6.2Het hof heeft inzake het onder 2 bewezenverklaarde feit onder meer als volgt overwogen (met weglating van verwijzingen):
“Feit 2: medeplichtigheid aan het medeplegen van verhandelen, overdragen en voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie (ZD05)
De raadsvrouw heeft, op de gronden als verwoord in de pleitnota, integrale vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Uit het OVC-gesprek van 10 november 2019 volgt dat [verdachte] geen wetenschap had over de wapens in haar woning en in de schuur. Weliswaar blijkt uit het dossier dat [verdachte] handschoenen heeft aangeschaft, ter beschikking heeft gesteld aan medeverdachten en heeft gewassen, maar niet kan worden vastgesteld dat zij wist waarvoor deze handschoenen zouden worden gebruikt, zodat niet kan worden bewezen dat het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, van [verdachte] was gericht op een wapendelict. Bovendien hebben deze handelingen niet enige effectiviteit gesorteerd op het voorhanden hebben en verhandelen van wapens. Die feiten zouden immers ook zonder die handelingen hebben plaatsgevonden. Derhalve kan niet worden bewezen dat sprake is van dubbel opzet bij [verdachte] , zodat vrijspraak dient te volgen.
Het hof overweegt als volgt.
In ZD05 gaat het om de verdenking van het voorhanden hebben van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie. In het dossier worden concrete wapenvondsten beschreven op diverse locaties. Ook is op enkele wapens of onderdelen daarvan DNA aangetroffen dat aan diverse verdachten wordt toegeschreven. Daarnaast is het dossier opgebouwd aan de hand van OVC-gesprekken, voor het overgrote deel gemaakt in de schuur met vergaderruimte ('kantoor') aan de [a-straat 1] , en camerabeelden, ook weer voor het overgrote deel van die locatie. Aan de hand van dat geluid- en beeldmateriaal is in het dossier in 33 hoofdstukken weergegeven wat er op in totaal 33 data tussen 6 augustus 2018 en 8 november 2019 te horen en te zien zou zijn geweest tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde vuurwapenverdenkingen. Waar op deze geluid- en beeldbestanden mogelijk vuurwapengerelateerde geluiden te horen waren of vuurwapens te zien waren, is door [verbalisant 3] , een vuurwapendeskundige van de politie, in een proces-verbaal beschreven hoe hij deze geluiden en beelden duidt. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vorm en kenmerken van op vuurwapens gelijkende voorwerpen en om geluiden als doorladen, ontladen of afvuren. Van passages waarin mogelijk over vuurwapens gesproken wordt, is door een andere deskundige van de politie, [verbalisant 2] , beschreven hoe hetgeen wordt besproken, volgens hem kan worden geduid […]. Het gaat dan bijvoorbeeld om bepaalde merknamen en typenummers van vuurwapens.
Het hof zal hierna eerst de uitgangspunten bespreken die het hanteert bij het beoordelen van dit zaakdossier. Daarna zal het hof uiteenzetten wat deze uitgangspunten en de beoordeling van het dossier concreet betekenen voor elk van de verdachten. Gelet op de aard en omvang van het dossier zal het hof voor het overige volstaan met een verwijzing naar de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen. In deze bewijsbijlage zijn in elk geval de bewijsmiddelen opgenomen waaruit blijkt welke vuurwapens en daaraan gerelateerde voorwerpen – voor zover bewezenverklaard – zijn aangetroffen, en waar en op welke wijze die zijn aangetroffen. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen op welke van die voorwerpen DNA is aangetroffen en tot welke verdachte dat DNA is te herleiden. In de bewijsmiddelen zijn tevens de relevante hoofdstukken met transcripties van OVC-opnamen opgenomen, alsmede beschrijvingen van camerabeelden en de relevante duidingen daarvan door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] .
Deeloverweging 1: bruikbaarheid verklaringen [verbalisant 3]
heeft geluiden die mogelijk vuurwapen gerelateerd zijn, geduid. Ook heeft hij gerelateerd wat volgens hem is te zien op beelden waarop mogelijk vuurwapens te zien zijn. [verbalisant 3] heeft in sommige gevallen heel specifiek beschreven wat hij ziet of hoort, soms zelfs met vermelding van bijvoorbeeld het merk van het vuurwapen, in andere gevallen was zijn beschrijving algemener, zoals een niet nader te duiden (soort) vuurwapen, en in weer andere gevallen kon [verbalisant 3] niet vaststellen dat een vuurwapen te zien of te horen was. [verbalisant 3] is als getuige gehoord bij de rechter-commissaris.
Tijdens dat verhoor heeft hij verklaard aan de hand waarvan hij tot zijn bevindingen is gekomen. Ook heeft hij verklaard over verschillen tussen - kort gezegd - echte en nepvuurwapens en of deze verschillen voor hem zicht- of hoorbaar zijn op het geluid- en beeldmateriaal.
[verbalisant 3] heeft in zijn processen-verbaal en in het verhoor bij de rechter-commissaris uiteengezet waarop zijn deskundigheid is gebaseerd. De wet stelt voorts geen bijzondere eisen aan de deskundigheid van een vuurwapenexpert waar het gaat om de duiding van geluid- en beeldmateriaal zoals hier aan de orde. Het hof heeft al met al, net als de rechtbank, geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van [verbalisant 3] .
Verder merkt het hof op dat [verbalisant 3] , daar waar hij dat nodig vindt, een voorbehoud maakt bij zijn interpretaties. Die interpretaties zijn ook afgemeten; daar waar het niet mogelijk is om concrete waarnemingen te doen dan wel daar conclusies aan te verbinden, blijven die achterwege.
Tot slot overweegt het hof dat de verklaringen van [verbalisant 3] niet op zichzelf staan. In de eerste plaats hebben respectievelijk de verbalisanten die de OVC-gesprekken hebben uitgeluisterd en de verbalisanten die de camerabeelden hebben bekeken al een beschrijving gegeven van hetgeen zij hoorden/zagen. Daarbij relateerden zij dikwijls dat er geluiden waren te horen of voorwerpen waren te zien die zij (ook op basis van hun ervaring, zie bijv. pag. 987) in verband brachten met (automatische) vuurwapens. In de tweede plaats volgt, zoals het hof hierna overweegt, ook uit de overige inhoud van het dossier dat het om echte (automatische) vuurwapens ging, passend bij de wapens die [verbalisant 3] heeft genoemd. De interpretaties van [verbalisant 3] worden in feite bevestigd door uitlatingen die de verdachten zelf doen en door hetgeen op het woonwagenkamp is aangetroffen.
