarm in de keuken op de derde etage ging af. We pakten de trappen aan de voorzijde van het gebouw. [benadeelde 2] was daar eerder omdat ik nog in gesprek was. We communiceren via portofoons. Zij liet mij weten dat ze al onderweg was. Ik ben haar vlak daarna gevolgd. Zij ging net van de tweede verdieping, de overloop, daar de hoek om, om naar de derde verdieping te gaan. Ik stond zelf vlak voor de overloop van de tweede verdieping. Ik zag niet precies wat er gebeurde, maar ik zag vloeistof naar beneden komen. Die vloeistof trof [benadeelde 2] . Zij is toen direct weggedoken. Voor zover ik me kan herinneren heb ik van die eerste worp nog niet veel over mij heen gekregen. [benadeelde 2] schreeuwde van de pijn. Ik zag de stoom meteen en rook dat de vloeistof olie betrof. Ik wilde daarom [benadeelde 2] daar weghalen. Ik ben de trap op gelopen om haar weg te slepen of dragen, om haar daar weg te krijgen. Nog voordat ik helemaal bij haar was kwam die tweede worp. Het was een ketel met twee handvatten.
Ik zag de inhoud van de pan zo op me afkomen. Ik heb me zo snel mogelijk proberen weg te draaien. Ik zag dat het één persoon was die de olie gooide. Toen had ik helse pijn, ik was geraakt door de vloeistof. Daarna ben ik van de tweede verdieping helemaal naar de eerste verdieping op mijn billen naar beneden gegleden. Die olie was namelijk zo spekglad dat ik viel. Op de eerste verdieping zag ik andere bewoners. Die heb ik gevraagd of ze me onder de douche konden helpen. Ik heb gehoord dat de persoon die de olie heeft gegooid, [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) is. Hij had die dag te horen gekregen dat hij naar een ander AZC verplaatst werd. Hij was niet blij met dat nieuws. Ik heb uiteindelijk twee dagen in coma en een week op de IC gelegen. Ook heb ik een huidtransplantatie ondergaan. De huidtransplantatie heeft plaatsgevonden op beide schouders en op mijn wreef van mijn rechtervoet. Die huid hebben ze weggehaald bij mijn rechterdijbeen. Daar heb ik nu een diepe schaafwond, lopend vanaf mijn knie tot aan mijn onderkant bil. Verder is er een incisie in mijn keel gemaakt voor de intubatie. Ik heb brandwonden op de volgende plekken:
- boven op mijn hoofd, meer in het bijzonder de linker bovenkant en linker zijkant en linkeroor;
- links op mijn voorhoofd;
- mijn linkerschouder tot onderkant linker schouderblad;
- mijn rechterschouder tot halverwege het rechter schouderblad;
- rechterhand: binnenkant pols en handpalm. En de bovenkant hand, op de duim en wijsvinger. De verwonding loopt dan tot bovenkant pols;
- brandverwondingen van spetters ter hoogte van de rechter elleboog;
- linkerarm: brandverwondingen van spetters op mijn bovenarm, iets boven de elleboog;
- linker onderarm: bovenkant helemaal tot aan de knokkels van de hand;
- linker dijbeen: brandwond aan de bovenkant van de lies tot aan de knie;
- rechter scheenbeen: grote spat(brand)wonden;
- rechtervoet; wreef is getransplanteerd.
Mijn schouders hebben derdegraads brandwonden en mijn hoofd heeft tweedegraads brandwonden. Alle brandwonden zijn tweede- of derdegraads.
3. Een geschrift, te weten een brief van [betrokkene 1] Huid- en Oedeemtherapeute bij Huid- en Oedeemtherapie [...] d.d. 5 juli 2024 (los opgenomen), voor zover inhoudende:
[benadeelde 1] is sinds 22 april 2022 bij ons in behandeling na het oplopen van multipele brandwonden gelokaliseerd op haar schouders, armen, been en gelaat. Vanwege de pijn zijn wij toendertijd heel voorzichtig moeten starten met littekentherapie. Na enkele weken konden wij de huid steeds meer mobiliseren en hebben wij het gebruik van ons endermologie apparaat (LPG) erbij ingezet. Tot op heden zetten wij deze behandeling bij [benadeelde 1] in. De brandwonden zijn door de behandelingen dermate verbeterd en veel soepeler geworden, echter blijven ernstig van aard. We hebben de therapie van tweemaal per week af kunnen bouwen naar eenmaal per week. Behandeling van de littekens zal noodzakelijk blijven.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2022 (p. 74-79), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van aangeefster [benadeelde 2] :
Ik doe bij deze aangifte ter zake poging doodslag c.q. zware mishandeling, gepleegd op donderdag 27 januari 2022, omstreeks 18:25 uur, in het gebouw van het asielzoekerscentrum te Sweikhuizen , gemeente Beekdaelen . Ik heb tot maandag 5 maart jongstleden in het ziekenhuis in Keulen gelegen.
