Conclusie
1.Inleiding
Onderdeel II bevat in subonderdeel 2.1 een klacht tegen het oordeel van de rechtbank dat het syndroom van Korsakov zich bij betrokkene uit als een neurocognitieve stoornis met daaruit voorkomende significante beperkingen overeenkomstig die van een psychogeriatrische aandoening. Subonderdeel 2.2 klaagt dat gelet op een verklaring van de onafhankelijke arts ter zitting het Wzd-regime niet toepasselijk kan zijn.
2.Feiten en procesverloop
3.Bespreking van het cassatiemiddel
Onderdeel IIbevat in subonderdeel 2.1 een klacht tegen het oordeel van de rechtbank dat het syndroom van Korsakov zich bij betrokkene uit als een neurocognitieve stoornis met daaruit voorkomende significante beperkingen overeenkomstig die van een psychogeriatische aandoening. Subonderdeel 2.2 klaagt dat gelet op een verklaring van de onafhankelijke arts ter zitting het Wzd-regime niet toepasselijk kan zijn.
eerste klachtis gericht tegen het oordeel van de rechtbank in r.o. 6.2., dat het, hoewel onhandig, geen formeel gebrek is dat de onafhankelijk arts geen gedetailleerd verslag doet in de medische verklaring van de dossierstudie en de gesprekken met de zorg en de behandelaars waarop hij zijn oordeel mede baseert. Geklaagd wordt dat dit oordeel onjuist, alsmede onbegrijpelijk is. Daartoe wordt betoogd dat de door de rechtbank als summier aangemerkte medische verklaring niet voorziet in het inzicht dat deze volgens artikel 27 Wzd behoort te geven. De medische verklaring moet met redenen omkleed zijn en moet voorzien in een onafhankelijk medisch oordeel met een materiële inhoud over de situatie van betrokkene, hetgeen meer omvat dan summiere blote verwijzingen naar gesprekken met de zorg of het dossier. De medische verklaring wordt aldus ten onrechte afgedaan als een formaliteit bij het verzoek, waarbij kennelijk de inhoud van ondergeschikt belang wordt geacht, aldus de klacht.
tweede klachtis gericht tegen het oordeel van de rechtbank in r.o. 6.3. dat uit de medische verklaring volgt dat betrokkene lijdt aan het syndroom van Korsakov. Geklaagd wordt dat dit oordeel onvoldoende is toegelicht en strijdig is met artikel 27 Wzd. Daartoe wordt betoogd dat in de medische verklaring verschillende stoornissen worden benoemd, maar niet worden toegelicht. In dat kader wordt genoemd dat de onafhankelijk arts werkzaam is bij dezelfde instelling (Atlant) als de GZ-psycholoog en de specialist ouderengeneeskunde. Een “summiere” medische verklaring draagt niet bij aan het vertrouwen dat betrokkene moet kunnen hebben in de onafhankelijke totstandkoming van de medische verklaring, aldus de toelichting op de klacht.
de presentatie
[de onafhankelijke arts]:
van betrokkene.
eerste klachthoudt in dat het onjuist dan wel onbegrijpelijk is dat de rechtbank in r.o. 6.2. oordeelt dat het, “hoewel onhandig, geen formeel gebrek” is dat de onafhankelijke arts in de medische verklaring geen gedetailleerd verslag doet van de dossierstudie en de gesprekken met de zorg en behandelaars waarop hij zijn oordeel baseert.
en de daarop gegeven mondelinge toelichtingdaarom bruikbaar voor de verdere beoordeling.”
tweede klacht.Daarin wordt geklaagd dat het oordeel van de rechtbank in r.o. 6.3. dat uit de medische verklaring volgt dat betrokkene lijdt aan het syndroom van Korsakov onvoldoende is toegelicht en in strijd is met artikel 27 Wzd is.
Welke aandoeningen worden aangewezen als gelijkgestelde aandoeningen?
ten eerstevast te stellen of sprake is van Korsakov. Vervolgens dient de rechtbank
ten tweedete bepalen of voldaan is aan voornoemde voorwaarde, omdat Korsakov alleen dan een gelijkgestelde aandoening in de zin van artikel 1 lid 4 Wzd is.
subonderdeel 2.1. In dit subonderdeel wordt geklaagd dat zonder nadere uitleg onbegrijpelijk is dat de rechtbank bij haar oordeel of het syndroom van Korsakov zich bij betrokkene ook uit als een neurocognitieve stoornis met daaruit voorkomende significante beperkingen betrekt dat op basis van onderzoek van Tactus executieve functieproblemen op gedragsniveau worden herkend. Betoogd wordt dat uit de bestreden r.o. 6.3.1. noch uit overige rechtsoverwegingen blijkt waarom de rechtbank Dimence niet volgt in zijn constatering dat bij betrokkene geen sprake is van executieve functieproblemen.
tweede stapvan de beoordeling of een aandoening een gelijkgestelde aandoening is in de zin van artikel 1 lid 4 Wzd (zie hiervoor onder 3.50).
executieve functieproblemenop gedragsniveau worden herkend. Ook de resultaten van het observationeel onderzoek door Atlant en de afgenomen vragenlijsten duiden op evidente geheugenproblemen en
problemen met plannen en overzicht houden. De behandelaren hebben toegelicht dat zich dit bij betrokkene vooral uit in
regieverliesten aanzien van haar leven,
invulling van haar dag qua structuur en planningen ook in het bijzonder ten aanzien van het onvermogen om zonder een opname abstinent te blijven.”
eerste stapin de beoordeling of sprake is van een gelijkgestelde aandoening in de zin van artikel 1 lid 4 Wzd (zie hiervoor onder 3.50). In die beoordeling laat de rechtbank mijns inziens nog in het midden of sprake is van executieve functiestoornissen. Uit haar oordeel vloeit daar slechts voort dat, in lijn met de landelijke zorgstandaard Korsakov, executieve functiestoornissen geen bindend element zijn voor de diagnose Korsakov, anders dan Dimence meent.
JGz-noot bij deze uitspraak betoogt Keurentjes dat uit deze uitspraak afgeleid kan worden dat het criterium van de zorgbehoefte nevengeschikt is aan het uit de wet voortvloeiende criterium van de voorliggende stoornis bij het bepalen welk regime op een betrokkene van toepassing is: [25]
subonderdeel 2.2.
Het exacte individuele aandeel van die stoornissen in het ernstig nadeel is echter gelet op het voorgaande ook niet relevant. Wel is relevant dat de rechtbank voldoende aannemelijk vindt dat de zorgvraag van betrokkene hoofdzakelijk in het Wzd-kader (verpleeghuiszorg) ligt. [27] ”