Conclusie
5.Het eerste middel
6.Het tweede middel
is in de ten laste gelegde periode tien geldleningen aangegaan. Aan elke lening ligt een schriftelijke overeenkomst van geldlening ten grondslag, waarin telkens is opgenomen wat de hoogte van de lening is en wat de hoogte is van de door de geldverstrekker te ontvangen afsluitprovisie en behandelkosten fee. Hieronder wordt schematisch weergegeven in naam van welke (rechts)persoon de lening is verstrekt, wat de hoogte van de totale geldlening was (inclusief afsluitprovisie en behandelkosten fee) en op welke datum de betaling aan[medeverdachte]
heeft plaatsgevonden. De leningen zijn telkens giraal aan[medeverdachte]
verstrekt, onder inhouding van de overeengekomen afsluitprovisie en behandelkosten fee.
is bestuurder van [H] en, via [H] , van [H] International, dat eerder [H] Vastgoed heette.[medeverdachte]
heeft verklaard dat hij in zijn beleving steeds geld leende van verdachte.[medeverdachte]
zag in overeenkomsten wel andere namen staan, maar daar hadverdachte
altijd een verhaal bij.Verdachte
was voor hem het aanspreekpunt. Hij heeft uitvoerig uitleg gegeven over de belangen en zekerheden en heeft een langere uitleg gegeven over [betrokkene 1] .
heeft verklaard dat hij het logo ooit digitaal heeft gekregen als Word-document en dat hij niet weet hoe hij dit logo moet verwijderen.
Dat verdachte betrokken is bij alle geldleningen, en dus ook bij de leningen die niet in naam van één van zijn bedrijven zijn verstrekt (leningen 2, 3 en 7 van [I] , lening 6 van [getuige 4] en lening 8 van [K] ), vindt steun in het volgende.
. Op 16 april 2012 heeft [betrokkene 1] verdachte nog een e-mail gestuurd. Als bijlage was een in naam van [betrokkene 1] geparafeerde en ondertekende overeenkomst van geldlening gevoegd. De rechtbank constateert dat de inhoud van die overeenkomst gelijk is aan de overeenkomst van geldlening van € 357.000,-- tussen [I] en verdachte (lening 3). Ook ten aanzien van de lening van € 160.000, -- (met aftrek van afsluitprovisie en behandelkostenfee: € 154.000,-) hadden verdachte en [betrokkene 1] contact (lening 7). Op 16 november 2011 mailde verdachte aan [betrokkene 1] : 'Er is 155k geleend aan [I] vanuit de ING, als jij morgen na overleg zal rond 15.30 uur Ned tijd zijn, 154k doorboekt is dat klaar'. [betrokkene 1] antwoordt daarop: 'Akkoord. € 1000,- voor mij?', waarop verdachte mailt: 'Daarom 155k en straks na fiat 154 doorboeken'. Uit bankafschriften van de rekening van [betrokkene 1] en van het bedrijf [N] B.V. (hierna: [N] ) volgt dat op 17 november 2011 van rekeningnummer [rekeningnummer 1] door [N] een geldbedrag van € 155.000,-- is overgemaakt aan [betrokkene 1] . Eén dag later, op 18 november 2011, is door [betrokkene 1] een bedrag van € 154.000,-- overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte] . Verdachte heeft verklaard dat hij gemachtigd is voor de rekening van [N] . De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat verdachte de feitelijke geldverstrekker was voor leningen 2, 3 en 7. Dit wordt bevestigd door een proces-verbaal bevindingen van een verbalisant die telefonisch contact heeft gehad met [betrokkene 1] . [betrokkene 1] vroeg in dat gesprek waarom de politie hem zocht, maar gaf daarna aan dat hij het zelf wel wist. Hij zei dat het te maken had met [medeverdachte] uit [plaats] . [betrokkene 1] zei daarop dat het niet goed gegaan was en dat hij alleen maar een tussenstation was geweest. Als het goed is kon de politie zien dat hij het geld van een ander gestort had gekregen."
Lening 6
.Verdachte
vertelde haar dat hij een probleem had met bankrekeningen. Hij vroeg aan haar of zij een bankrekening wilde openen.Verdachte
wilde de rekening gebruiken voor betalingen. [getuige 4] heeft bij de ABN Amro een privérekening geopend op haar naam. Zij heeft toen twee pasjes en een identifyer gekregen. Deze privérekening met pasjes heeft zij beschikbaar gesteld aanverdachte
. [getuige 4] heeft met deze pasjes geen transacties verricht. Na het afsluiten van de privérekening heeft ze alles aanverdachte
gegeven. Ze heeft zelf nooit over het password van de rekening beschikt.Verdachte
deed alle transacties vanaf de rekening. [getuige 4] weet niet wat het geldbedrag van € 48.000,-- van 18 november 2011 is. Ze heeft die € 48.000,-- nooit in bezit gehad en ook niet uitgeleend aan anderen.
