Conclusie
1.Inleiding
juros sobre o capital próprio(
Interest on Net Equity, IoNE) onder het belasting-verdrag met Brazilië. [1] Die verdragskwalificatie bepaalt de omvang van de
tax sparing creditdie Nederland op basis van art. 23 van dat Verdrag verleent. Is de
IoNEdividend in de zin van art. 10 Verdrag, dan verrekent Nederland 25% van de IoNE als bronbelasting, ongeacht de feitelijke bronheffing (die is 15%); is IoNE interest in de zin van art. 11 Verdrag, dan verrekent Nederland 20% van de IoNE als bronbelasting, ongeacht de feitelijke bronheffing.
tax sparing creditvan 25% van die IoNE verrekend met haar vennootschapsbelasting, uitgaande van kwalificatie van IoNE als dividend. De Inspecteur daarentegen heeft bij aanslag-oplegging de
tax sparing creditad 20% toegepast die geldt voor ontvangen interest (art. 23(4)(b) Verdrag), zich onder meer beroepende op een
mutual agreement procedure(MAP) waarin de bevoegde fiscale autoriteiten van beide landen in 2022 zijn overeengekomen dat de IoNE voor de verdragstoepassing als interest moet worden aangemerkt.
Rechtbank Den Haagheeft de
tax sparing creditvan 25% voor dividenden toegepast omdat de IoNE materieel als dividend moet worden beschouwd en omdat – ook als de IoNE al vóór de 2022-MAP
medeals interest zou moeten worden beschouwd – Nederland verplicht is om
beide tax sparing creditstoe te passen, dus effectief de verststrekkende.
Gerechtshof Den Haagstelde de belanghebbende in het gelijk, overwegende dat uit de definities in art. 10(3) Verdrag (dividenden) en 11(4) Verdrag (interest) niet volgt dat bijzondere interpretatiebetekenis toekomt aan de vraag hoe Brazilië de IoNE nationaalrechtelijk behandelt. De IoNE vertoont zulke sterke overeenkomsten met dividend naar Nederlands burgerlijk recht dat zij volgens de interpretatieregel van art. 3(2) Verdrag (nationaal recht bepaalt de betekenis van niet-omschreven termen) ook voor de toepassing van de Wet Vpb moet worden aangemerkt als inkomsten uit aandelen, aldus het Hof. De verdragscontext eist geen andere uitleg dan die volgens Nederlands belastingrecht. Het Hof leidde uit de Braziliaanse belastingwetgeving niet af dat de IoNE (ook) met inkomsten uit geldleningen kan worden gelijkgesteld. De later, in 2022, bereikte overeenstemming tussen de fiscale autoriteiten dat de IoNE moet worden aangemerkt als interest, achtte het Hof niet van belang, alleen al niet omdat die MAP dateert van ná het geschiljaar.
cassatiepresenteert de Staatssecretaris één middel dat vier klachten omvat: het Hof heeft ten onrechte of onvoldoende gemotiveerd geoordeeld (i) dat geen bijzondere btekenis toekomt aan de fiscale behandeling van IoNE in Brazilië; (ii) dat IoNE onder het verdrag moet worden aangemerkt als inkomsten uit aandelen; (iii) dat IoNE in Brazilië niet fiscaal wordt gelijkgesteld met inkomsten uit geldlening en niet (ook) onder art. 11(4) Verdrag valt; hij heeft een te strenge maatstaf gebruikt, nl. of IoNE in Brazilië
identiekwordt behandeld als rente; (iv) dat geen rekening hoeft te worden gehouden met het MAP-besluit van 2022.
gemeenschappelijke bijlagega ik in op de gezichtspunten die voor alle drie de zaken relevant zijn:
juros sobre o capital próprio;
default mode, die alleen relevant wordt als art. 10(3) resp. art. 11(4) overigens niet al uitsluitsel biedt, net zoals art. 3(2) Verdrag het nationale recht alleen relevant verklaart als het Verdrag overigens niet al uitsluitsel biedt.