Ik ben werkzaam in het AZC te Sweikhuizen . Op 27 januari jongstleden had ik een late dienst. Bij de overdracht vertelden collega's van de ochtenddienst dat twee collega's op de kamer van [verdachte] waren geweest om hem te vertellen dat hij naar een andere locatie zou gaan in verband met zijn asielprocedure. Daar was [verdachte] niet blij mee. Ik hoorde het brandalarm. Het betrof het brandalarm in de keuken op de derde etage. Daarop heb ik [benadeelde 1] opgeroepen via de portofoon. Daarop ben ik begonnen te lopen, alleen, richting de keuken op de derde etage. Dit gaat via het trappenhuis. Ter hoogte van de tweede etage richting de derde etage, stond ik al met een voet op de onderste trede om naar de derde etage te gaan. Ik werd opgewacht door [verdachte] . Hij stond op de trap, ongeveer op de 4e/5e trede van bovenaf geteld. Ik keek hem recht in zijn ogen. Hij zei vervolgens iets, ik hoorde niet wat hij zei, en ik zag dat hij een ketel in zijn handen had. Vervolgens maakte hij met deze ketel een gooibeweging waarop ik mij wegdraaide en olie op mijn linkerzijde en mijn hele rug terechtkwam. De hoeveelheid olie had alles kunnen doorbranden, waaronder mijn strot. Gelukkig had ik mij omgedraaid. In een beweging greep ik naar de linker deurklink en ik ben via de linker deur van de voorbouw op de tweede etage gevlucht. Ik heb alles uit mijn handen laten vallen tijdens het vluchten. Ik zag [benadeelde 1] op dezelfde etage als waar ik mij bevond, maar op het andere trapdeel, lager op de trap zitten en in haar gezicht wrijven. De diameter van de pan was ongeveer 30-40 centimeter. Ik heb in totaal 3 weken op de IC gelegen en ben in totaal 5,5 tot 6 weken in Keulen geweest. Op 27 januari ben ik binnengebracht en op 5 maart 2022 weer ontslagen. Ik heb vier huidtransplantaties gehad. De enige plek op mijn lichaam waar ik niks had was mijn linkerbeen. Dat is nu volledig gehavend omdat ze deze huid hebben gebruikt voor de transplantaties. Uiteindelijk hebben ze ook nog huid van mijn rechterbeen daarvoor gebruikt. De eerste drie transplantaties waren voor mijn rug en schouders omdat deze er het ergste aan toe waren. Ook de flank onder mijn linkerarm is flink getransplanteerd. Verder heb ik in het ziekenhuis in Keulen tot twee keer toe een bloedtransfusie ondergaan. Ik ben 23% derdegraads verbrand geraakt. Op de volgende plekken:
- achterhoofd;
- nek;
- schouders links en rechts;
- bovenarmen links en rechts;
- rug;
- rechter bovenbeen;
- rechter kuit.
In mijn gezicht heb ik spetters gekregen. Op mijn rechterwang. Deze verwondingen waren minder ernstig en werden alleen ingesmeerd. Van mijn rechteroor hebben ze een stukje van mijn oorlel weggesneden omdat dit ernstig verbrand was. Mijn onderarm links was ook gewond.
5. Een geschrift, te weten een brief van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] van Kinepoint [...] d.d. 8 juni 2023 (los opgenomen), voor zover inhoudende:
Betreffende: [benadeelde 2]
Pathologie: Sequellen van zware brandwonden ter hoogte van hals, schouder en bovenarm, 23% graad 3
Behandeling:
1. Mobilisatie
2. Myofasciale release
3. Litteken behandeling
Sinds 14 maart 2022 is [benadeelde 2] bij ons in behandeling wegens zware brandwonden ter hoogte van hals, cenricale en thoracale wervelkolom, schouder en bovenarm. Gezien het grote gebied en ernst van de brandwonden gaat dit zeer moeizaam. Momenteel zijn we voornamelijk bezig met myofasciale behandelingen en litteken behandelingen van de brandwonden. Hier boeken we trage voorruitgang, echter is er nog een lange weg af te leggen. We gaan verder aan een frequentie van 2-3 keer in de week met deze behandelingen.