Het hof is derhalve van oordeel dat de bevindingen van [verbalisant 3] betrouwbaar zijn en bruikbaar zijn voor het bewijs.
In het bijzonder acht het hof de verklaringen van [verbalisant 3] ook betrouwbaar voor zover hij daarin aangeeft op welke punten échte vuurwapens verschillen van nepvuurwapens en waarom hij in voorkomende gevallen tot de conclusie komt dat sprake is van een echt vuurwapen en niet van een nepvuurwapen. Het hof zal ook inhoudelijk de conclusies van [verbalisant 3] volgen. Indien [verbalisant 3] relateert dat het volgens hem waarschijnlijk om echte vuurwapens gaat op geluid- of beeldmateriaal, trekt het hof – vorenstaande in ogenschouw nemende – daaruit de conclusie dat daarvan inderdaad sprake is.
Deeloverweging 2: echte vuurwapens
In de hiernavolgende alinea overweegt het hof grotendeels overeenkomstig de rechtbank als volgt.
Het hof gaat er, zoals hiervoor is overwogen, van uit dat het geluid- en beeldmateriaal waarop geluiden van vuurwapens te horen zouden zijn of vuurwapens te zien zouden zijn, betrekking heeft op echte vuurwapens, dat wil zeggen vuurwapens van categorie II of III. Het hof gaat er ook in algemenere zin van uit dat het in OVC-gesprekken gaat over echte vuurwapens. De inhoud van de voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken wijst er zonder meer op dat die gesprekken betrekking hebben op echte vuurwapens. Die gesprekken zijn weer niet goed te begrijpen als het over nepvuurwapens zou gaan. Zo gaat het in deze gesprekken over prijzen, handelingen of risico's (bijvoorbeeld van langdurige gevangenisstraffen) die bij echte vuurwapens horen en niet bij nepvuurwapens. Daarnaast is op diverse locaties ook daadwerkelijk een groot aantal echte vuurwapens gevonden, terwijl er nauwelijks ‘nepvuurwapens’ zijn aangetroffen. Daarbij is de inhoud van diverse gesprekken soms rechtstreeks in verband te brengen met daadwerkelijk aangetroffen vuurwapens, zoals gesprekken over een Spectre (aangetroffen: een SITES model Spectre M4), vuurwapens van het merk Glock die met koffertje niet meer in een verborgen ruimte in het voertuig van [betrokkene 2] pasten en die dus zonder, en met achterlating van, de koffertjes werden meegenomen (aangetroffen: diverse lege koffertjes van - zoals uit de bevindingen van [verbalisant 2] volgt: echte - vuurwapens van het merk Glock) of het aantreffen van een Beretta 7.65, kennelijk van [betrokkene 8] , op precies de locatie die hij in het betreffende gesprek beschrijft.
Het hof overweegt in aanvulling op de overwegingen die (grotendeels) van de rechtbank worden overgenomen dat voorts uit diverse OVC-gesprekken blijkt dat er op het woonwagenkamp vuurwapens door diverse verdachten zijn getest door daarmee te schieten. Verder droegen verschillende verdachten handschoenen op het moment dat zij een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) vast hadden, hetgeen niet nodig zou zijn als het hier om een legaal voorwerp of nepwapen zou gaan.
Het hof overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het dragen van handschoenen kan dienen als het treffen van voorzorgsmaatregelen waardoor de kans op het achterlaten van tot de persoon te herleiden sporen wordt geminimaliseerd. En ook uit een tweetal OVC-gesprekken in het dossier volgt dat het belang van het dragen van handschoenen ter voorkoming van sporen wordt onderkend:
Op 24 oktober 2019 zegt [verdachte] tegen haar zoon, nadat zij vroeg waar de handschoenen zijn gebleven: “Die heb ik allemaal uitgewassen, ik weet niet waar die zijn gebleven” en “nee er zijn er ook nog die hebben ze gisteren gebruikt voor wapens schoonmaken, ik weet niet waar die zijn gebleven”.
En op 12 oktober 2019 zegt [betrokkene 7] (in aanwezigheid van onder meer [betrokkene 6] , [betrokkene 3] en [betrokkene 1] ) over stinkende handschoenen: “Liever stinkende handschoenen als achter de tralies”.
Gelet op al het voorgaande schuift het hof de lezing van sommige verdachten dat het om nepvuurwapens ging als ongeloofwaardig terzijde.
Deeloverweging 3: betrokkenheid bij handel in vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en
munitie
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en zoals hiervoor al bij verschillende tenlastegelegde feiten is besproken, werden in de schuur aan de [a-straat] vrijwel dagelijks en in wisselende samenstellingen criminele activiteiten besproken, beraamd en/of gepleegd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat ook het voorhanden hebben, verhandelen (zoals ten laste is gelegd, het hof vat dit op als: het verkopen) en overdragen van (vuur)wapens strafbare feiten waren die door het [bedrijf] (structureel) werden gepleegd. Dat hiervan sprake is geweest volgt, evenals de directe betrokkenheid van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] daarbij, rechtstreeks uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder de OVC-gesprekken. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] waren de centrale spelers bij de in- en verkoop en het (laten) aanpassen van vuurwapens. Op tal van momenten spreken zij (vaak met elkaar en/of met [betrokkene 15] ) over welke wapens er door hen zijn of worden verkocht, voor welke prijs en welke winst er wordt gemaakt. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [betrokkene 1] een gewoonte heeft gemaakt van het medeplegen van verhandelen en overdragen van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie.
Naar het oordeel van het hof staat voorts vast dat alle (andere) verdachten (daarmee bedoelt het hof steeds: de verdachten, bij wie onderhavig vuurwapenfeit ten laste is gelegd) wisten dat binnen het [bedrijf] sprake was van de handel in vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie.
In de eerste plaats is het niet voor de hand liggend om zoveel zware vuurwapens (als waarover wordt gesproken, welke in de schuur aanwezig zijn geweest en welke bij de doorzoekingen zijn aangetroffen) voorhanden te hebben, in (onder meer ondergrondse) stashlocaties op te bergen, te testen, te poetsen en te verpakken – zoals volgt uit de bewijsmiddelen – zonder dat een groot deel daarvan (uiteindelijk) wordt (door)verkocht. Het dossier bevat geen informatie dat het crimineel samenwerkingsverband op grote schaal (zware) geweldsdelicten pleegde waarvoor een dergelijk arsenaal aan wapens nodig was en ook van een andere reden om zoveel wapens aanwezig te hebben voor eigen gebruik is niet gebleken.
