Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
in zoverrede belangen van [eisers] en [betrokkene 1]
tijdelijkparallel zijn gaan lopen, maar neemt niet weg dat hun belangen als schuldeiser respectievelijk schuldenaar nog steeds principieel tegenstrijdig zijn gebleven. De eigen keuze van [eisers] , gemaakt in het volle bewustzijn van de daaraan verbonden financiële risico's, om nog meer geld en inspanning te investeren in de problematische schuldenlast van [betrokkene 1] brengt op zichzelf niet mee dat [verweerder 1] , als advocaat van [betrokkene 1] , verplicht is geworden ook de – in beginsel conflicterende – belangen van [eisers] te dienen, of dat [eisers] daarop mocht vertrouwen.
partijdigebelangenbehartiger [13] . Volgens art. 10a lid 1 Advocatenwet (Aw) heeft een advocaat tot taak zorg te dragen voor de rechtsbescherming van cliënten, een rol die advocaten hebben in het belang van een goede rechtsbedeling [14] . Een advocaat dient weliswaar duidelijk primair het belang van zijn cliënt, maar moet daarbij wel oog hebben voor de context van dat belang en voor de belangen van andere betrokkenen, zoals wederpartijen of derden. Zo nodig confronteert hij zijn cliënt met gerechtvaardigde belangen van die anderen [15] .
Curatoren/ […], al aangehaald, is hiervoor een tot terughoudendheid nopende norm geformuleerd. Advocaten hoeven bij hun dienstverlening met betrekking tot een voorgenomen financiële transactie
geenrekening te houden met mogelijke belangen van derden,
tenzijzij uit de aan hen door hun cliënten verschafte gegevens of de overige omstandigheden van het geval redelijkerwijs behoren af te leiden dat zodanige gerechtvaardigde belangen van derden door de van hen gevraagde dienstverlening op
onaanvaardbare wijzekunnen worden geschaad. Of een advocaat redelijkerwijs tot de conclusie moet komen dat zo’n situatie zich kan voordoen – hetgeen meebrengt dat hij daar dan onder omstandigheden nader onderzoek naar zal moeten doen – is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Tot de relevante omstandigheden behoort de inhoud en reikwijdte van de opdracht aan de advocaat [19] .
kande burgerlijke rechter betekenis toekennen aan het tuchtoordeel over het gewraakte handelen, maar dat
hoeft niet. Het staat de rechter vrij om anders te oordelen dan de tuchtrechter [25] . Volgens vaste rechtspraak kan de rechter aan het tuchtoordeel dat in strijd met de gedragsregels is gehandeld,
niet zonder meerde gevolgtrekking verbinden dat de advocaat ook civielrechtelijk aansprakelijk is wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm [26] .
algemeen belangvan bevordering van een goede wijze van beroepsuitoefening, terwijl het aansprakelijkheidsrecht is gericht op de behartiging van het
individuele belangvan vergoeding van geleden schade [27] . De tuchtnorm strekt dan ook niet tot vaststelling van civielrechtelijke aansprakelijkheid en dus niet tot bescherming tegen individueel geleden schade, zoals het aansprakelijkheidsrecht dat wel doet [28] . Een tuchtrechtelijke gedragsregel kan wel een rol spelen bij de onrechtmatigheidsvraag, maar het is geen één-op-één-relatie: overtreding van een gedragsregel levert niet automatisch strijd op met de maatschappelijke zorgvuldigheid [29] . Zo wegen in het aansprakelijkheidsrecht ook de eigen gedragingen van eiser mee, terwijl in het tuchtrecht de focus (vrijwel) volledig ligt op het handelen van de beroepsbeoefenaar [30] . In een tuchtprocedure gelden verder niet de ruime mogelijkheden tot opheldering van feiten en bewijsregels die in een civiele aansprakelijkheidszaak ter bescherming dienen van de aangesprokene. De bewijsmogelijkheden in een tuchtprocedure zijn zeer beperkt in vergelijking met een aansprakelijkheidsprocedure [31] . Een tuchtuitspraak kan daardoor berusten op uitgangspunten die na bewijslevering in een civiele zaak feitelijk onjuist blijken te zijn [32] . Ook het gegeven dat kosten van tuchtprocedures in beginsel niet worden aangemerkt als ‘redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid’ volgens art. 6:96 lid 2 onder b BW in een aansprakelijkheidszaak, wijst erop dat tuchtrechtelijk laakbaar handelen en de vraag naar civielrechtelijke aansprakelijkheid verschillende (procedurele) materie betreft [33] .
