Conclusie
Nummer 23/01593
Inleiding
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen”.
De megazaak Amber
Het cassatieberoep en de middelen
Het eerste middel en de toelichting daarop
Het ter terechtzitting gedane verzoek en de afwijzing daarvan door het hof
Het beoordelingskader: de motivering van getuigenverzoeken à décharge
prosecution witnesses’) gelden andere eisen dan voor het oproepen van getuigen à décharge (‘
defence witnesses’). [1] Het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld als het verzoek betrekking heeft op een getuige die de verdediging nog niet heeft kunnen ondervragen terwijl die getuige al wel een verklaring heeft afgelegd met een voor de verdachte belastende strekking. [2] , [3] Een dergelijk verzoek hoeft dus niet onderbouwd te worden, en mag (dus) niet op grond van gebreken in de motivering worden afgewezen. In andere gevallen geldt wel een motiveringsplicht voor de verdediging. Die motiveringsplicht houdt in dat de verdediging ten aanzien van iedere getuige die zij wil doen oproepen, moet uitleggen waarom het horen van die getuige van belang is voor enige in de strafzaak op grond van artikel 348 en 350 Sv te nemen beslissing. [4] Op die manier moet de rechter in staat gesteld worden om de relevantie van het verzoek te beoordelen. [5] De rechter kan het verzoek afwijzen als de verdachte door afwijzing van het verzoek redelijkerwijs niet in zijn verdediging wordt geschaad omdat de punten waarover de getuige kan verklaren in redelijkheid niet van belang kunnen zijn voor enige in zijn strafzaak te nemen beslissing, of als redelijkerwijs moet worden uitgesloten dat de getuige over de bedoelde punten zou kunnen verklaren. [6] Een afwijzing mag de “
overall fairness” van het proces overigens niet ondermijnen. [7] Tot slot merk ik hier op dat het in cassatie gaat om de vraag of de beslissing begrijpelijk is in het licht van hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd en de gronden waarop het is afgewezen. [8]
De bespreking van het eerste middel
“van belang is voor de wetenschap van [verdachte]”, acht ik de afwijzing door het hof niet onbegrijpelijk. Nu het verzoek (kennelijk) betrekking heeft op een getuige à décharge, zoals het hof ook meeweegt in zijn oordeel, mocht van de verdediging worden verwacht dat niet slechts in abstracte bewoordingen, maar met een hogere mate van concretisering gemotiveerd zou worden waarom het horen van de getuige van belang is voor enige – op de voet van artikel 348 of 350 Sv – te nemen beslissing. Gelet op het feit dat de getuige geen verklaring heeft afgelegd en de verdediging niet heeft aangegeven waarover de getuige zou kúnnen verklaren, wordt het belang bij het horen van deze getuige immers niet aanstonds duidelijk.
Het tweede middel
“Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 april 2017:
“Op 17 maart 2015 was ik aanwezig in [A] . Ik herken mijzelf in de persoon die op de beelden van het OVC gesprek in [A] d.d. 17 maart 2015 wordt aangeduid als de [verdachte] .”
“sprake [zijn] van een strafbare voorbereidingshandeling.”
De bespreking van het tweede middel
[betrokkene 19] , kunnen de lichten van de voorzijde niet uit?”.
Ik zeg dat er niemand in het koffiehuis moet blijven.”(19:32:42), “
Het koffiehuis gaat dicht en zal worden beschilderd, joh!”(19:35:12) en “
[betrokkene 17] doe jij de deur even dicht. Laat niemand binnen. Straks.” (19:46:55).
Geef mij zevenentwintig. Ik doe het. Achtentwintig en half. Wij delen. Vijftien honderd euro.” (19:53:22) en op de woorden van de medeverdachte [betrokkene 4] “
We hebben die dag ons uitgesproken over de dingen die wij gaan doen. We hebben eerder gesproken. We gaan het fifty fifty doen. Dus geen probleem.”(20:17:25). Het hof heeft vastgesteld – en dit is in cassatie niet betwist – dat de verdachte en zijn medeverdachten spraken met personen uit Colombia en Venezuela om informatie uit te wisselen over het vervoeren van cocaïne. Op basis daarvan, in combinatie met bovenstaande opmerkingen van de verdachte en de medeverdachte [betrokkene 4] , kon het hof oordelen dat tussen de betrokkenen gesproken is over een verdeling van de opbrengst van het vervoer van de cocaïne.