winstuitkering met de term
jurosaanduidt in plaats van een accuratere term als ‘primair dividend’ of ‘aftrekbaar dividend’ die het doel van de IoNE duidelijker weergeeft, nl. verkleining van de fiscale
biastegen eigen-vermogensfinanciering doordat rente aftrekbaar is en dividend (winst
verdeling) niet, wat kan leiden tot excessieve leenfinanciering, met alle gevolgen van dien bij rentestijging. Ook uit dat doel volgt mijns inziens onmiskenbaar dat de IoNE-winstuitkering
eigen-vermogens-financiering dient en een vergoeding is voor terbeschikkingstelling van
eigenvermogen aan vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal. Dat de IoNE in Brazilië pas is ingevoerd ná de inwerkingtreding van het verdrag, lijkt mij
neither here nor therevoor de verdragskwalificatie ervan. Voor zover al van belang, lijkt mij die posterieure datum eerder een reden om de bronstaatkwalificatie niet klakkeloos te volgen.
label‘IoNE’ is een – weliswaar aftrekbaar –
dividenden niet een vergoeding voor tijdelijke terbeschikkingstelling van een hoofdsom die terugbetaald moet worden. Voor het geval u daar anders over denkt, merk ik op dat voor zover de Staatssecretaris klaagt over ’s Hofs uitleg van Braziliaans recht, schending van vreemd recht geen grond voor cassatie is (art. 79 Wet RO) en dat ’s Hofs uitleg van Braziliaans recht, als die al relevant zou zijn, mijns inziens geen onjuiste rechtsopvatting verraadt, gegeven dat Brazilië IoNE-betalingen duidelijk niet hetzelfde behandelt als interest: anders dan interest, die ook aftrekbaar is bij afwezigheid van winst, is IoNE niet aftrekbaar bij afwezigheid van winst. Voor IoNE-uitbetaling is een a.v.a-besluit vereist en zij wordt betaald naar rato van kapitaaldeelname. Rente, met name betaald aan verbonden niet-ingezetenen, is onderworpen aan allerlei aftrekbeperkingen waaraan IoNE niet is onderworpen en er bestaan aanzienlijke belastingtariefverschillen tussen interest en IoNE. Mede daarom heeft klacht (iii) mijns inziens ook geen feitelijke grondslag: het Hof heeft mijns inziens geenszins de eis gesteld dat IoNE in Brazilië
identiekaan inkomsten uit geldleningen wordt behandeld om onder art. 11(4) te kunnen vallen.
neither here nor therevoor ons geschil, omdat met dat verschil in formulering, zoals de Staatssecretaris trouwens ook opmerkt, geen wijziging is beoogd, zodat die laatste maatstaf kennelijk even ‘streng’ is als de eerste. Wat daarvan zij, voor zover al relevant, volgt uit ‘s Hofs uitgebreide en niet-onaannemelijke analyse van Braziliaans recht dat IoNE-betalingen in Brazilië geenszins op dezelfde wijze aan heffing worden onderworpen als inkomsten uit geldleningen.
beidebepalingen moet toepassen en dus 25% van de bruto IoNE moet verrekenen.
klacht ivhad het Hof de MAP moeten opvatten als later tot stand gekomen overeenstemming tussen de verdragspartijen over de uitleg van de artt. 10 en 11 Verdrag en had hij er daarom op grond van art. 31(3)(a) Verdrag van Wenen rekening mee moeten houden. Het Hof had de MAP verder als verdragscontext moeten aanmerken, met als consequentie dat diens kwalificatie (interest) moet worden gevolgd.
between the parties’noemt. De fiscale autoriteiten zijn geen Verdragspartij(en), maar uitvoerders. Van overeenstemming tussen
the partiesis dus geen sprake. Uit art. 31(3) Verdrag van Wenen volgt verder dat de daar opgesomde uitlegmiddelen moeten worden gebruikt ‘
togetherwith the context’, waaruit volgt dat die uitlegmiddelen zelf geen ‘context’ zijn. Zou een MAP zoals de litigieuze onder art.
32Verdrag van Wenen (
supplementary means of interpretation) vallen (dat lijkt mij evenmin het geval), dan zou zij evenmin ‘context’ zijn, nu die aanvullende uitlegmiddelen slechts gebruikt mogen worden als bevestiging van wat al uit de verdragsinterpretatie volgens art. 31 volgt c.q. als die uitleg tot
ambiguous of obscureresultaat zou leiden (dat is niet het geval) of tot een resultaat dat
manifestly absurd or unreasonableis (dat is evenmin het geval).
