2.3Het hof heeft daarvoor de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
“1. Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 14 april 2020, (p. 34-35 van het politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] :
Op zondag 12 april 2020 heb ik mijn twee fietsen nog zien staan in het fietsenrek voor onze flat aan de [a-straat] te [plaats] . De fietsen stonden op slot en ook aan het fietsenrek vastgemaakt. Het zijn beide herenfietsen, een van het merk Minerva, groen/grijs van kleur, type Mountainbike en de andere van het merk Pointer, zwart van kleur en met een witte voorband. Het fietsenrek stond ter hoogte van [a-straat 1] te [plaats] .
Op maandag 13 april 2020 omstreeks 10:15 las ik een berichtje op mijn telefoon dat een van mijn buren een melding bij de politie had gedaan van het feit dat er getracht werd om mijn fietsen te stelen.
2. Een proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 13 april 2020, (p. 15-16 van het politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van [a-straat 1] :
Ik ben woonachtig op de [a-straat 2] te [plaats] . Vanuit mijn slaapkamer heb ik zicht op het winkelcentrum [A] . Mijn slaapkamer bevindt zich op de tweede verdieping van het pand recht boven de ingang van het portiek. Op maandag 13 april 2020, omstreeks 01:30 uur werd ik wakker van een telefoongeluid. De telefoon ging af van iemand die buiten stond. Ik keek naar buiten en zag voor de ingang van het portiek twee personen staan. Ik zag een persoon bij een fiets staan. Deze fiets staat in een stalling aan de ingang van het portiek. De tweede persoon zag ik op de uitkijk staan ter hoogte van de stoeprand. Ik zag dat de eerste persoon, die bij de fiets, iets in zijn handen had. Deze persoon maakte knijpbewegingen met zij hand en het voorwerp in zijn hand. Deze persoon deed dit bij de fiets waar hij bij stond, op de plek waar normaal gesproken een fietsslot zit.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, d.d. 13 april 2020, (p. 23-30 van het politiedossier), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 1] :
Op zondag 13 april 2020 omstreeks 01:30 uur hoorde ik dat op de [a-straat] ter hoogte van [nummer] te [plaats] , twee mannen bezig waren een fiets weg te nemen. Wij hoorden dat het signalement van de twee mannen als volgt luidde: een van de mannen zou een baardje hebben en een rugtas bij zich hebben. Deze persoon zou volgens de getuige op de uitkijk staan. De andere man was bezig met het openen van het slot om de fiets weg te kunnen nemen. Toen wij onderweg waren naar de [a-straat] , hoorden wij dat de beide mannen wegliepen richting de [b-straat] . Kort daarna hoorde ik dat de twee mannen de [c-straat] opliepen. Toen wij over de [a-straat] reden, zagen wij dat er niemand op straat liep. Toen wij de [b-straat] opreden, zag ik wederom dat er verder geen personen aanwezig waren. Toen wij vervolgens de [c-straat] opreden, zagen ik twee mannen lopen. Wij zagen dat een van de mannen een baardje had en een rugtas droeg. Verder zag ik niemand op de [c-straat] lopen. Wij hielden de twee mannen vervolgens staande. De mannen gaven later op te zijn genaamd:
Verdachte 1: man met baard en rugtas: [medeverdachte] ,
Geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] (Syrië)
Verdachte 2:
[verdachte] ,
Geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats]
Per adres [d-straat 1] te [plaats] .
Ik zag vervolgens dat een mevrouw uit de bovenverdiepingen wees naar een aantal fietsen. Zij deed het raam open en riep naar mij dat de twee mannen die fietsen probeerden weg te nemen en met de sloten van die fietsen bezig waren geweest. Die fietsen stonden gestald ter hoogte van de [a-straat 3] te [plaats] . Het betrof twee fietsen. Een van de twee fietsen betrof een mountainbike en was voorzien van groene motieven. Er zat een grijs kettingslot om de fietsen heen. Ik zag dat het slot opengebroken was en dat de ketting van dat slot om de twee fietsen hing. Ik zag dat de twee fietsen met nog een slot aan elkaar vastzaten. Dit betrof een zwart spiraalslot. Ik zag dat er op het slot verse sporen zaten. Ik zag aan die sporen alsof men het slot probeerde te verbreken dan wel doorgeknipt te krijgen.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, d.d. 13 april 2020, (p. 4-14 van het politiedossier), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 2] :
Op maandag 13 januari 2020 op de [c-straat] in [plaats] zag ik collega ’s met twee mannen staan. Deze mannen bleken later te zijn: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999 en [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1988. Ik voerde bij [medeverdachte] een veiligheidsfouillering uit. Ik voelde een langwerpig hard voorwerp aan de rechterzijde van de jas van [medeverdachte] . Ik zag dat hij zijn hand in zijn binnenzak stak en er rustig een nijptang uitpakte.
Ik hoorde dat collega [verbalisant 1] over de ether communiceerde dat het spiraalslot van de desbetreffende fiets duidelijke sporen van knipgereedschap vertoonde en dat beide mannen konden worden aangehouden voor poging tot diefstal van de fiets.
Tijdens de insluiting trof ik in de rugtas van [medeverdachte] een gebogen, uitschuifbare metalen staaf aan met een totale lengte van ongeveer 60 centimeter lang, lijkende op een dopsleutel. Ook trof ik een schaar aan met verbogen punten.”