6. Een geschrift, te weten een bericht van [betrokkene 2] van Universitaire Ziekenhuizen Leuven d.d. 21 november 2022 (los opgenomen), voor zover inhoudende:
Wij zagen [benadeelde 2] op de raadpleging plastische, reconstructieve en esthetische heelkunde op 21 november 2022. De littekens zijn nog steeds erg uitgesproken. Vooral ter hoogte van de hals rechts is er sterke retractie van het litteken. Naar chirurgische behandeling van de littekens toe stel ik voor dat er voldoende lang gewacht wordt tot de littekens minder actief zijn.
7. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 januari 2022 (p. 121-122), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van getuige [getuige 1] :
Ik ben werkzaam op het asielzoekerscentrum gelegen [a-straat 1] te Sweikhuizen . Vandaag, 27 januari 2022, ben ik om 08:00 uur aan mijn dienst begonnen. Omstreeks 12:15 uur kwam [verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) naar mij toe. [verdachte] zei tegen mij dat hij mij een e-mail had gestuurd. Ik zag dat in de e-mail bijlagen aanwezig waren. Meestal als een cliënt een e-mail naar mij stuurt is het de bedoeling dat ik de bijlagen print. Ik zei tegen [verdachte] dat hij zich bij de receptie moest melden na mijn pauze. Ik sprak met hem af om 14:00 uur. Om 14:11 uur kwam ik aan bij de receptie en daar zag ik [verdachte] . Ik zei tegen hem dat hij met mij mee kon lopen, dan zou ik de documenten voor hem printen. Tevens zei ik tegen hem dat ik met hem een gesprek wilde hebben vanwege het feit dat hij op 9 februari 2022 overgeplaatst zou worden naar het asielzoekerscentrum in Arnhem. Er was namelijk besloten dat [verdachte] in verband met zijn lopende procedures overgeplaatst ging worden. Wie dit precies besluit weet ik niet, maar vaak zijn wij degene die dit mededelen aan de bewoner(s). Toen ik het mededeelde aan [verdachte] sloeg hij helemaal dicht. Hij zei dat niks meer hoefde geprint te worden. Hij zwaaide met zijn hand naar mij en zei “nee nee, het is goed.” [verdachte] draaide zich weg van mij en liep de trappen omhoog. Rond 16:30 uur ben ik vertrokken op mijn werk.
8. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d. 26 juni 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het klopt dat ik op 27 januari 2022 in het AZC in Sweikhuizen hete olie over [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heb gegooid. Zij waren medewerkers van het COA. Ik heb dit gedaan omdat ze mij wilden overplaatsen naar een ander AZC. Dat wilde ik niet, maar ik moest toch overgeplaatst worden. Ik wilde eigenlijk de olie gooien op een andere medewerkster van het AZC, [betrokkene 5] , maar [benadeelde 1] en [benadeelde 2] kwamen eerder naar boven. Het klopt dat ik voorafgaand aan het feit de olie heb verwarmd in de keuken. Ook heb ik een zakdoek in brand gestoken en bij het brandalarm gehouden zodat het brandalarm af zou gaan. Ik hoopte dat [betrokkene 5] naar aanleiding van de brandmelding naar boven zou komen. Echter kwamen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] eerst en toen heb ik de hete olie over hen gegooid.
9. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 22 juli 2024, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 27 januari 2022 in het AZC in Sweikhuizen hete olie over [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heb gegooid. De flessen olie had ik al een tijdje in mijn bezit. De flessen lagen in mijn kamer.
U, voorzitter, vraagt aan mij wat ik op 27 januari 2022 precies met de flessen olie heb gedaan. Ik heb de olie in de keuken verwarmd en daarna op [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gegooid. Ik heb de olie in een pan gedaan en verwarmd. Ik zag dat de olie heet was. Het waren twee pannen. Het waren twee pannen van ieder twee liter. De flessen olie heb ik over de twee pannen verdeeld. Ik heb twee of vier flessen olie in die pannen gedaan voordat ik ze verwarmde. Ik had flessen van 1 liter en van 2 liter inhoud. Ik heb die olie verdeeld over twee pannen. Het verwarmen van de olie heeft ongeveer tien minuten geduurd. De olie was heet en toen heb ik het vuur uitgezet.