BNB2000/16 en HR
BNB2017/91 volgt dat een interpretatie-MAP de rechter niet ten nadele van de belastingplichtige kan voorschrijven hoe een bepaling van een belastingverdrag moet worden uitgelegd. De rechter legt zelf het verdrag uit. Uit HR
BNB2023/33 volgt dat het vaststellen of wijzigen van de inhoud van verdragsverplichtingen niet mogelijk is met een uitleg-MAP omdat die vaststelling of wijziging anders aan democratische controle zou worden onttrokken. Een interpretatie-MAP doorloopt niet het constitutionele proces van behandeling en goedkeuring door het parlement en wordt evenmin in het Tractatenblad gepubliceerd. De litigieuze MAP is bovendien pas bereikt ná het geschiljaar; temporeel terugwerkende toepassing zou mijns inziens ook het algemene rechtsbeginsel van rechtszekerheid schenden.
linking rulevan art. 13(17) Wet Vpb, zo effectief mogelijk te doen zijn, ook in verhouding tot derde landen. Uit het OESO-commentaar op art. 25(3) OESO-Modelverdrag 1977 kan ook worden afgeleid dat die bepaling niet bedoeld is om
mismatchesweg te nemen.
2.De feiten en het geding in feitelijke instanties
De feiten
juros sobre o capital próprio(
Interest on Net Equity, IoNE). Die uitkering is in Brazilië onderworpen aan een 15% bronheffing.
tax sparing creditdie in art. 23(4)(a) van het belastingverdrag Nederland-Brazilië [3] is overeengekomen voor in Nederland ontvangen dividenden als bedoeld in art. 10 van dat Verdrag.
tax sparing creditpercentage ad 20% in art. 23(4)(b) Verdrag valt.
tax sparing creditad 25%, passend bij dividenden, of van 20%, passend bij interest, van toepassing is. De Rechtbank stelde vast dat de IoNE nog niet bestond ten tijde van het sluiten van het Verdrag in 1990, nu zij pas in 1995 is geïntroduceerd in Brazilië. Bij het sluiten van het belastingverdrag kon dan ook geen overeenstemming bestaan over de verdragskwalificatie van de IoNE. Uit de neerslag van de onderlinge overlegprocedure van 16 maart 2022 [5] tussen de bevoegde Nederlandse en Braziliaanse autoriteiten volgt dat voor hen onduidelijk was of de loNE voor de verdragstoepassing dividend of interest is, maar dat neemt niet weg dat in elk geval tot het moment waarop die autoriteiten overeenkwamen dat de loNE als interest moet worden aangemerkt, de loNE voor de verdragstoepassing (ook) als dividend moest worden aangemerkt. De Rechtbank wees erop dat de loNE:
tax sparing credit(25%) toepassen op grond van de voorrangsregels bij gelijktijdige toepasselijkheid van verdragsbepalingen. De context van het Verdrag verzet zich daar volgens de Rechtbank niet tegen. De tekt van art. 10 Verdrag is duidelijk, en de concrete eigenschappen van de IoNE stemmen overeen met die omschrijving. Eventuele onduidelijkheden in verdragsteksten komen voor rekening en risico van de verdragsluitende partijen. Een latere verduidelijkende MAP doet daaraan volgens de Rechtbank niet af: zo met die MAP in 2022 al zou zijn vast komen te staan dat de loNE voor de verdragstoepassing (enkel) als interest geldt, neemt dat niet weg dat daarover in 2019 nog onduidelijkheid bestond. Tot 18 oktober 2018 (intrekking van ‘oud beleid’) namen de Nederlandse autoriteiten zelf nog het standpunt in dat de loNE ‘dividend’ is. De verdragsposterieure uitleg in de MAP kan daarom niet ten nadele van de belanghebbende worden ingeroepen, ook niet - zoals de Inspecteur bepleit – met de redenering dat die uitleg de context van het verdrag in wezen niet heeft veranderd maar slechts concreet heeft geduid zodat de loNE van meet af aan (enkel) ‘interest’ was. Die redenering gaat voorbij aan de andersluidende uitlatingen van de Nederlandse fiscale autoriteiten en aan de eerder heersende onduidelijkheid over mogelijke kwalificatie als interest en is daarmee volgensd de Rechtbank in strijd met het rechtzekerheidsbeginsel.