), [a-straat 1] in [plaats] .
de geldverstrekker van lening 6 was."
in april 2012 viaverdachte
heeft leren kennen. [betrokkene 2] runt het bedrijf [K] samen metverdachte
.Verdachte
heeft hem gevraagd of hij voor een relatie,[medeverdachte]
, een lening wilde verstrekken. [betrokkene 2] wilde welzekerheid krijgen dat hij het geld terug zou krijgen. Volgensverdachte
was dat geen enkel probleem. [betrokkene 2] is de overeenkomst aangegaan zoals in de overeenkomst van geldlening staat. [betrokkene 2] heeft het geld via bancaire transactie overgemaakt naar de bankrekening van[medeverdachte]
. Hij kreeg er provisie en rente voor.Verdachte
heeft [betrokkene 2] het bankrekeningnummer gegeven en het bedrag vermeld dat hij moest overmaken. Hieruit volgt datverdachte
ook betrokkenheid had bij de geldlening tussen [K] en[medeverdachte]
.
een grootboekkaart en een bankafschrift van [H] International volgt dat aflossingsgelden van lening 5 contant door[medeverdachte]
zijn betaald. Zo is een bedrag contant gestort op de rekening van [H] International en is dat bedrag vervolgens als aflossing in de administratie opgenomen. Andere omschrijvingen op het bankafschrift luiden: 'doorstorting cash ontvangst [medeverdachte] ' en 'doorstorting contante ontvangst van [medeverdachte] ."
Het dossier bevat ten aanzien van lening 7 een vaststellingsovereenkomst tussen[medeverdachte]
en [I] . Daarin is - kort gezegd - opgenomen dat[medeverdachte]
zakelijke tegenslagen heeft gehad en daarom geen cashflow heeft om de rente te betalen en de lening in te lossen en dat [I] er daarom onherroepelijk mee instemt om haar vordering op[medeverdachte]
tijdelijk buiten invordering te stellen. Verdachte heeft echter verklaard dat deze vaststellingsovereenkomst tussen [medeverdachte] en [I] 'geleuter' is." Gelet op het voorgaande en in het licht van de verklaring van [medeverdachte] , stelt het hof vast dat geldlening 7 deels is afbetaald door [medeverdachte] . Bovenstaande in aanmerking genomen stelt het hof ook vast dat de eerder namens [I] verstrekte lening 2 is afbetaald, zeker nu [medeverdachte] expliciet heeft verklaard dat hij de daarop volgende lening van [I] , lening 3, volledig contant heeft afgelost. Tot slot overweegt het hof dat bij het onderzoek aan bankrekeningen van [medeverdachte] en de aan hem verbonden rechtspersonen geen transacties zijn aangetroffen die wijzen op aflossingen en/of rentebetalingen die horen bij de hiervoor vermelde tien geldleningen. Met de rechtbank is het hof gelet op het voorgaande van oordeel dat kan worden bewezen dat alle aflossingen contant zijn gedaan.
betoogd kan deze stijging niet verklaard worden uit de contante markthandel. Uit het dossier volgt allereerst dat de afzet aan markthandelaren al voor 2007 steeds meer terugliep. Zo heeft[medeverdachte]
verklaard dat [Q] B.V. zich steeds meer ging richten op supermarkten en dat de markthandel minder en minder werd. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de markthandel minder werd en dat [medeverdachte] daarom op zoek is gegaan naar nieuwe bronnen. Volgens haar is toen in september of oktober 2007 [R] binnen gekomen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat het aantal markthandelaren dat aan de zaak kwam sterk is afgenomen. Voorheen waren het dertig handelaren en nu nog maar ongeveer tien. Uit het dossier volgt daarnaast dat de winstmarges in de markthandel niet hoog waren. Zo verklaarde getuige [getuige 3] dat markthandelaren 'niet gevers' zijn, die voor een dubbeltje op de eerste rij willen zitten.
