Conclusie
Nummer 23/02902
De Inleiding
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd”,
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd”, en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”
De zaak
[verdachte] heeft zich bij de verkoop van vrijwillige CO2 emissierechten schuldig gemaakt aan oplichting van meerdere beleggers. Hierbij werd ook meermalen gebruik gemaakt van een vals geschrift en zijn deze strafbare feiten door hem gepleegd in een criminele organisatie waarin hij een belangrijke rol had, een en ander gedurende een periode van bijna anderhalf jaar. Het gaat hierbij om beleggingsfraude, ook wel boilerroomfraude genoemd. In voornoemd samenwerkingsverband heeft hij samen met medeverdachten een behoorlijk aantal beleggers opgelicht waarvan [verdachte] en andere verdachten aanzienlijk hebben geprofiteerd. Bij deze oplichting is geraffineerd te werk gegaan en werd bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een fraaie – valse – brochure en een website om beleggers te bewegen tot een investering. Als gevolg van het handelen van [verdachte] en zijn medeverdachten zijn de beleggers gedupeerd. (…).
1. hij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013, in Nederland
“Bespreking van de ten laste gelegde feiten
[A] Ltd.
Is er bij de brochure ‘ [naam 1] ’ (D-527) sprake van een vals geschrift?
Partiële vrijspraak ten aanzien van het onder b, c en d vermelde
verplichtemissierecht is de afgelopen jaren is gestegen van € 5 in 2013 naar gemiddeld € 79,67 in 2022, oftewel een waardestijging van 1.600% in negen jaar. Verder worden op de site fairclimatefund.nl vrijwillige CO2-rechten inmiddels (2023) voor € 18 per ton verkocht aan bedrijven en particulieren.
Verdere beoordeling van het onder a en e vermelde
Opzettelijk gebruik van de brochure ’ [naam 1] ’ (D-527)
Medeplegen van oplichting middels [A] Ltd.
Hoedanigheid van ervaren succesvolle beleggingsorganisatie
Samenweefsel van verdichtsels
Vrijspraak van hetgeen onder c, d, e eerste deel, f, g en h staat vermeld
Valsheid van het onder a, b en e, tweede deel vermelde.
Medeplegen [verdachte]
Deelneming aan een “criminele organisatie” (feit 3)
Het eerste middel
Niemand kan vertellen waarom de beleggers zijn bewogen tot de aankoop van de emissierechten. De verklaringen van verschillende beleggers en getuigen kunnen ook niet worden gebruikt om bijvoorbeeld de oplichting van [benadeelde 3] te gebruiken. De verklaringen van [benadeelde 3] bij de FIOD moet van het bewijs worden uitgesloten. Zij kan niet meer worden bevraagd, want zij is overleden. Ook de getuige [benadeelde 8] kon niet binnen de gestelde termijn worden bevraagd. Gelet daarop vraag ik u de verdachte van deze beleggers vrij te spreken. De verklaring van [medeverdachte 4] is niet ondersteunend en niet betrouwbaar.” [5]
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verklaring van de getuige [benadeelde 3] bij de FIOD van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat de getuige is overleden en daarom niet door de verdediging kan worden gehoord.
[medeverdachte 4] kwam bij me en vertelde toen dat ik zou kunnen gaan beleggen in CO2-emissierechten. Hij heeft mij alleen dingen verteld over [A] . Hij had contacten met [A] en vroeg of ik het goed vond of hij iemand meenam. Dat was geen probleem en zo kwam [medeverdachte 4] een keer op bezoek met een persoon die [verdachte] heette. U noemt de naam [verdachte] , dat was volgens mij inderdaad de naam.