5.Bespreking van het cassatiemiddel
Onderdeel 1bestrijdt de maatstaf die het hof aan zijn oordeel in rov. 5.3, 5.10 en 5.12-5.33 ten grondslag heeft gelegd.
Onderdeel 2klaagt dat het oordeel in rov. 5.15-5.33 ook voor het overige onjuist of onvoldoende begrijpelijk is in het licht van de stellingen van [eisers] en het Tuchtoordeel.
Onderdeel 3bevat een veegklacht en een zelfstandige klacht over de verdeling van de stelplicht en bewijslast.
Curatoren/ […]zou hebben gehanteerd bij de aansprakelijkheidsvraag, terwijl ook had moeten worden getoetst aan een ‘specifieke zorgvuldigheidsnorm’ voortvloeiend uit Gedragsregel(s) 9 (en 15 [40] ) die erop neerkomt dat een advocaat duidelijkheid moet verschaffen over de hoedanigheid waarin hij of zij optreedt en de belangen die hij of zij behartigt. Dit lijkt tot de kern teruggebracht neer te komen op de (veronder)stelling dat een in het tuchtrecht geldende gedragsregel gelijk moet worden gesteld in dit geval met een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm in de zin van art. 6:162 lid 2 BW. Besproken is dat dat dat geen geldend recht is. Bovendien heeft het hof het beroep op de gedragsregelgrondslag uitvoerig gemotiveerd beoordeeld op een wijze die goed te volgen is, maar inderdaad afwijkt van het oordeel van de tuchtrechter en ook dat, zo is hiervoor besproken, is naar geldend recht schering en inslag. Daar ketst onderdeel 1 in alle subonderdelen al op af (in gelijke zin s.t. [verweerders] 2.2.1-2.2.3) en ik zou de bespreking van deze klachten hier kunnen stoppen. Volledigheidshalve loop ik de verschillende subonderdelen hierna nog meer in detail langs.
Curatoren/ […], althans ten onrechte of ontoereikend gemotiveerd is voorbijgegaan aan de door [eisers] (onder verwijzing naar het Tuchtoordeel) aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde maatstaf, te weten de (specifieke) zorgvuldigheidsnorm dat [verweerder 1] ten onrechte de indruk heeft gewekt dat hij ook de belangen van [eisers] vertegenwoordigde en geen duidelijkheid heeft verschaft over de hoedanigheid waarin hij optrad en wiens belangen hij behartigde. Die norm vloeit tevens voort uit Gedragsregels 9 en 15 (kenbaarheid hoedanigheid advocaat en belangenverstrengeling) [41] , waar ook de Tuchtrechter [42] en de rechtbank van uit zijn gegaan, althans is de rechtbank van een minder beperkte zorgplicht uitgegaan dan het hof [43] . Deze (specifieke) zorgvuldigheidsnorm is specifiek gericht op het optreden van een advocaat tegenover derden en strekt ter voorkoming van misverstanden over de hoedanigheid waarin een advocaat in een gegeven situatie optreedt [44] . Het is daarom onjuist en onbegrijpelijk dat het hof de zaak op basis van de
Curatoren/ […]-maatstaf heeft beoordeeld en niet (voldoende kenbaar) is ingegaan op deze (specifieke) zorgvuldigheidsnorm die door [eisers] aan zijn vorderingen ten grondslag is gelegd, althans wordt geklaagd dat hieraan geen (voldoende kenbare) toepassing is gegeven. Dit is te meer onbegrijpelijk nu in rov. 1 wordt vastgesteld dat [eisers] zich in hoger beroep op het Tuchtoordeel heeft beroepen dat [verweerder 1] onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld, onder meer doordat hij onvoldoende duidelijk is blijven maken dat hij als advocaat van [betrokkene 1] slechts diens belangen diende.
Curatoren/ […]-maatstaf tot een ander oordeel had kunnen leiden [45] . De (specifieke) zorgvuldigheidsnorm stelt ook strengere eisen aan de stelplicht en bewijslast dan een ‘gewone’ onrechtmatige daad vordering op basis van een geschonden zorgplicht, omdat de in rov. 3.1.5 van
Curatoren/ […]geformuleerde regel inhoudt dat een advocaat in principe geen rekening hoeft te houden met mogelijke belangen van derden, tenzij de wederpartij kan aantonen dat zijn gerechtvaardigde belangen op onaanvaardbare wijze zijn geschaad.
