Conclusie
1.Inleiding
2.Het middel
[ik begrijp: 14 augustus 2023, D.P.]van de raadsman, waarin hij meldt dat hij geen contact heeft kunnen krijgen met zijn cliënt, dat hij vermoedt dat zijn cliënt niet op de hoogte is van de zittingsdatum en dat zijn cliënt in Marokko verblijft, zo heeft hij vernomen van een (ver) familielid van de verdachte. De raadsman doet een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak (zo mogelijk voor bepaalde tijd). Ook deelt de raadsman mede dat hij – gelet op het ontbreken van contact met de verdachte en de reistijd tussen [plaats] en [plaats] – niet ter zitting zal verschijnen.
in persoonis betekend de rechter de aan het verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid dat de verdachte (mogelijk) geen weet heeft van de zitting niet aannemelijk kan achten en daarmee het verzoek kan afwijzen. Als de dagvaarding of oproeping weliswaar niet in persoon is uitgereikt, maar wel op rechtsgeldige wijze is betekend, kan het hof het verzoek niet op die enkele grond afwijzen, omdat daaruit niet zonder meer volgt dat de verdachte op de hoogte is van de terechtzitting. Een afwijzing van het aanhoudingsverzoek vergt dan dat op basis van
andere omstandighedenkan worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk weet heeft van de zitting. [4]