[betrokkene 4] heeft mij in contact gebracht met [verdachte] in het eerste kwartaal van 2013. Zij hebben mij uitgenodigd voor een gesprek. Zij hadden een interessant product. Die bespreking heeft plaatsgevonden in [plaats 3] bij [betrokkene 4] op kantoor. Dat kantoor was gevestigd in het [G] . Tijdens het gesprek heeft [verdachte] het verhaal over het product verteld. Alle informatie kwam van [verdachte] . Van [A] weet ik dat zij zijn opgericht in 2012 en zich nu gingen toeleggen op Co2 emissierechten. Verder de informatie in de vorm van een map die ik van [verdachte] heb gekregen. Via [betrokkene 4] heb ik de naam [medeverdachte 1] wel eens gehoord.
decisive’ voor de veroordeling voor oplichting van [benadeelde 3] . De stellers van het middel betogen dat het gebruik voor het bewijs van de verklaring van [benadeelde 3] niet verenigbaar is met het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces, temeer nu het hof in het arrest niet heeft laten zien dat het is nagegaan of de procedure als geheel voldoet aan dit gewaarborgde recht. Zonder die nadere motivering is het oordeel van het hof onbegrijpelijk, aldus de stellers van het middel.
2.9.1 In gevallen waarin de rechter voor het bewijs gebruik wil maken van een door een getuige afgelegde verklaring, terwijl de verdediging – ondanks het nodige initiatief – niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen, moet de rechter nagaan of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Hierbij zijn – met het oog op de beoordeling of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces – van belang (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
de verklaring van [benadeelde 3] in belangrijke mate wordt ondersteund door de verklaring van de (gewezen) medeverdachte [medeverdachte 4] en er geen reden is om aan de juistheid te twijfelen”.
in belangrijke mate” steun vindt in de verklaring van [medeverdachte 4] , laat bovendien open of het hof de verklaring van [benadeelde 3] doorslaggevend (‘
decisive’) acht voor de bewezenverklaring van een jegens haar begane oplichting. Kortom, indien het hof al met inachtneming van alle beoordelingsfactoren is nagegaan of het proces als geheel ‘eerlijk’ (in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM) is verlopen, kan in elk geval worden geconstateerd dat het hof dit niet, althans slechts zeer beknopt in zijn uitspraak tot uitdrukking heeft gebracht.
significant weight’ toekomt aan de verklaring van een getuige die – ondanks het nodige initiatief daartoe – niet door de verdediging kon worden ondervraagd, is het raadzaam dat de rechter die overweegt om deze getuigenverklaring tot het bewijs te bezigen aan de hand van alle voorgeschreven beoordelingsfactoren nagaat of het proces als geheel eerlijk is verlopen. [6] Ingeval de uitkomst hiervan is dat de rechter in artikel 6 EVRM geen belemmering ziet voor het gebruik van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige tot het bewijs, is het bovendien raadzaam dat hij dit oordeel aan de hand van alle voorgeschreven beoordelingsfactoren motiveert. Laat de rechter dat laatste na, dan zullen de Hoge Raad en het EHRM op geleide van hierover ingediende klachten uitsluitend op het eigen kompas moeten navigeren.
het verkoopverhaal” heeft gehouden op basis waarvan [benadeelde 3] tot aankoop van emissierechten is overgegaan. Bovendien verklaarde [medeverdachte 4] over een bedrag van 25% van de inleg die (alleen al) als commissie aan hem en zijn collega [betrokkene 4] is uitgekeerd. Daarmee dekt de verklaring van [medeverdachte 4] dus wel enige, maar niet alle onderdelen van de verklaring van [benadeelde 3] . In zoverre hebben de stellers van het middel een punt.
Het tweede middel: feit 2
mededelingendie bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen’ zijn gedaan, maar of het
geschriftwaarin deze mededelingen zijn gedaan een dergelijke bewijsbestemming heeft. Dat is bij de brochure in kwestie niet het geval, aldus de stellers van het middel.