Curatoren/ […]geen ruimte is voor een minder beperkte zorgplicht van een advocaat voor de belangen van derden, klaagt
subonderdeel 1Cdat dit onjuist is, nu het hier gaat om de gestelde schending van een specifieke zorgplicht die juist strekt tot bescherming van de belangen van derden. Het hof heeft althans miskend dat [eisers] [verweerder 1] een persoonlijk verwijt maakt dat hij in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid heeft gehandeld in verband met de door de Tuchtrechter geconstateerde normschending [46] . In het kader van (de toetsing aan) deze (specifieke) zorgvuldigheidsnorm is er geen of minder reden voor terughoudende toetsing dan in het kader van de door het hof gehanteerde
Curatoren/ […]-maatstaf. Het oordeel in rov. 5.3, 5.12-5.13, 5.23 en 5.30 dat de zorgplicht van de advocaat jegens derden beperkt is, is daarom hier onjuist, althans niet van toepassing en nu het hof zich alleen op de
Curatoren/ […] -norm baseert, kan het arrest niet in stand blijven.
subonderdeel 1Dhet hof dat het aansprakelijkheidsoordeel ontoereikend is gemotiveerd in het licht van de beoordeling van de Tuchtrechter, omdat het hof uitgaat van een andere maatstaf. Het hof heeft dit ook miskend met de passage in rov. 5.12 dat de aansprakelijkheidsnorm die volgens het hof in deze procedure van toepassing is niet zonder meer samenvalt met de tuchtrechtelijke norm in de tuchtprocedure. Onder verwijzing naar de vorige subonderdelen is de klacht dat het onjuist of onbegrijpelijk is dat het hof verzuimt om de onderhavige zaak op basis van de (specifieke) zorgvuldigheidsnorm te beoordelen nu deze juist strekt tot bescherming van derden en het hof in plaats daarvan enkel de
Curatoren/ […]-maatstaf heeft toegepast.
Curatoren/ […]-maatstaf heeft toegepast, omdat het hof (ook) de door [eisers] (onder verwijzing naar het Tuchtoordeel) aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde (specifieke) zorgvuldigheidsnorm voortvloeiende uit Gedragsregels 9 en 15 (voldoende kenbaar) had moeten toepassen, althans had moeten uitleggen waarom deze niet van toepassing is [48] . De klachten lijken daarbij te veronderstellen dat schending van deze gedragsregels ook per definitie een schending van de jegens [eisers] in acht te nemen maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm oplevert. Dit kan niet tot cassatie leiden.
Curatoren/
[…]) en plaatst dat in het licht van de maatschappelijke rol van de advocaat als partijdige belangenbehartiger, wat meebrengt dat de zorgplicht van een advocaat voor de belangen van anderen dan zijn cliënt beperkt is. Dat is juist. Daaropvolgend motiveert het hof in rov. 5.15-5.23 uitgebreid en met verdiscontering van de daarbij in acht te nemen hiervoor in de inleiding besproken gezichtspunten dat van meet af aan duidelijk moet zijn geweest voor [eisers] dat [verweerder 1] als advocaat van [betrokkene 1] , een debiteur van [eisers] , optrad – ook toen de belangen van [betrokkene 1] en [eisers] tijdelijk parallel liepen bij de pogingen een faillissement van [betrokkene 1] te voorkomen. Zodoende is [eisers] in het kader van de door [verweerder 1] in acht te nemen zorgplicht een derde (gebleven) en die zorgplicht is voor advocaten beperkt, aldus het hof in rov. 5.23. In rov. 5.24-5.28 toetst het hof vervolgens het beroep dat [eisers] mede doet op het oordeel van de tuchtrechter dat [boekhoudster] boekhouder is en geen jurist en dat dat van belang is voor het oordeel over [verweerder 1] zorgplicht jegens [eisers] Volgens het hof heeft [eisers] er uitdrukkelijk zelf voor gekozen zich niet door een advocaat te laten bijstaan, maar alleen door [boekhoudster] en dat kan hij niet afwentelen op [verweerder 1] . De transacties waarover [boekhoudster] [eisers] heeft geadviseerd kenden vooral grote financiële risico’s, waarvan [eisers] zich ter dege bewust was, maar waren volgens het hof juridisch niet ingewikkeld (rov. 5.25). Het is volgens het hof niet gebleken dat er aanleiding was voor [verweerder 1] om te twijfelen aan de deskundigheid van [boekhoudster] als adviseur van [eisers] ; in tegendeel, [boekhoudster] was juist ‘in the lead’ en had de nodige ervaring met vastgoedinvesteringen, zo leidt het hof af uit de stukken. Dat aan borgstelling financiële risico’s zitten, moeten [eisers] en [boekhoudster] ook zonder waarschuwing van [verweerder 1] begrepen hebben volgens het hof en dat ligt ook meer in de sfeer van de zorgpicht van [boekhoudster] als adviseur van [eisers] , terwijl [eisers] niet heeft toegelicht hoe zich een eventuele waarschuwingsplicht van [verweerder 1] verhoudt