Lei(Wet) nr. 9.249/1995 van 26 december 1995 en een vergoeding voor geldverstrekking is die een vennootschap uitsluitend aan aandeelhouders betaalt in hun hoedanigheid van aandeelhouder, in verhouding tot hun aandelenbezit en op basis van het netto eigen vermogen van de vennootschap. Zij wordt berekend op basis van het officiële Braziliaanse rentepercentage voor langetermijnleningen. Voor betaling van IoNE is vereist dat de aandeelhouders die vooraf hebben goedgekeurd. De IoNE kent twee limieten: (i) 50% van de jaarwinst vóór aftrek van IoNE en winstbelasting (maar na aftrek van sociale bijdragen) en (ii) 50% van de totale winstreserves van de vennootschap. De betaalde IoNE is aftrekbaar en is onderworpen aan een bronheffing van 15%, die verrekenbaar is met de winstbelasting voor in Brazilië gevestigde entiteiten-aandeelhouders en die een eindheffing is voor in Brazilië woonachtige natuurlijke personen en buitenlands belastingplichtigen. De bronheffing is 25% als de IoNE wordt betaald aan buitenlands belastingplichtigen in laagbelastende jurisdicties.
3.Het geding in cassatie
één middel, dat
vier klachtenomvat, die niet separaat zijn onderbouwd. Het cassatieberoepschrift geeft een algemene beschouwing. Waar mogelijk heb ik die beschouwing gekoppeld aan een klacht, met name waar zij verwijst naar een rechtsoverweging van het Hof waarover geklaagd wordt:
positiondie Brazilië als niet-OESO-lid sinds 1997 inneemt ter zake van art. 11 OESO-Modelverdrag. Gelet op deze verdragscontext en het hybride karakter van IoNE, en gegeven dat IoNE pas na Verdragverdragsluiting is ingevoerd in Brazilië, moet wél bijzondere betekenis worden gegeven aan de fiscale behandeling van IoNE door Brazilië als bronstaat, aldus de Staatssecretaris. De definities van dividend en interest in art. 10 en 11 Verdrag laten ruimte voor een verschillende duiding van de IoNE onder het Verdrag, zodat zij in samenhang bezien moeten worden om een sluitende uitleg te bereiken.
identiekwordt behandeld als inkomsten uit geldleningen. De Inspecteur heeft gemotiveerd gesteld dat IoNE in Brazilië wordt beschouwd als een financiële opbrengst/last en op overeenkomstige wijze als inkomsten uit geldlening aan de belastingheffing wordt onderworpen.
verweeracht de belanghebbende ad (i) de stelling dat de uitleg van alle onderdelen van art. 10(3) en 11(4) Verdrag afhankelijk zou zijn van de Braziliaanse wetgeving onjuist. Uit de tekst van de bepaling volgt overduidelijk dat de belastingwetgeving van de bronstaat alleen van betekenis is voor de laatste categorie, vanaf ‘alsmede’, en niet voor de eerdere categorieën, wier termen zelfstandig moeten worden uitgelegd.
ookals interest kan gelden onder het Verdrag, dan moet volgens de belanghebbende het dividendartikel te prevaleren als de voor de belanghebbende meest gunstige voorkomingsbepaling.
BNB2023/33;
quod non–, er alleen betekenis aan toekomt voor jaren ná de datum van publicatie.