heeft verklaard dat hij constateerde dat betere marges behaald konden worden, toen [Q] B.V. begon met het leveren aan supermarkten. Er kon een marge worden behaald die tussen de 10 en 15 punten hoger ligt. [Q] B.V. heeft het bedrijf [R] eind 2007 overgenomen en heeft vervolgens, eind 2010, het bedrijf [S] B.V. overgenomen. Toen [S] B.V. onder [Q] B.V. viel, is de naam veranderd in [T] . [R] en [T] zijn beide leveranciers aan supermarkten, de retail. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de stijging van de brutowinstmarge kan worden verklaard door de overname van de bedrijven [R] en [T] . De marges op de [T] -klanten en de supermarkten waren heel hoog. Op die klanten werden heel grote winsten behaald, meer dan op markthandelaren.
in de ten laste gelegde periode - kort gezegd - tot zijn beschikking had. Dat volgt uit het volgende.
AEH: bedoeld zal zijn “storting”]
op de SNS rekening in 2009 in totaal € 1.270.630,--
heeft immers verklaard dat alle supermarkten per incasso of bank betaalden. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat binnen het concern [P] B.V. de groothandel in groente en fruit plaatsvond binnen [Q] B.V., dat ook het kasverkeer in hoofdzaak plaatsvond binnen [Q] B.V. en dat met name door markthandelaren contant werd betaald. Deze contanten werden bij de bank afgestort.[medeverdachte]
heeft verklaard dat de markthandel een handel is waar veel contant wordt betaald. Tachtig procent van de markthandelaren betaalt nog steeds contant.
geen aannemelijke verklaring voor de herkomst van de contante gelden is gegeven. Gelet op het voorgaande, alles in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de contante gelden middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn."
had een belang bij het contant afbetalen van de giraal verstrekte geldleningen. Door de geldleningen op deze wijze af te lossen, heeft[medeverdachte]
de criminele gelden immers in het normale financiële verkeer gebracht. Hij heeft zijn contante criminele geld vervangen door giraal geld uit een andere bron. Anders gezegd heeft hij ander geld verkregen dan het contante geld dat hij uit enig misdrijf voorhanden had.[medeverdachte]
heeft de gelden hierdoor omgezet. De rechtbank is gelet op wat hiervoor is overwogen van oordeel dat de gedragingen van[medeverdachte]
(kennelijk) waren gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de contante gelden. Door aflossingen te doen aan de geldverstrekker(s), heeft[medeverdachte]
de contante gelden ook overgedragen. Hij heeft de gelden daarmee witgewassen.”
7.Het derde middel
8.Het vierde middel
Het dossier bevat ten aanzien van lening 7 een vaststellingsovereenkomst tussen[medeverdachte]
en [I] . Daarin is - kort gezegd - opgenomen dat[medeverdachte]
zakelijke tegenslagen heeft gehad en daarom geen cashflow heeft om de rente te betalen en de lening in te lossen en dat [I] er daarom onherroepelijk mee instemt om haar vordering op[medeverdachte]
tijdelijk buiten invordering te stellen. Verdachte heeft echter verklaard dat deze vaststellingsovereenkomst tussen [medeverdachte] en [I] 'geleuter' is." Gelet op het voorgaande en in het licht van de verklaring van [medeverdachte] , stelt het hof vast dat geldlening 7 deels is afbetaald door [medeverdachte] . Bovenstaande in aanmerking genomen stelt het hof ook vast dat de eerder namens [I] verstrekte lening 2 is afbetaald, zeker nu [medeverdachte] expliciet heeft verklaard dat hij de daarop volgende lening van [I] , lening 3, volledig contant heeft afgelost. Tot slot overweegt het hof dat bij het onderzoek aan bankrekeningen van [medeverdachte] en de aan hem verbonden rechtspersonen geen transacties zijn aangetroffen die wijzen op aflossingen en/of rentebetalingen die horen bij de hiervoor vermelde tien geldleningen. Met de rechtbank is het hof gelet op het voorgaande van oordeel dat kan worden bewezen dat alle aflossingen contant zijn gedaan.”