Daar komt bij dat op de dagen dat uit het dossier blijkt dat in de schuur over wapenhandel werd gesproken, steeds meerdere verdachten in de schuur aanwezig waren. De een meer dan de ander, maar elk van de verdachten bij wie onderhavig feit ten laste is gelegd, is op meerdere momenten aanwezig geweest op het moment dat er concreet over vuurwapenbezit en/of -handel werd gesproken. Dat er daadwerkelijk vuurwapens van het woonwagenkamp vertrokken en dat daarover werd gesproken blijkt bijvoorbeeld ook uit de twee hierna te noemen dagen (11 juli 2019 en 12 oktober 2019) waarop kan worden vastgesteld dat er toen vuurwapens op het woonwagenkamp zijn verkocht en uit een OVC-gesprek kort na de doorzoeking van auto’s op 23 oktober 2019. [betrokkene 1] zegt dan (in aanwezigheid van onder meer [betrokkene 16] ) opgelucht dat ‘er 5 dagen geleden nog 12 M-16tjes in lagen en een Glock’ en dan vraagt [betrokkene 1] ‘hoeveel dozen van die Glocks lagen erin, lege?’ […]. In twee voertuigen werden in totaal 7 nagenoeg lege koffers van het merk Glock aangetroffen.
Tot slot kan ten aanzien van diverse verdachten worden vastgesteld dat zij op bepaalde momenten actief betrokken waren bij gesprekken die gingen over de handel in vuurwapens.
Maar deze enkele wetenschap van vuurwapenhandel en de aanwezigheid bij en deelname aan gesprekken over vuurwapenhandel op zich zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende om van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking te spreken.
Naar het oordeel van het hof zijn de meeste uitlatingen van de andere verdachten (dus behoudens [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ) onvoldoende concreet om daaruit te kunnen concluderen dat zij een actieve bijdrage hadden bij het verhandelen c.q. overdragen van vuurwapens. Dit geldt ook voor 13 juni 2019, een dag waarop – naast [betrokkene 1] en [betrokkene 2] – onder meer [betrokkene 5] , [betrokkene 3] , [betrokkene 6] en [betrokkene 9] aanwezig waren en uitgebreid gesproken wordt over aantallen en prijzen, stashen, het bewerken, inpakken en wegzetten van vuurwapens. Echter, met betrekking tot de verkoop van vuurwapens worden alleen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] concreet.
Ook anderszins is de rol van de overige verdachten bij een vuurwapenoverdracht onvoldoende uit het dossier te destilleren, met uitzondering van de betrokkenheid van [betrokkene 7] op 11 juli 2019 en die van [betrokkene 7] , [betrokkene 6] en [betrokkene 3] op 12 oktober 2019.
Dat verschillende verdachten zich bezighielden met het sjouwen met, en poetsen, testen en in- en uit elkaar halen van vuurwapens en wisten van de handel, zegt zonder meer iets over hun beschikkingsmacht in het kader van het voorhanden hebben van vuurwapens en ook over het hierna te bespreken tenlastegelegde feit deelneming aan een criminele organisatie, maar dit kan naar het oordeel van het hof nog niet zonder meer worden aangemerkt als een voor medeplegen vereiste bijdrage van voldoende gewicht bij het verhandelen c.q. overdragen van vuurwapens.
Bij dit oordeel betrekt het hof mede de omstandigheid dat zich een zeer groot aantal OVC-gesprekken in het dossier bevindt, dat in die gesprekken geregeld over vuurwapenhandel wordt gesproken, dat de verdachten op diverse momenten aanwezig zijn bij deze gesprekken, maar in de meeste gevallen weinig zeggen of juist vooral vragen stellen en dat het vooral [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] zijn die concrete uitlatingen doen over welke vuurwapens zij hebben verkocht en voor welke prijs. [betrokkene 2] zegt in een OVC-gesprek van 13 juni 2019 zelfs dat ‘zijn afdeling’ wapens is.
Ten aanzien van [betrokkene 5] , [betrokkene 8] , [betrokkene 9] , [betrokkene 4] en [betrokkene 10] is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat zij aan het verkopen c.q. overdragen van vuurwapens een bijdrage hebben geleverd die van zodanig gewicht is dat kan worden vastgesteld dat sprake is van medeplegen. Ten aanzien van deze verdachten merkt het hof nog op dat hun rollen mogelijk wel kunnen worden geduid als medeplichtigheid aan vuurwapenhandel, nu hun aanwezigheid in de schuur bij belangrijke gesprekken en hun betrokkenheid bij het halen van en wegbrengen naar stashes, verpakken, testen, schoonmaken en doen van aanpassingen van/aan vuurwapens eraan bijdroegen dat de vuurwapens die mogelijk (later) werden verhandeld in gewenste conditie waren en dat de handel kon blijven bestaan en voortduren. Ten aanzien van [betrokkene 4] merkt het hof daarbij nog op dat hij zijn schuur (samen met [verdachte] ) voor de vuurwapenhandel beschikbaar stelde. Echter nu bij deze verdachten slechts het medeplegen aan vuurwapenhandel ten laste is gelegd, dienen deze verdachten van hun betrokkenheid bij vuurwapenhandel te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [betrokkene 7] is het hof van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij zich op 11 juli 2019 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verhandelen en overdragen van (een) automatisch(e) vuurwapen(s).
Uit de OVC-gesprekken en de camerabeelden van die dag kan worden opgemaakt dat een onbekend gebleven negroïde man met lang ‘rastahaar’ in de schuur een op een automatisch vuurwapen gelijkend voorwerp afneemt van [betrokkene 15] . [betrokkene 7] is actief betrokken bij deze wapendeal. Voorafgaand aan de komst van de onbekende man is hij samen met [betrokkene 15] en [betrokkene 11] in de schuur aanwezig, draagt hij handschoenen en spreken zij over vuurwapens ‘die buiten lagen’. Even later voeren zij handelingen uit met een automatisch vuurwapen, gelijkend op een UZI pistoolmitrailleur. Dan wordt er gesproken over een kennis van [betrokkene 15] die er straks aan komt. Volgens [betrokkene 15] wil hij iemand neerschieten.