met diens zorgplicht voor zijn eigen cliënt [betrokkene 1] , wiens belangen hij strikt partijdig moest behartigen (rov. 5.26). Dat [verweerder 1] , vaak zelfs als initiator, betrokken was bij alle transacties die [eisers] hem nu verwijt, verwerpt het hof ook met uitgebreide motivering (rov. 5.27). Dat mondt uit in een van de Tuchtrechter afwijkend hofoordeel hier en dat is niet onjuist of ontoereikend gemotiveerd. In rov. 5.29 memoreert het hof eerst nog eens dat de civiele rechter niet gebonden is aan het oordeel van de tuchtrechter en dat het afwijkende oordeel van de tuchtrechter hier niet ‘strijdig [is] met het oordeel van het hof dat in de concrete feiten en omstandigheden van dit geval niet is gebleken dat een dergelijk misverstand [over de vraag of [verweerder 1] uitsluitend voor [betrokkene 1] optrad of ook voor [eisers] , A-G] zich hier daadwerkelijk heeft voorgedaan.’ Dit is helemaal volgens het boekje van het besproken stelsel dat geldt in de verhouding tussen tuchtrecht en aansprakelijkheidsrecht. Dit oordeel is dan ook rechtens juist en niet ontoereikend gemotiveerd, zodat de klachten daarop al integraal afketsen.
in het licht vande
Curatoren/ […]-maatstaf, omdat het hof juist
eerstin rov. 5.16-5.22 heeft beoordeeld of zich een misverstand over [verweerder 1] hoedanigheid heeft voorgedaan, om
vervolgensin rov. 5.23 en rov. 5.30 tot de conclusie te komen dat [eisers] ten opzichte van [verweerder 1] een zuivere ‘derde’ is (gebleven), jegens wie [verweerder 1] alleen aansprakelijk kan zijn als hij zijn gerechtvaardigde belangen ‘op onaanvaardbare wijze’ heeft geschaad (in gelijke zin s.t. [verweerders] 2.2.5-2.2.6). Dit alles is goed te volgen, zodat de klachten ook om die reden falen.
subonderdeel 1Edat voor zover het hof gelet op rov. 1 (laatste zin van p. 1 van het bestreden arrest) en rov. 5.10 van oordeel was dat [eisers] zijn stelling tot de
Curatoren/ […]-maatstaf zou hebben beperkt, dit onbegrijpelijk is, omdat de processtukken daarvoor geen steun bieden. Het beroep van [eisers] beperkte zich immers niet tot schending van de
Curatoren/ […]-maatstaf, maar zag op schending van de (specifieke) zorgvuldigheidsnorm, zoals het hof ook onderkent in de laatste zin van rov. 1 (p. 2 van het bestreden arrest) en volgt uit rov. 5.12 [49] .
eerstedat de Raad van Discipline meermaals heeft geoordeeld dat [verweerder 1] verplicht was om [eisers] (schriftelijk) te wijzen op de noodzaak tot het inwinnen van deugdelijk (onafhankelijk) juridisch advies, welk oordeel door [eisers] in hoger beroep is overgenomen en aangehaald [50] . Nu [verweerder 1] dat niet heeft gedaan, is onduidelijkheid ontstaan over zijn rol en heeft [eisers] aangenomen dat hij ook zijn belangen behartigde. In het licht van de schending van deze norm, die juist strekt tot bescherming van de belangen van [eisers] , is het onjuist dat, of zonder nadere motivering onbegrijpelijk waarom, het hof geen schending van de zorgplicht aanneemt; [verweerder 1] heeft [eisers] niet aangeraden onafhankelijk juridisch advies in te winnen of zijn positie jegens alle betrokkenen heroverwogen. De zorgplichtschending en daarmee het onrechtmatig handelen is daarmee gegeven. Daar doen de door het hof in rov. 5.15-5.33 uiteengezette omstandigheden niet aan af. Deze kunnen hooguit in het kader van een (eigen schuld) verweer aan de orde komen, maar dan ligt de stelplicht en bewijslast bij [verweerders] Ten
tweedeklaagt [eisers] dat in het licht van het Tuchtoordeel en zijn stellingen rechtens onjuist of onbegrijpelijk is de passage in rov. 5.26 dat de zorgplicht van [verweerder 1] geen waarschuwingsplicht meebrengt jegens [eisers] voor de voorgenomen transacties met (schuldeisers van) zijn cliënt en dat onvoldoende is toegelicht hoe een dergelijke waarschuwingsplicht zich zou kunnen verdragen met [verweerder 1] zorgplicht jegens zijn cliënt om strikt partijdig slechts diens belangen te dienen en niet de daarmee conflicterende belangen van [eisers] heeft immers onder verwijzing naar het Tuchtoordeel aangevoerd dat [verweerder 1] zijn rol duidelijk had moeten maken en moeten wijzen op de noodzaak tot het inwinnen van (onafhankelijk) juridisch advies [51] en heeft [verweerder 1] verweten dat hij hen niet heeft doorverwezen naar een eigen advocaat [52] . Dit is niet hetzelfde als een waarschuwingsplicht voor de risico’s van de voorgenomen transacties. Voor zover dit wel hetzelfde zou zijn, heeft het hof miskend dat juist de door toedoen van [verweerder 1] veroorzaakte onduidelijkheid tot een dergelijke waarschuwing of terughoudendheid noopte.