9.Het vijfde middel
-verweer, verdachtes financiële betrokkenheid bij lening 2 niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
10.Het zesde middel
11.Het zevende middel
Feit 2
. De overeenkomst is gedateerd 14 januari 2014 en is in naam van [H]en [medeverdachte]
ondertekend.
de geldgever in december 2010 een geldbedrag van € 170.000,- heeft uitgeleend aan[medeverdachte]
;
dat de vordering heden ten dage door achterstallige rente en boete is opgelopen tot minimaal €220.000,-;
dat juridische incasso geen nut heeft,omdat [medeverdachte]
per heden geen (on)roerende zaken op zijn naam heeft welke een substantiële overwaarde vertonen;
dat[medeverdachte]
, als gevolg van diverse ontstane oorzaken, vandaag de dag (geestelijk) niet meer in staat is de aanwezige verdiencapaciteit uit te nutten, waardoor er per heden geen vooruitzicht op gehele dan wel gedeeltelijke terugbetaling van de door geldgever aan[medeverdachte]
verstrekte middelen is;
dat partijen met elkaar in nader overleg zijn getreden en zich bewust zijn van de precaire financiële en geestelijke/labiele situatie waarin[medeverdachte]
zich bevindt, alsmede van de gevolgen daarvan voor de geldgever.
De geldgever stemt er onherroepelijk mee in om haar vordering op[medeverdachte]
buiten vordering te stellen, teneinde[medeverdachte]
in de gelegenheid te stellen een optimale opbrengst voor geldgever te realiseren;
verplicht zich zodra hij er geestelijk toe in staat is, en indien en zodra de op te zetten handel en of import en export van roerende goederen weer rendabel is, € 500,- per maand aan geldgever te betalen. Gezien de geestelijke en huidige labiele toestand van[medeverdachte]
stelt geldgever reeds nu voor alsdan haar restant vordering buiten invordering.
. De overeenkomst is gedateerd 25 februari 2012 en is in naam van [I] en[medeverdachte]
ondertekend.
geldgever een bedrag van € 170.000,-- aan[medeverdachte]
heeft geleend, te vermeerderen met de reeds verschenen rentetermijnen;
deze geldlening is vastgelegd in een overeenkomst van geldlening van 27 december 2010;
te maken heeft gekregen met zakelijke tegenslagen, waardoor deze geen cashflow heeft om de rente te betalen en de lening in te lossen;
eigenaar is van onroerend goed, hetwelk hypothecair dusdanig belast is dat daar heden ten dagen geen overwaarde op zit en dat daarom beslaglegging of anderszins te maken executoriale maatregelen geen zin hebben. De te maken kosten overstijgen de te realiseren baten;
geldgever zich bewust is van het feit dat heden ten dage de OG markt in Nederland ernstig onder druk staat en dat daarom gewacht zal dienen te worden op betere tijden;
verder geen bezittingen heeft welke door geldgever te gelde kunnen worden gemaakt;
partijen met elkaar in nader overleg zijn getreden en dat zij zich bewust zijn van de precaire financiële situatie waarin[medeverdachte]
zich bevindt, alsmede de gevolgen daarvan voor[medeverdachte]
;
bereid is zich maximaal in te spannen teneinde voor geldgever een maximale haalbare opbrengst te genereren, echter onder de voorwaarde dat[medeverdachte]
een periode van minimaal 10 jaren wordt gegund om de betere toekomstige tijden op de onroerend goed markt af te wachten.
Geldgever stemt er onherroepelijk mee in om haar vordering op[medeverdachte]
buiten invordering te stellen, teneinde[medeverdachte]
in de gelegenheid te stellen een optimale opbrengst te realiseren, tot dat het on roerend goed door[medeverdachte]
is verkocht.
verplicht zich indien en zodra de onroerend goed markt weer is aangetrokken naar het prijsniveau van eind 2007 om al het onroerend goed waarvan zij de economische en juridische eigendom bezit, te verkopen en de netto opbrengst na betaling van de huidige hypotheekhouders aan geldgever te doen uitbetalen. Indien onverhoopt mocht blijken dat alsdan de netto opbrengst te laag is, stelt geldnemer (opmerking rechtbank: bedoeld za lzijn ‘geldgever’) reeds nu voor alsdan haar restant vordering buiten invordering.
Indien de huidige hypotheeknemer(s) mocht(en) besluiten over te gaan tot een openbare verkoop van de aan haar/hun hypothecair verbonden onroerende goeder(en) van[medeverdachte]
, dan zal geldgever reeds nu voor alsdan haar vordering op[medeverdachte]
buiten invordering stellen, omdat haar vordering dan praktisch gezien oninbaar is geworden. Het vorenstaande geldt ook indien de huidige hypotheekhouder niet bereid is de door haar verstrekte lening(en) te verlengen en een derde partij niet bereid is deze lening(en) over te sluiten en[medeverdachte]
zodoende gedwongen wordt zijn onroerend goed in de huidige slechte OG markt te verkopen.