[betrokkene 7] geeft aanwijzingen over waar de wapenoverdracht dient plaats te vinden: “Het is beter dat ze naar binnen komen” (…) Beter dat hij het binnen op komt halen, weet je want…”.
Verder dringt [betrokkene 7] er bij [betrokkene 15] op aan dat het vuurwapen moet worden schoongemaakt in verband met vingerafdrukken: “Als hij naar huis gaat, dat hij het vuurwapen eerst schoonmaakt, op vingerafdrukken, weet je wel?”. [betrokkene 15] reageert: “Ja, maar nu maken we beter schoon. Mag ik nu schoonmaken? (…) Geef me de tas.” [betrokkene 7] antwoordt: “Geen probleem”. [betrokkene 7] blijft in de schuur aanwezig op het moment dat de afnemer in de schuur arriveert en geeft vervolgens ook aan hem te kennen hoe het wapen moet worden schoongemaakt: “Je kan het afnemen met methanol. Is goed voor de vingerafdrukken.” Verder vertelt hij hoeveel kogels er in het wapen zitten: “Het zijn 25 patronen” en legt hij uit/laat hij zien hoe de demper op het vuurwapen moet: “Andere kant/zijde… nee nee nee nee nee bro! Kijk! (…) Neeeh! Hij moet (erop) gaan”.
Voorts instrueert [betrokkene 7] hoe het vuurwapen moet worden ingepakt en meegenomen:
[betrokkene 7] : “Stop jij hem hierin, in je tas.”
[betrokkene 15] : “Oh, wil jij de tassen?”
De afnemer: “Iets, dan kan ik het in papieren wikkelen ofzo, ik wil het stoppen”.
[betrokkene 7] : “Leg de eerste, je kan het pakken zonder handschoenen. De eerste, en je doet het aan/erop”. [betrokkene 15] : “Je stopt het erin, je moet een auto kopen en een stashruimte maken.”
De afnemer: “Ik heb stashauto”.
[betrokkene 7] : “Beter hé? Zet je auto dadelijk hier neer. Dan kun je zo eruit lopen en dan kun je hem gelijk in de auto leggen, anders moet je eerst helemaal daarheen lopen snap je?”
Tot slot zegt [betrokkene 7] tegen de afnemer op het moment dat deze vertrekt: “Rij veilig he?”. Naar het hof begrijpt, doelt [betrokkene 7] daarbij niet (uitsluitend) op de verkeersveiligheid.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat [betrokkene 7] van begin tot eind actief heeft bijgedragen aan het succesvol tot stand brengen en afwikkelen van de verkoop en overdracht van het vuurwapen op 11 juli 2019.
Het hof acht gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat [betrokkene 7] tezamen en in vereniging met een ander (een) automatisch vuurwapen(s) heeft verkocht en/of overgedragen.
Het hof merkt nog op dat [betrokkene 4] op bepaalde momenten ook aanwezig was tijdens deze overdracht en op verzoek van [betrokkene 7] tassen heeft weggebracht, maar onduidelijk is wat de inhoud van die tassen was en waar die tassen naartoe werden gebracht. [betrokkene 4] loopt met die tas immers in de richting van perceel Hoogeheuvelstraat 97, op en rond welk perceel zich (een) opslagplaats(en) van wapens, munitie en drugs bevond(en), dus het is niet uitgesloten dat hij op dat moment alleen bezig was met het verstoppen van wapens of drugs. Zijn betrokkenheid bij de wapenoverdracht volgt ook anderszins (zoals OVC-gesprekken) onvoldoende uit het dossier, zodat hij niet als medepleger kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van [betrokkene 7] , [betrokkene 6] en [betrokkene 3] is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat zij zich op 12 oktober 2019 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van het verhandelen en overdragen van (een) automatisch(e) vuurwapen(s).
Uit de OVC-gesprekken en de camerabeelden van die dag kan worden opgemaakt dat er die dag op het woonwagenkamp vuurwapens en munitie worden verhandeld aan een aantal onbekend gebleven mannen. [betrokkene 15] is ook aanwezig en hier nadrukkelijk bij betrokken. De vuurwapens lijken in bezit te zijn van [betrokkene 1] , die allerlei informatie geeft over de kwaliteit, zeldzaamheid en specificaties van de vuurwapens en de leiding neemt in het onderhandelingsproces. Hij bepaalt de prijs en sluit de deals met de mannen. [betrokkene 7] , [betrokkene 6] en [betrokkene 3] zijn die dag nauw betrokken bij het verhandelen en overdragen van deze voorwerpen. Zij zijn gedurende de tijd dat de afnemers in de schuur zijn vrijwel continu aanwezig en lopen tussendoor de schuur geregeld in en uit. Ook zijn zij actief betrokken bij de gesprekken (zowel met [betrokkene 1] , [betrokkene 15] alsook met de afnemers), dragen zij duidelijk kennis van de vuurwapens die op het kamp aanwezig zijn en die op dat moment worden verhandeld en voeren zij klusjes uit die [betrokkene 1] hen opdraagt. Het gaat in dat kader bijvoorbeeld om het pakken van een doekje, het ophalen uit stashlocaties op het kamp en vervolgens brengen naar de schuur van gevulde tassen en/of vaten waarin de vuurwapens zaten en het nagaan of bepaalde kogels c.q. vuurwapens die [betrokkene 1] nodig heeft nog op het kamp aanwezig zijn. Bij verschillende handelingen die zij (in wisselende samenstellingen) verrichten dragen zij handschoenen en geregeld klinken er vuurwapengeluiden op momenten dat zij in de schuur zijn. Ook lijken zij mee te helpen met het samenstellen ( [betrokkene 6] : “Hoeveel magazijnen moeten er nou bij totaal?” [betrokkene 7] : “Alles wat hier op tafel ligt.”) en het verpakken van de producten die verkocht worden (voortdurend gekraak van plastic; [betrokkene 1] die de vraag stelt of er nog een tasje is, waarna er kraakgeluiden en een ritssluiting hoorbaar zijn). [betrokkene 3] bemoeit zich met de prijzen c.q. marktwaarde van de handelswaar (“Alleen de kogels kosten ik weet niet hoe duur” en, nadat [betrokkene 1] iets over een prijs per kogel zegt: “Nee joh veel meer, hij betaalde vijfhonderd voor een heel klein doosje”, […]). In elk geval [betrokkene 3] maakt de vuurwapens schoon (“Ik maak ze effe schoon”, […]) en [betrokkene 7] helpt mee met het tellen van het geld […].