U, voorzitter, vraagt aan mij om welke reden ik de olie heb verwarmd. Ik heb de olie verwarmd om het op de medewerkers van het kamp (
het hof begrijpt: medewerkers van het asielzoekerscentrum (AZC) in Sweikhuizen) te gooien.
U, voorzitter, vraagt aan mij wanneer ik op het idee was gekomen om dit te doen. Aan het begin van de avond, rond zonsondergang.
Ik heb een zakdoek aangestoken om het brandalarm af te laten gaan.
U, voorzitter, vraagt aan mij om welke reden ik het brandalarm heb geactiveerd. Ik heb dat gedaan om de medewerkers naar boven te laten komen. Ik heb eerst geprobeerd om met een mes het brandalarm af te laten gaan, maar dat werkte niet. Ik heb het brandalarm vervolgens laten afgaan door een papieren zakdoek aan te steken. Ik heb dit gedaan nadat ik de olie had verwarmd en het vuur had uitgezet. Vervolgens heb ik gewacht tot de medewerkers kwamen. Ik heb bij de trap gewacht en de pan met olie had ik in mijn handen. Ik had één pan in mijn handen. De andere pan stond nog in de keuken. Er kwam iemand naar boven en toen heb ik de eerste pan gegooid. Daarna ging ik de andere pan in de keuken ophalen en die heb ik daarna ook gegooid. De afstand van de trap naar de keuken bedraagt ongeveer vijf à tien meter. Ik heb gezien wie er naar boven kwamen. Het waren [benadeelde 2] en [benadeelde 1] (
het hof begrijpt: [benadeelde 2] en [benadeelde 1]). [benadeelde 2] kwam als eerste naar boven.
U, voorzitter, vraagt aan mij om welke reden ik hete olie over [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heb gegooid. Het COA wilde mij overplaatsen naar een ander AZC en dat wilde ik niet. Ik wilde een andere medewerkster, [betrokkene 5] , verbranden, maar zij kwam niet. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] kwamen wel naar boven. Ik heb ook gezien dat zij naar boven kwamen.
U, voorzitter, vraagt mij aan om welke reden ik de hete olie over [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heb gegooid, terwijl ik heb gezien dat [betrokkene 5] niet naar boven kwam. Dit had te maken met mijn overplaatsing. Zij wilden mij overplaatsen naar een ander AZC en dat wilde ik niet .
U, voorzitter, vraagt mij naar mijn gemoedstoestand op dat moment. Ik was bang, bang voor hetgeen ik ging doen. Toch heb ik het gedaan.
U, voorzitter, vraagt aan mij of ik wist wat ik ging doen. Ja, ik wist wat ik ging doen.
U, oudste raadsheer, vraagt aan mij om welke reden de olie verwarmd moest worden. Om de olie te gooien.
U, oudste raadsheer, vraagt aan mij om welke reden ik geen koude olie heb gegooid. Ik wilde warme olie gooien, omdat ze mij wilde overplaatsen naar een ander AZC en dat wilde ik niet.
U, oudste raadsheer, vraagt aan mij wat mijn bedoeling was met het gooien van hete olie. Ik wilde [betrokkene 5] verbranden.
U, oudste raadsheer, zegt mij dat ik zojuist heb verklaard dat ik [benadeelde 1] en [benadeelde 2] naar boven zag lopen, dat ik weet dat wanneer er hete olie wordt gegooid iemand daardoor verbrand kan raken en dat het - gelet op hetgeen ik zojuist heb verklaard - ook mijn wens was [betrokkene 5] verbranden. Ja, dat klopt.
Ik zag dat [benadeelde 2] naar boven kwam. Ik heb toen de olie gegooid. Ik hoorde [benadeelde 2] gillen. Daarna ging ik de andere pan halen. Toen zag ik [benadeelde 1] en toen heb ik de inhoud van de andere pan op haar gegooid.
U, jongste raadsheer, vraagt aan mij waarom [benadeelde 2] giIde. Zij was verbrand. [benadeelde 1] heb ik ook horen gillen.
U, jongste raadsheer, vraagt aan mij of met het gooien van de inhoud van de tweede pan op [benadeelde 1] het ook mijn bedoeling was om haar te verbranden. Ja. Ik wist dat [benadeelde 2] en [benadeelde 1] verbrand zouden worden.”