Conclusie
Nummer23/04910
Inleiding
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994” en onder 2 “
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994” veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Daarnaast heeft het hof de verdachte voor een periode van twee jaar de rijbevoegdheid ontzegd, met aftrek van de duur van de periode waarin het rijbewijs tot aan het moment van tenuitvoerlegging van de straf al ingevorderd of ingehouden is geweest.
Het eerste middel
De relevante delen van de processtukken
B) Angst voornaalden
Strafbaarheid van de verdachte” in:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.”
De toelichting op het eerste middel
Beoordelingskader
wel iets om het lijf moeten hebben”. Wie zomaar wat roept en niet duidelijk en gemotiveerd zijn standpunt verwoordt, mag er niet op rekenen van de rechter een antwoord te krijgen. [4]
De beoordeling van het eerste middel
een door het hof te bepalen beslissing”. Bij dupliek lijkt de raadsman vervolgens vast te houden aan zijn standpunt dat artikel 163 lid 7 (oud) WVW geldend recht is en van toepassing is op de situatie van de verdachte.
Het tweede middel
onvoorwaardelijkegevangenisstraf passend en geboden is.
De strafmotivering
”
De beoordeling van het tweede middel
een gevangenisstrafpassend en geboden is. Het hof heeft op die manier in voldoende mate tot uitdrukking gebracht dat en waarom een vrijheidsbenemende straf aan de verdachte wordt opgelegd. [10] Anders dan de steller van het middel lijkt te vinden, is daarvoor niet vereist dat het hof in de strafmotivering spreekt van een
onvoorwaardelijkegevangenisstraf. [11] Het hof heeft dus voldaan aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 lid 6 Sv.