Het hof is gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de bijdrage van [betrokkene 7] , [betrokkene 6] en [betrokkene 3] bij het succesvol tot stand brengen en afwikkelen van de verkoop en overdracht van de vuurwapens en munitie op 12 oktober 2019 van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Deeloverweging 4: voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en
munitie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat alle verdachten (bij wie onderhavig feit ten laste is gelegd) in de tenlastegelegde periode meermalen:
- vuurwapens van categorie II en categorie III (waaronder een of meerdere (automatische) vuurwapens) en/of
- onderdelen van dergelijke vuurwapens en/of
- munitie van categorie II en/of categorie III,
voorhanden hebben gehad.
Ad 4.1 Het voorhanden hebben van vuurwapens (in de schuur) op het woonwagenkamp aan de [a-straat] , zoals naar voren komt uit de OVC-gesprekken en de camerabeelden
In de eerste plaats gaat het dan om het voorhanden hebben van (automatische) vuurwapens in de schuur op het woonwagenkamp, welke vuurwapens niet nader in de tenlastelegging zijn geduid met merk of type.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat alle verdachten meermalen aanwezig zijn geweest op momenten dat er vuurwapens in de schuur aanwezig waren (in de meeste gevallen zonder dat is gebleken dat op die dagen sprake was van handel) en/of er concreet over vuurwapenbezit werd gesproken.
Het hof is van oordeel dat elke verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van vuurwapens op het woonwagenkamp. Het kamp en, meer in het bijzonder, de schuur was immers een belangrijke locatie van het [bedrijf] , waar de verdachten geregeld kwamen, naar binnen en naar buiten liepen en waar strafbare feiten werden besproken, beraamd en gepleegd. Zeker geen plek voor ongenode gasten en ook geen plek om slechts een kopje koffie te komen drinken. In die schuur zijn bij de doorzoeking weliswaar geen vuurwapens meer aangetroffen (vaststaat dat deze er wel zijn geweest), maar wel allerlei vuurwapenonderdelen, patronen en hulzen. Het hof acht het onaannemelijk dat dergelijke voorwerpen worden achtergelaten op een locatie waar bezoekers komen die niets met vuurwapens te maken hebben.
Alle verdachten wisten dat daar strafbare feiten plaatsvonden, welke daar uitgebreid werden besproken, en hielpen daar – in wisselende samenstellingen – aan mee. Het hof acht het onaannemelijk dat verdachten die aanwezig waren op het moment dat er werd gesproken over vuurwapens, er handelingen werden verricht met deze vuurwapens en de vuurwapens (in tassen of vaten) in en uit de schuur werden gesjouwd, daarvan geen enkele notie hadden. En zelfs in het geval dat het een keer voorkwam dat een verdachte wel (of soms net iets later) aanwezig was, maar zich toevallig in een andere ruimte in de schuur bevond en niets concreets heeft gehoord of gezien in relatie tot vuurwapens, dan moet dat moment naar het oordeel van het hof niet op zichzelf worden bezien. Het gaat bij alle verdachten om meerdere dagen - variërend tussen de 4 ( [betrokkene 9] ) en 27 ( [betrokkene 1] ) - waarop zij in de schuur aanwezig zijn geweest op het moment dat er vuurwapens aanwezig waren en/of er concreet over vuurwapenbezit werd gesproken. Elke verdachte wist dat er in de (omgeving van de) schuur met regelmaat vuurwapens aanwezig waren.
Ook acht het hof bewezen dat de aanwezige verdachten de beschikkingsmacht hadden over de vorenbedoelde vuurwapens. Er was geen sprake van een onverhoeds of ongewild kortstondig moment waarop een wapen tevoorschijn kwam of dat een verdachte onverwacht kennis kreeg van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen of munitie van een ander. Integendeel, het aanwezig hebben van vuurwapens en verrichten van handelingen daarmee was een bijna alledaags gebeuren waar iedereen vanaf wist en het was een onderdeel van het crimineel handelen van het [bedrijf] . Er werd openlijk over (de aanwezige) vuurwapens gesproken en de verdachten reageren ook op geen enkel moment geschrokken of huiverig als er vuurwapens tevoorschijn komen en daar handelingen mee worden verricht. In dit verband wijst het hof in het bijzonder nog op hetgeen verbalisant Verbiest heeft gerelateerd met betrekking tot zijn bevindingen aangaande de gebeurtenissen in de schuur van 19 februari 2019. Op die dag zijn naast [betrokkene 1] , [betrokkene 3] . [betrokkene 6] , [betrokkene 7] en vermoedelijk [betrokkene 10] , ook [betrokkene 8] en [betrokkene 17] (het zoontje van [betrokkene 3] en tevens kleinzoon van [betrokkene 1] ) in de schuur aanwezig terwijl er aan de hand van de OVC vastgesteld kan worden dat er een of meerdere vuurwapens (pistool) voorhanden zijn, er vuurwapen gerelateerde geluiden (waaronder een gedempt schot) te horen zijn en dat het kind het pistool in handen krijgt. […]. Of sprake was van een hiërarchische structuur binnen de organisatie, waarin de vuurwapens in de meeste gevallen toebehoorden aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , doet naar het oordeel van het hof voor een bewezenverklaring niet ter zake; dat doet niet af aan de beschikkingsmacht van de overige verdachten over deze vuurwapens.
De vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie bevonden zich voor de aanwezige verdachten in hun directe nabijheid en vaak open en bloot in de (vergaderruimte van de) schuur en uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten ook concrete uitlatingen deden over de vuurwapens die op dat moment aanwezig waren. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat meerdere verdachten op diverse momenten in de schuur vuurwapens in hun handen hebben gehad en daar handelingen mee hebben verricht en/of met tassen of vaten die waarschijnlijk waren gevuld met vuurwapens hebben gesjouwd. De vuurwapens bleven dus niet sec onder het bereik van degene van wie het vuurwapen mogelijk in strikt civielrechtelijke zin eigendom zou zijn. Tot slot overweegt het hof dat de verdachten wel fysiek bij de wapens konden en ook hadden kunnen ingrijpen. Zo hadden zij, met hun wetenschap, de politie kunnen bellen, al dan niet anoniem om zo een einde te maken aan de aanwezigheid van de vuurwapens op het kamp. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat alle verdachten feitelijke macht hadden over de vuurwapens die in de schuur aanwezig waren.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [betrokkene 1] , [betrokkene 6] , [betrokkene 7] , [betrokkene 8] , [betrokkene 4] , [betrokkene 3] , [betrokkene 5] , [betrokkene 9] en [betrokkene 10] in de tenlastegelegde periode meermalen vuurwapens, waaronder automatische vuurwapens, voorhanden hebben gehad op het woonwagenkamp aan de [a-straat] .
