ECLI:NL:PHR:2025:174
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kennisgeving van bloedonderzoek bij rijden onder invloed
In deze zaak gaat het om een cassatieverzoek van de verdachte, die is veroordeeld voor rijden onder invloed van drugs. De verdachte heeft een middel van cassatie ingediend tegen de verwerping van zijn verweer door het gerechtshof Den Haag. Het hof had geoordeeld dat de verdachte niet schriftelijk in kennis was gesteld van de uitslag van het bloedonderzoek en het recht op tegenonderzoek, maar dat dit geheel aan de verdachte zelf te wijten was. De verdachte had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en had bij zijn aanhouding geen adresgegevens opgegeven. Hierdoor was de kennisgeving van de uitslag van het bloedonderzoek niet bij hem terechtgekomen. De advocaat van de verdachte betoogde dat de strikte waarborgen van artikel 17 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (BADG) niet waren nageleefd, waardoor het bewijs van het bloedonderzoek niet kon worden gebruikt. De procureur-generaal concludeert dat het oordeel van het hof onbegrijpelijk is, omdat de verdachte niet voldoende in staat was om zijn adresgegevens te verstrekken en de kennisgeving niet op een andere manier had kunnen plaatsvinden. De conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.