tweede klacht en subonderdeel 2Dvermelde verwijt van [eisers] dat [verweerder 1] hem niet heeft doorverwezen naar een eigen advocaat). Met name de passages in rov. 5.25 en 5.26 dat (i) [eisers] er destijds bewust voor heeft gekozen zich niet te laten bijstaan door een advocaat, maar uitsluitend door [boekhoudster] , een keuze die hij niet op [verweerder 1] kan afwentelen, (ii) de transacties waar [eisers] achteraf niet content over stelt te zijn vooral grote financiële risico’s voor [eisers] kenden maar in juridisch opzicht niet ingewikkeld waren, (iii) [eisers] zich terdege bewust was van die grote financiële risico’s en ook van [boekhoudster] verwacht mag worden dat zij zich daarvan bewust was en op het gebied van vastgoedinvesteringen minstens zo deskundig was als [verweerder 1] en (iv) er voor [verweerder 1] geen aanleiding was om op enig moment te moeten twijfelen aan [boekhoudster] ’s deskundigheid waar het gaat om het onderkennen van de financiële risico’s of de juridische consequenties daarvan (zo ook s.t. [verweerders] 2.3.4). Het hof oordeelt aldus op goed te volgen wijze dat [verweerder 1] [eisers] niet hoefde te wijzen op de noodzaak tot het inwinnen van zelfstandig juridisch advies. Het heeft ook uitvoerig gemotiveerd waarom het afwijkt van de tuchtrechtoordeel. Op dit een en ander ketst de eerste klacht van subonderdeel 2A af.
eerste aanlegaangevoerde verwijten, zoals blijkt uit het kopje “
4. Eerste aanleg”. Het vierde in
hoger beroepaangevoerde verwijt dat [verweerder 1] [eisers] had moeten doorverwijzen naar een eigen advocaat wordt daar logischerwijs niet besproken. Dat neemt niet weg dat het hof wél bij de beoordeling van de grieven op dit verwijt is ingegaan, zoals bij de bespreking van subonderdeel 2A is toegelicht: het hof heeft dit verwijt in rov. 5.25-5.26, eerste zin beoordeeld en op begrijpelijke wijze (impliciet) verworpen (in verwante zin s.t. [verweerders] 2.3.4-2.3.5).
21als onjuist het oordeel in rov. 5.30 dat het aan [eisers] is om aan te tonen dat zijn gerechtvaardigde belangen op onaanvaardbare wijze zijn geschaad door de gewraakte transacties en dat [verweerder 1] als [betrokkene 1] ’ advocaat daarvan een verwijt kan worden gemaakt en daarvoor jegens [eisers] aansprakelijk is. Datzelfde geldt voor het oordeel in rov. 5.31 dat [eisers] onvoldoende heeft toegelicht waarom de door hem bedoelde transacties gezien moeten worden als een onaanvaardbare aantasting van zijn gerechtvaardigde (financiële) belangen. Uitgaande van de schending van de (specifieke) zorgvuldigheidsnorm zoals vastgesteld door de Tuchtrechter ligt de stelplicht en bewijslast dat geen sprake zou zijn van dergelijke schade of een verwijt immers bij [verweerder 1] , aldus het onderdeel.
condicio sine qua nonverband, iets waar het in deze zaak helemaal niet over gaat. Ook zo opgevat is de klacht tevergeefs voorgesteld.
19 en 20louter voortbouwende klachten die geen zelfstandige bespreking behoeven; deze falen ook.