Ad 4.2 voorhanden hebben van concreet aangetroffen vuurwapens in opbergplaatsen/stashes
In de directe omgeving van de [a-straat] te [plaats] en in de dubbele wand van de Mercedes-Benz Sprinter aan de [c-straat] te Oss zijn tientallen vuurwapens (waaronder automatische en semiautomatische), tientallen onderdelen van vuurwapens (zoals magazijnen, geluiddempers, richtmiddelen) en vele honderden stuks munitie (diverse soorten vuurwapenpatronen) aangetroffen. De locaties waar deze en ook andere illegale goederen zijn aangetroffen, worden in het dossier aangeduid als stashlocaties.
Ten aanzien van deze locaties neemt het hof, net als de rechtbank, tot uitgangspunt dat dit vaste opslaglocaties waren voor vuurwapens en aanverwante voorwerpen, dat zij als zodanig in gebruik waren bij het [bedrijf] , en dat het gebruik van stashes een vast onderdeel was van de werkwijze van de organisatie. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de vuurwapens die op het woonwagenkamp aanwezig waren (en die naar alle waarschijnlijkheid voor het overgrote deel werden verhandeld) veelal weggebracht werden naar, bewaard werden in en/of opgehaald werden uit deze stashes.
De concreet in de tenlastelegging genoemde vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, zijn aangetroffen in een BMW met kenteken [kenteken 1] en een Citroën Berlingo ( [kenteken 2] ) nabij de woning [a-straat 3] [plaats] , het braakliggend terrein ter hoogte van [a-straat 4] , in een aantal voertuigen, aanhanger en Cola-automaat op dat braakliggende terrein en – voor het overgrote deel – in de Mercedes Benz Sprinter en de ondergrondse bergruimte in het bosgebied aan de achterzijde van het woonwagenkamp.
Voor zover de voorwerpen zijn aangetroffen in andere locaties dan algemene stashlocaties van het [bedrijf] , zoals de woning [a-straat 3] , de BMW en de Citroën die aan specifieke verdachte(n) kunnen worden gelinkt, zal het hof deze onder deeloverweging 7 bespreken.
Met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen die zijn aangetroffen in de ondergrondse ruimte in het bosgebied, de schuur, de Mercedes Sprinter, het braakliggend terrein en hetgeen op dat terrein stond waaronder de Chrysler Voyager, overweegt het hof als volgt.
In deze verschillende (stash)locaties is op een aantal vuurwapens of onderdelen daarvan DNA aangetroffen dat matcht met het DNA-materiaal van de verdachten [betrokkene 1] (in de schuur, de Mercedes Sprinter en de ondergrondse bergruimte), [betrokkene 4] (in de Mercedes Sprinter), [betrokkene 3] (ondergrondse bergruimte) en [betrokkene 9] (in de ondergrondse bergruimte). De twee stashlocaties waarin veruit de meeste wapens zijn aangetroffen en welke door het [bedrijf] dus kennelijk als belangrijkste stashlocaties werden aangemerkt, zijn de ondergrondse bergruimte in het bosgebied en de Mercedes Sprinter bus.
De ondergrondse bergruimte bevond zich in de directe omgeving van de schuur met vergaderruimte van waaruit de verdachten opereerden. Alleen al die omstandigheid is een sterke aanwijzing dat alle verdachten van het bestaan van die stashlocatie wisten. Dat geldt ook voor het braakliggend terrein en de Cola-automaat en de voertuigen, waaronder de grijze Chrysler Voyager, die op 23 oktober 2019 op dat terrein zonder kentekenplaten is aangetroffen. De Chrysler Voyager werd gebruikt als stashauto en had twee verborgen ruimtes, waarin onder meer koffertjes van Glock pistolen en een .22 LongRifle geweer (lang vuurwapen) zijn aangetroffen. Verder blijkt uit OVC-gesprekken dat diverse leden van het [bedrijf] over deze auto spreken als stashlocatie ( [betrokkene 6] , [betrokkene 9] , [betrokkene 7] die het hebben over wegleggen van wapens in de grijze wagen, […]; [betrokkene 8] die zegt dat ‘in die Voyager’ een boodschappentas staat met een blauwe trui erop, […]; [betrokkene 1] , [betrokkene 7] , [betrokkene 18] en [betrokkene 3] die praten over wapens (Glock, M16’s en een lang wapen) die in de kofferbak van ‘die grijze’ liggen, […]; [betrokkene 1] die na de doorzoeking op 23 oktober 2019 zegt “Die grijze stond op jouw naam. Vijf dagen geleden lagen er 12 M-16tjes in en een Glock”). Op diverse camerabeelden is voorts te zien dat verschillende verdachten met gevulde tassen in de richting van dat terrein lopen of daarvandaan komen.
Van het terrein aan de [c-straat] in Oss is op grond van de bewijsmiddelen vast te stellen dat dat in gebruik was bij leden van het [bedrijf] , terwijl de Mercedes-Benz Sprinter waarin de vuurwapens zijn aangetroffen door leden van het [bedrijf] daar naartoe is gereden en is gestald, naar het hof vaststelt, op verzoek of in opdracht van [betrokkene 1] (vide verklaring [betrokkene 9] ). In elk geval [betrokkene 9] , [betrokkene 6] en [betrokkene 11] waren hier verder bij betrokken. En, zoals gezegd, werd op een van de vuurwapens die in de bus zijn aangetroffen, DNA-materiaal aangetroffen dat matcht met het DNA van [betrokkene 1] en [betrokkene 4] .
Op grond van deze feiten en omstandigheden schrijft het hof de op de stashlocaties aangetroffen vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie toe aan het [bedrijf] waarvan verdachten deel uitmaakten.
Het hof concludeert voorts dat het niet anders kan zijn dan dat alle verdachten van het [bedrijf] op de hoogte waren van het bestaan van deze (stash)locaties.