4.Beoordeling van het cassatieberoep
Klachten (i) en (ii)
neither here nor therevoor de verdragskwalificatie ervan. Als de invoeringsdatum daarvoor al relevant zou zijn, dan lijkt mij die datum eerder reden om niet zomaar een van het materieel evidente winstuitdelingskarakter van de IoNE afwijkende nationale bronstaatkwalificatie te volgen, maar strikt bij de tekst en interpretatieregels van het Verdrag te blijven omdat anders de bronstaat eenzijdig postcontractueel de verdragskwalificatie zou kunnen bepalen.
default modes, die pas relevant worden als de eerdere categorieën in art. 10(3) resp. art. 11(4) niet al uitsluitsel bieden, net zoals art. 3(2) Verdrag het nationale recht alleen relevant verklaart als het Verdrag overigens niet al uitsluitsel biedt.
winstuitkering als
jurosaanduidt in plaats van als ‘primair dividend’ of ‘aftrekbaar dividend’ of een andere term die het doel van de IoNE duidelijker weergeeft, nl. (zie onder meer 2.3, 8.3 en 8.7 in de bijlage) verkleining van de fiscale
biastegen eigen-vermogens-financiering doordat rente aftrekbaar is en dividend (winst
verdeling) niet, welke
biaskan leiden tot excessieve leenfinanciering, met alle gevolgen van dien bij rentestijging, al dan niet door hoge inflatie, zoals Brazilië die kende. Ook uit dat doel van de IoNE volgt mijns inziens onmiskenbaar dat zij
eigen-vermogensfinanciering van vennootschappen door kapitaalverstrekkers dient en een vergoeding is voor hun terbeschikkingstelling van
eigenvermogen aan vennootschappen met in aandelen verdeeld kapitaal, naar rato van hun kapitaalstorting.
zowelart. 10 als art. 11 van toepassing te achten (en daarmee dus de hoogste van de
tax sparing creditsin art. 23(4) Verdrag) dan om het onmiskenbare winstuitdelingskarakter van IoNE te negeren. Ik zie niet hoe een samenhang tussen de definities in art 10(3) en 11(4) Verdrag daartoe zou nopen omdat ik die gestelde samenhang niet zie.
assimilated) kunnen worden ‘met’ (
to) interest.
identiekaan inkomsten uit geldleningen zou moeten worden behandeld om onder art. 11(4) Verdrag te kunnen vallen. Hij heeft, zoals de tekst van art. 11(4) vraagt, onderzocht of IoNE in Brazilië fiscaal ‘gelijkgesteld (assimilated)’ wordt ‘met (to)’ ‘inkomsten uit geldlening (income from money lent)’. Gezien ‘s Hofs feitelijke vaststellingen van aanmerkelijke verschillen en de ten processe overgelegde IBFD-documentatie over de IoNE (zie onderdeel 2 van de bijlage) lijkt mij ’s Hofs oordeel dat dat niet het geval is, rechtskundig niet-onaannemelijk en verder niet toetsbaar in cassatie, gegeven art. 79 Wet RO. Het Hof heeft zich mijns inziens voldoende verdiept in Braziliaans recht voor zover het relevant zou kunnen zijn voor de Nederlandse verdragstoepassing. Dat de Inspecteur ‘gemotiveerd heeft gesteld’ dat IoNE voor Braziliaanse doeleinden wordt beschouwd als een financiële opbrengst/last en op overeenkomstige wijze als inkomsten uit geldlening aan de belastingheffing is onderworpen, betekent niet dat het Hof dat ook moet vinden en trouwens ook niet dat die stelling, indien juist, voldoende is om te concluderen dat IoNE in Brazilië
assimilatedwordt
torente op leningen.
neither here nor therevoor ons geschil, mede gegeven dat de IoNE van ná die verdragsluiting stamt. Zoals de Staatssecretaris zelf signaleert, is de gezaghebbende literatuur [8] bovendien eenstemmig dat met de laatste term (
subjected to the same taxation) geen wijziging is beoogd ten opzichte van ‘assimilated to’, zodat de laatste maatstaf kennelijk even streng of mild is als de eerste. Wat daarvan zij, uit ‘s Hofs uitgebreide en niet-onaannemelijke analyse van Braziliaans recht volgt dat IoNE in Brazilië niet ‘op dezelfde wijze aan de belastingheffing is onderworpen als inkomsten uit geldleningen’. IoNE kan zich alleen voordoen in geval van en alleen geput worden uit winst en kan alleen aan aandeelhouders betaald worden; niet aan crediteuren; rentebetalingen en hun aftrekbaarheid daarentegen hangen geenszins af van de aanwezigheid van winst en worden nooit aan aandeelhouders betaald, tenzij zij tevens crediteur zijn. De als IoNE uit te delen winst(reserve) kan alleen uitgedeeld worden na een daartoe strekkend besluit van de aandeelhouders, anders dan rente, en wordt uitgekeerd naar rato van hun kapitaaldeelname. Het Hof heeft verder diverse fiscale tariefverschillen en premieheffingsverschillen tussen IoNE en rente vastgesteld.