. De overeenkomst is gedateerd 25 februari 2012 en is in naam van [I] en[medeverdachte]
ondertekend.
geldgever een bedrag van € 357.000,- heeft geleend, te vermeerderen met de reeds verschenen rente termijn(en):
de geldlening is vastgelegd in een overeenkomst van geldlening van 7 mei 2011.
. De overeenkomst is gedateerd 25 februari 2012 en is in naam van [I] en[medeverdachte]
ondertekend.
geldgever een bedrag van € 154.000,- (opmerking rechtbank: dit is het geleende geldbedrag exclusief afsluitprovisie en behandelkosten fee) heeft geleend, te vermeerderen met de reeds verschenen rente termijn(en);
en het om die reden buiten invordering stellen van (hel restant van) de geldlening door de geldgever - is daarmee vals. Dat de vaststellingsovereenkomsten vals zijn, wordt ondersteund door de verklaring van verdachte, die heeft verklaard dat de vaststellingsovereenkomst tussen [H] en[medeverdachte]
een ‘flauwekul document’ is en dat de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van lening 7 ‘geleuter’ is. Bovendien is de in de vaststellingsovereenkomst tussen [H] en[medeverdachte]
vermelde datum van opmaak gelegen na het moment waarop de overeenkomsten bij de doorzoeking op 17 juni 2012 in het bedrijf van[medeverdachte]
zijn aangetroffen.
heeft ter terechtzitting (...) verklaard dat de vaststellingsovereenkomst met [H] op zijn verzoek is opgemaakt, om thuis de gemoederen rustig te houden. De andere vaststellingsovereenkomsten (opmerking rechtbank: de overeenkomsten met [I] ) zijn volgens[medeverdachte]
wel echt.
zelf is aangegaan en had hij, zoals hierna aan de orde zal komen, een groot belang bij het opstellen van de overeenkomsten doordat hiermee werd geprobeerd een witwasconstructie te verhullen. Het voorgaande maakt dat kan worden bewezen dat[medeverdachte]
de vaststellingsovereenkomsten heeft ondertekend, terwijl hij wist dat de inhoud daarvan vals was.
afgelegde verklaring, verklaard dat hij de vaststellingsovereenkomst tussen [H] en[medeverdachte]
op verzoek van[medeverdachte]
heeft opgemaakt. Daarnaast bevat het dossier met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van lening 2 een e-mailwisseling tussen verdachte en [betrokkene 1] , waaruit kan worden afgeleid dat verdachte betrokken was bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst. Op 27 december 2010 stuurde [betrokkene 1] verdachte een e-mail. De tekst van de e-mail luidde: ‘Leesbaar?’. Bij de e-mail is een bijlage gevoegd, inhoudende een geparafeerd document. De rechtbank constateert dat het document overeenkomt met de eerste pagina van de hiervoor vermelde vaststellingsovereenkomst met betrekking tot lening 2. Op de vraag van [betrokkene 1] : ‘Leesbaar?’, antwoordde verdachte: ‘Uitstekend’. [betrokkene 1] verstuurde daarop de tekst: ‘Ok, dan ga ik de rest tekenen en scannen. Dit is helaas een hele klus, omdat elke pagina met de hand gescand en daarna verkleind moet worden: Over enkele uren heb je de zaak compleet’, waarop verdachte antwoordde: ‘Ok’.
heeft opgemaakt. In dit licht kan naar het oordeel van de rechtbank, op grond van het voorgaande, ook worden bewezen dat de vaststellingsovereenkomsten tussen [I] en[medeverdachte]
door verdachte zijn opgesteld.
de giraal aan hem verstrekte geldleningen met contant geld heeft afgelost. Daarmee is (geprobeerd) te verhullen dat[medeverdachte]
zijn contante geld heeft witgewassen. Dat de vaststellingsovereenkomst met betrekking tot geldlening 1 ook met een ander doel is opgesteld, namelijk het temperen van de gemoederen thuis, kan zo zijn, maar doet niet af aan het voorgaande. Evenmin staat, anders dan de raadsman stelt, aan een bewezenverklaring in de weg dat (nog) geen gebruik is geraakt van de documenten.
en (in het geval van [I] ) [betrokkene 1] hebben ze ondertekend. (...) Alles in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot het opmaken van de vaststellingsovereenkomsten een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen [medeverdachte] en verdachte. Het kan niet anders dan dat verdachte (...) wist(..) dat de vaststellingsovereenkomsten met dit doel, het verhullen van witwashandelingen, valselijk , werden opgesteld.
12.Het achtste middel
Feit 2