Door en namens een aantal verdachten is in hoger beroep betoogd dat zij niet afwisten van de stashlocaties. Het hof hecht aan die verklaringen geen geloof.
In de eerste plaats heeft het hof hiervoor al overwogen dat alle verdachten wisten van de (frequente) aanwezigheid van vuurwapens op het woonwagenkamp, dat zij op diverse momenten vuurwapens in of nabij de schuur voorhanden hebben gehad en dat zij bekend waren met het feit dat binnen het [bedrijf] sprake was van vuurwapenhandel, waarbij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] de centrale spelers waren. Die vuurwapens moesten ergens vandaan komen en buiten het zicht en op een veilige plek worden opgeborgen. Het ligt voor de hand dat dit op of in de nabijheid van het woonwagenkamp gebeurde.
Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat alle verdachten in zijn algemeenheid bekend waren en in voorkomende gevallen zich actief ook bezighielden met het opbergen van vuurwapens in verborgen ruimtes/stashplekken. Het gebruik van stashes was dus niet alleen een vast onderdeel van de werkwijze van de organisatie als geheel; elke individuele verdachte komt in het dossier voor in relatie tot het stashen/opbergen van wapens (in een verborgen ruimte). Dit volgt uit DNA-matches met het DNA van diverse verdachten op vuurwapens/vuurwapenonderdelen die in de stashlocaties zijn aangetroffen, uit de auto’s met verborgen ruimtes die zijn aangetroffen en die aan verdachten kunnen worden toegeschreven, uit camerabeelden waarop te zien is dat verdachten vanuit de schuur met tassen richting perceel [a-straat 4] lopen (waar zich stashplaatsen bevonden), verdwijnen tussen de geparkeerde auto’s en terugkomen met lege handen, en uit de OVC-gesprekken waarin op diverse momenten door verdachten zelf wordt gesproken over opbergen, stashen en het daaruit ophalen of daarnaar wegbrengen van vuurwapens. Het hof geeft hieronder, niet uitputtend een aantal uit de bewijsmiddelen blijkende voorbeelden.
- Zo is in de gepantserde auto op naam van [betrokkene 10] en die door hem werd gebruikt achter een paneel in het dashboard een verborgen ruimte met daarin een pistool aangetroffen (van merk Smith & Wesson) met daarin 13 patronen.
In de Citroën Berlingo [kenteken 2] , die in gebruik was bij [betrokkene 3] […] is in het dashboard een verborgen ruimte aangetroffen, waarin een doorgeladen pistool Walther PPK met patroonhouder en totaal 19 patronen alsmede een patroonhouder van een Walther PK380 met 8 stuks munitie werden aangetroffen […].
In de ondergrondse bergplaats achter de [a-straat 1] werd een Walther PK380 en bijbehorend patroonmagazijn aangetroffen. Op beide voorwerpen werd een DNA-mengprofiel van onder meer [betrokkene 3] aangetroffen […].
In de woning van [betrokkene 8] ( [a-straat 3] ) is in een laars in de kruipruimte een blikje met 7 patronen aangetroffen. Tussen de erfafscheiding, de betonnen schutting en een gaashekwerk werd in een laars een (in vacuüm verpakt) vuurwapen Beretta 70 met patroonhouder en 7 patronen aangetroffen. Op het vuurwapen is een DNA-mengprofiel met onder meer een match met het DNA van [betrokkene 8] aangetroffen […].
Zoals het hof hierna zal overwegen, acht het hof bewezen dat [betrokkene 10] , [betrokkene 3] en [betrokkene 8] deze wapens voorhanden hebben gehad. Zij moeten derhalve ook bekend zijn geweest met de verborgen ruimtes.
- Op 9 oktober 2018 vindt een gesprek plaats tussen [betrokkene 8] en een onbekende man. Het gesprek gaat over een verborgen ruimte die nog in de auto gemaakt moet worden en hoe die dan geopend moet worden door het bedienen van bepaalde knoppen in een bepaalde volgorde […].
- Op 26 november 2018 zegt [betrokkene 1] in gesprek met [verdachte] en [betrokkene 4] : [betrokkene 1] : 'Mij interesseert het niet. Ze hebben dat stash autootje gekocht voor 18 ruggen geloof ik, dat zat volgepakt met wapens zonder kentekenborden die verlopen zijn, staat ergens geparkeerd... ' […].
- Op 22 december 2018 zegt [betrokkene 1] : “We stashen nu […] met een stashauto.” […].
- [betrokkene 1] klaagt op 2 januari 2019 (in aanwezigheid van [betrokkene 5] en [betrokkene 4] ) erover dat ‘ze’ (hof: onbekend wie hij daarmee bedoelt) niet weten hoe ze een stash auto open moeten maken terwijl ze er 600 keer hebben bijgestaan. Even later gaat het kennelijk over waar wapens moeten worden opgeborgen en zegt [betrokkene 5] “sporttas”, waarop [betrokkene 1] antwoordt dat het daar niet bij past want daar liggen die eitjes (het hof begrijpt: handgranaten) onderin. “Deze zit vol”, merkt [betrokkene 1] op, “of je moet die Kalasjnikov eruit pakken en dat geweer, dan wel”. [betrokkene 5] reageert: “Dan kan je beter dit wegleggen” […].
- Op 21 februari 2019 zegt [betrokkene 1] in aanwezigheid van/gesprek met [betrokkene 6] , [betrokkene 13] , [betrokkene 10] en [betrokkene 4] : “Moet je even die grote weegschaal uit de bus pakken […] Boven meteen voor de deur, in de stash” […].
- [betrokkene 1] op 28 februari 2019: “kijk maar in de stash”. [betrokkene 13] : “Heeft daar water in gestaan?” [betrokkene 1] : “Welke? Ja daar”. […].
- Op 20 maart 2019 vraagt [betrokkene 1] aan [betrokkene 3] of er nog 2 geweren in die ‘bush’ (fon) liggen, hetgeen [betrokkene 3] bevestigt. Ook vraagt [betrokkene 1] “Wat ligt er in de auto dan”, waarop [betrokkene 3] zegt dat die helemaal vol ligt. [betrokkene 7] bevestigt dit. [betrokkene 3] zegt vervolgens “Dan gooi ik deze wel in de Caddy” […].
- Op 21 mei 2019 zegt [betrokkene 2] in aanwezigheid van [betrokkene 7] , [betrokkene 1] , [betrokkene 10] dat hij zijn stash niet dicht kreeg, dat hij zijn stash had openstaan in verband met een UZI geweer […].