ofwelde eerdere verdelingsbepaling (art. 10) voorgaat op de latere (art. 11), nu overigens in het Verdrag een voorrangsgezichtspunt ontbreekt,
ofwelNederland
beidebepalingen moet toepassen en dus 25% van de bruto IoNE moet verrekenen. De verdragsstaten hebben geen andere bedoeling kenbaar gemaakt in de tekst of de toelichtende nota bij het Verdrag, laat staan uitdrukkelijk en ondubbelzinnig (vgl. HR
BNB2021/23 in 4.6 van de bijlage); uiteraard niet, want de IoNE bestond niet toen het verdrag werd gesloten. Een gedeelde mening van de Braziliaanse en Nederlandse fiscale autoriteiten (zie 4.14 e.v. hieronder) is geen uitdrukkelijke en ondubbelzinnige bekendmaking van een gemeenschappelijke bedoeling van de
verdragspartijen.
between the parties’noemt. De fiscale autoriteiten zijn geen Verdragspartij(en), maar uitvoerders. Van overeenstemming tussen
the partiesis dus geen sprake. Uit art. 31(3) Verdrag van Wenen volgt verder dat de daar opgesomde uitlegmiddelen moeten worden gebruikt ‘
togetherwith the context’, waaruit volgt dat die uitlegmiddelen zelf geen ‘context’ zijn. Zou een MAP zoals de litigieuze onder art.
32Verdrag van Wenen (
supplementary means of interpretation) vallen (dat lijkt mij evenmin het geval, gezien de opsomming van die
meansin die bepaling), dan zou zij evenmin ‘context’ zijn, nu die aanvullende uitlegmiddelen slechts gebruikt mogen worden als bevestiging van wat al uit de verdragsinterpretatie volgens art. 31 volgt c.q. als die uitleg tot
ambiguous of obscureresultaat zou leiden (dat is niet het geval) of tot een resultaat dat
manifestly absurd or unreasonableis (dat is evenmin het geval).
BNB2000/16 (zie onderdeel 6.1 in de bijlage) en HR
BNB2017/91 (zie onderdeel 6.3 in de bijlage) volgt dat een interpretatie-MAP de rechter niet ten nadele van de belastingplichtige kan voorschrijven hoe een bepaling van een belastingverdrag moet worden uitgelegd. De rechter legt zelf het verdrag uit. Uit HR
BNB2023/33 (zie onderdeel 5.7 in de bijlage) volgt dat verdragsposterieur OESO-Commentaar enkel een bepaalde uitleg kan ‘bevestigen of verduidelijken’; daarbuiten komt er geen betekenis aan toe, ook niet als aanvullend middel van interpretatie. Het vaststellen of wijzigen van de inhoud van verdragsverplichtingen is niet mogelijk met een uitleg-MAP omdat die vaststelling of wijziging anders aan democratische controle zou worden onttrokken (zie onderdelen 5.9 en 6.2-6.5 van de bijlage). Een interpretatie-MAP doorloopt niet het constitutionele proces van behandeling en goedkeuring door het parlement en wordt evenmin in het Tractatenblad gepubliceerd (zie onderdeel 6 van de bijlage).
linking rulevan art. 13(17) Wet Vpb (gebaseerd op art. 4(1)(a) van de EU-Moeder-dochterrichtlijn [10] ), zo effectief mogelijk te doen zijn ook in verhouding tot derde landen. Uit het OESO-commentaar op art. 25(3) OESO-Modelverdrag 1977 kan ook worden afgeleid dat die bepaling niet bedoeld is om
mismatchesweg te nemen, maar om moeilijkheden op te lossen die (zie onderdeel 3.19 van de bijlage):