Is er bij de brochure ‘ [naam 1] ’ (D-527) sprake van een vals geschrift?
waarbij het – gelet op de aard van de mededelingen – gaat om mededelingen die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen. (…)”
dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen”. Van belang is dus of het geschrift in kwestie een bewijsbestemming heeft. ‘Bewijsbestemming’ houdt in dat aan het geschrift in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend. [11] Van belang is zodoende de
aardvan het geschrift, oftewel de
functiedie een dergelijk geschrift in het maatschappelijk verkeer
pleegtte vervullen. Het gaat om meer objectief vast te stellen karakteristieken van het geschrift, niet om de bestemming die de opsteller van het geschrift daaraan heeft bedoeld te geven. [12] Bakker betoogt dat het hier gaat om de vraag “
of een gemiddelde burger in het algemeen vertrouwen zal stellen in het betreffende stuk, dan wel bepaalde maatschappelijke instanties in het stuk vertrouwen plegen te schenken”. [13]
Ik ben geslaagd!” Andere voorbeelden van geschriften met bewijsbestemming zijn te vinden in artikel 226 Sr (strafverzwaring bij onder meer authentieke akten, aandelen, krediet- of handelspapier). Voorbeelden uit de rechtspraak zijn uittreksels uit het bevolkingsregister, [14] ontslagbewijzen, [15] ambtelijke reisdeclaraties, [16] offertes, [17] volmachten, [18] en een proces-verbaal van politie omtrent hetgeen door de verbalisant uit de mond van de getuige is opgetekend. [19]
Het hof heeft geoordeeld dat deze bezwaarschriften bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen. Dat oordeel is onjuist omdat aan een tegen een belastingaanslag gericht bezwaarschrift als zodanig, voor zover dat bezwaarschrift ertoe strekt het bedrag van de aanslag tot een bepaald bedrag te verminderen, in het maatschappelijk verkeer niet een zodanige betekenis voor het bewijs van de inhoud ervan pleegt te worden toegekend dat daaraan een bewijsbestemming in de zin van artikel 225 Sr toekomt.” [20]
prospectussen/brochures” (‘reclamefolders’ was een betere omschrijving geweest) van een zich als beleggingsinstelling afficherende stichting, beleggersconsortium Ecobel. [21] Het hof had vastgesteld dat die brochures informatie bevatten over de activiteiten en doelstellingen van Ecobel en dat de daarin opgenomen mededeling dat een onafhankelijke stichting toezicht hield op Ecobel in strijd was met de waarheid. De Hoge Raad overwoog:
5.5. Blijkens de inhoud van de bewijsmiddelen heeft het Hof als vaststaand aangenomen dat in de bedoelde prospectussen/brochures, die ter informatie omtrent de activiteiten en doelstellingen van Ecobel werden toegezonden aan in informatie over Ecobel geïnteresseerden, telkens in strijd met de waarheid was vermeld dat de activiteiten van Ecobel worden gecontroleerd door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden en dat die Stichting een onafhankelijk bestuur heeft.
Uit dit arrest kan niet in zijn algemeenheid worden geconcludeerd dat een prospectus of een brochure geen bewijsbestemming heeft. De Hoge Raad koppelt zijn oordeel uitdrukkelijk aan de inhoud van de desbetreffende prospectussen/brochures. Een reclamefolder waarin een instelling enkel uiteenzet wat haar doelstellingen en activiteiten zijn, is niet bestemd om tot bewijs te dienen van de onafhankelijkheid van het op die instelling uitgeoefende toezicht. Dat sluit niet uit dat een prospectus of een brochure die een andere inhoud heeft, en waarin bijvoorbeeld een gespecificeerd aanbod wordt gedaan dat, als daarop wordt ingegaan, de inhoud van de overeenkomst uitmaakt, wel kan worden aangemerkt als een tot bewijs van enig feit bestemd geschrift.” [22]
gelet op de aard van de mededelingen (…) om mededelingen die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen.”
De tweede deelklacht van het tweede middel
A. [A] Ltd. klein gestart was in 2002 en/of uitgegroeid was tot wereldspeler