- In de ondergrondse bergruimte is een Spectre M4 aangetroffen, zijnde een zeer zeldzaam voorkomend vuurwapen. Ook [betrokkene 2] spreekt er op 13 juni 2019 over als een zeldzaam wapen. In gesprek met [betrokkene 9] en [betrokkene 7] en later [betrokkene 1] spreekt [betrokkene 2] op 13 juni 2019 over een Spectre […].
- Op 13 juni 2019 zegt [betrokkene 1] in aanwezigheid van onder andere [betrokkene 3] en [betrokkene 6] dat iemand tegen hem had gezegd dat hij wapens moet ‘wegstashen’ en [betrokkene 2] zegt dat hij wapens in die stashruimte heeft liggen in een boodschappentas […].
- Op diezelfde dag vraagt [betrokkene 18] op enig moment “Is dat waar de stash in zit”, waarop [betrokkene 6] reageert met “Ja”. [betrokkene 18] zegt vervolgens dat [betrokkene 6] even moet uitleggen hoe de stash werkt en dat hij die dan even moet wegleggen […].
- Ook op die dag (13 juni 2019) hebben [betrokkene 5] , [betrokkene 19] en [betrokkene 9] het over vuurwapens (karabijn) en dempers, zijn er vuurwapengeluiden te horen en zegt [betrokkene 5] op enig moment “Lekker slim. Hij zegt net tegen mij dat die andere in de stash gelegd”. [betrokkene 9] reageert: “Die zijn niet in de stash gelegd, die liggen hier.” [betrokkene 5] : “Nee”. [betrokkene 9] : “Ik zet ze zelf hier neer […] die moeten bij [betrokkene 3] in de auto” […].
- Op 11 juli 2019 wordt in aanwezigheid van [betrokkene 7] over stashauto gesproken waarop [betrokkene 7] zegt: “Beter he?” […]. Even later zegt [betrokkene 7] “Wacht effe ouwe, dan kun je die tas wegleggen”, waarop [betrokkene 4] vraagt: “Wat deze?”. [betrokkene 7] reageert ‘ja’ en zegt: “Hij is open… Nee nee nee die is dicht”. […].
- Op 2 oktober 2019 zegt [betrokkene 2] in aanwezigheid van [betrokkene 1] en [betrokkene 10] : “Ik laat even 4 dozen hier [betrokkene 17] . Ik krijg ze niet in mijn stash” […].
Nu elke verdachte wist dat zich met grote regelmaat en in grote aantallen zware vuurwapens op het woonwagenkamp bevonden, zij allen bekend waren met het stashen van vuurwapens en diverse verdachten ook concreet kunnen worden gelinkt aan in de stashlocaties aangetroffen vuurwapens of onderdelen van vuurwapens, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat de verdachten, als onderdeel van de bestendige samenwerking, wisten van deze stashlocaties. Dat niet is vast te stellen dat al deze verdachten individueel kennis hadden van de specifieke vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie die daarin tijdens de doorzoekingen zijn aangetroffen, staat aan een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van deze voorwerpen niet in de weg. Nu het voorhanden hebben van vuurwapens en het gebruik van stashlocaties een vast onderdeel van hun werkwijze was en de verdachten op de hoogte moeten zijn geweest van het bestaan van deze stashlocaties met daarin opgeslagen vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, is daarmee naar het oordeel van het hof het voorwaardelijk opzet van al deze verdachten ook gericht geweest op het voorhanden hebben van de concreet in de tenlastelegging genoemde voorwerpen die in deze stashlocaties zijn aangetroffen. De inhoud van de stashlocaties, zo blijkt ook uit de OVC-gesprekken, wisselde ook voortdurend. Vuurwapens kwamen en gingen en soms moest er zelfs ruimte gemaakt worden omdat een stashlocatie vol zat.
Omdat sprake is van medeplegen is daarbij niet noodzakelijk dat elke verdachte individueel de beschikkingsmacht had over al deze voorwerpen afzonderlijk. Voldoende is dat de verdachten die beschikkingsmacht gezamenlijk hadden. Dat is naar het oordeel van het hof het geval. Zij wisten dat in de stashlocaties de wapens van de leden van het [bedrijf] waren opgeslagen, en ten aanzien van verschillende verdachten blijkt uit de bewijsmiddelen dat zij (op enig moment) gebruik maakten van de stashlocaties, door wapens daarnaartoe te brengen of daaruit op te halen. Kennelijk hadden zij toegang tot de stashlocaties.
Het hof komt aldus tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van de in de genoemde stashlocaties aangetroffen vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie.
Medeplichtigheid [verdachte]
Het hof maakt uit de bewijsmiddelen op dat [verdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van vuurwapens in de schuur. Met die wetenschap heeft zij samen met haar echtgenoot [betrokkene 4] de schuur bij hun woning beschikbaar gesteld aan (de leden van) het [bedrijf] . Ook heeft zij handschoenen aangeleverd en na gebruik gewassen. Anders dan de raadsvrouw acht het hof bewezen dat zij wist dat die in de schuur werden gebruikt bij het hanteren van vuurwapens, kennelijk om vingerafdrukken of het achterlaten van DNA daarop te voorkomen (vide OVC-gesprek 24 oktober 2019, [verdachte] : “Er zijn er ook nog die ze gisteren gebruikt hebben voor wapens schoonmaken”, […]). En wanneer op 19 februari 2019 wapens worden schoongemaakt, zegt [betrokkene 3] tegen [betrokkene 1] junior: “Wil jij even een doekje vragen bij [verdachte] , moet je zeggen een oude doek” […]. Kennelijk wist [verdachte] dan waar het over ging en waar het voor diende. Gelet op het voorgaande acht de-rechtbank de aan [verdachte] tenlastegelegde medeplichtigheid aan het voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, bewezen. Het hof komt ook tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan (medeplegen van) de handel in vuurwapens en onderdelen van vuurwapens en munitie. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 49, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is het eigen opzet van de medeplichtige slechts doorslaggevend voor het bepalen van de straf. Voor de bewezenverklaring en kwalificatie volgt de medeplichtige het opzet van de hoofddader(s), in dit geval de in de bewezenverklaring genoemde medeverdachten.
Resumé
[…]
In de zaak van [verdachte] komt het hof tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan medeplegen van voorhanden hebben, verhandelen en overdragen van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, meermalen gepleegd.”