ECLI:NL:PHR:2025:603

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
23/02429
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen ongegrondverklaring klaagschrift inzake inbeslagname Volkswagen Golf in hennepkwekerijzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de klager tegen de ongegrondverklaring van zijn klaagschrift door de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 15 mei 2023 een klaagschrift van de klager ongegrond verklaard, waarin hij verzocht om opheffing van het beslag op zijn Volkswagen Golf, die in beslag was genomen in het kader van een hennepkwekerijonderzoek. De klager stelde dat hij rechtmatig eigenaar was van de auto en dat deze niet betrokken was bij de hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto, omdat er een verdenking van hennepteelt was en de auto mogelijk verbeurd zou kunnen worden verklaard. De klager heeft cassatie ingesteld, waarbij de procureur-generaal tot de conclusie kwam dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd had waarom de auto verbeurd zou kunnen worden verklaard, gezien het feit dat de auto vóór de hennepteelt was aangeschaft. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank voor herbeoordeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/02429 B
Zitting27 mei 2025
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de klager

1.Het cassatieberoep

1.1
De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, heeft bij beschikking van 15 mei 2023 (parketnr. 15-040104-23) het op grond van art. 552a Sv ingediende klaagschrift van de klager, strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan de klager van een onder de broer van de klager in beslag genomen personenauto, te weten een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] , ongegrond verklaard.
1.2
Het cassatieberoep is op 25 mei 2023 ingesteld namens de klager. [1] D.J.M. Dammers, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld dat is gericht tegen (de motivering van) de ongegrondverklaring van het klaagschrift.
1.3
Het middel is terecht voorgesteld. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak.

2.Het verloop van de zaak

2.1
Chronologisch is de zaak – voor zover daarvan blijkt uit de in cassatie ter beschikking staande stukken – als volgt verlopen.
2.2
Op 5 januari 2023 is onder de broer van de klager in verband met een verdenking van het door de klager en zijn broer telen van hennep op grond van art. 94 Sv de onder randnr. 1.1 genoemde auto in beslag genomen.
2.3
Op 16 februari 2023 is namens de klager een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv ingediend, strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan de klager van de bovengenoemde auto. Het klaagschrift houdt onder meer in:
“Klager is rechtmatig eigenaar van een VW Golf [kenteken] . Hij heeft deze auto op 14 juni 2022 aangeschaft. Op 5 januari 2023 is deze auto in beslag genomen door de politie, nadat in de door klager gehuurde woning gelegen te [plaats] aan de [a-straat 1] een hennepplantage is aangetroffen.
Het is klager niet duidelijk of deze inbeslagname op artikel 94 of 94a Sv is gegrond.
In beide gevallen is het beslag naar mening van klager onterecht. Klager had part noch deel aan de in zijn woning aangetroffen plantage en is, voor zover in rechte zou komen vast te staan dat dit anders is, in staat te bewijzen dat er in oktober 2022 nog geen plantage in de woning aanwezig was, aangezien toen in de woning in opdracht van de hoofdverhuurder door de gehele woning werkzaamheden zijn uitgevoerd. De uitvoerders kunnen zulks verklaren.
Aangezien een kweekronde van hennep gemiddeld 3-5 maanden in beslag neemt, staat daarmee vast dat er in januari 2023 nog niet kan zijn geoogst en er dus geen inkomsten uit de plantage zijn genoten.
Een auto is geen middel dat wordt aangewend bij het onderhouden van een hennepplantage. De auto is niet gebruikt voor het delict en deze auto is aantoonbaar rechtmatig aangeschaft op een datum voorafgaand aan oktober 2022 en artikel 94 Sv mist dus toepassing. Tot waarheidsvinding kan deze inbeslagneming niet leiden.
Wederrechtelijk verkregen voordeel is er niet en klager heeft een goede baan in het onderwijs, zodat een eventuele geldboete uiteindelijk ook zonder verkoop van de auto zal kunnen worden voldaan. Voor conservatoir beslag is derhalve ook geen aanleiding.
Klager heeft de auto nodig voor zijn dagelijks leven en heeft daarmee recht op en belang bij opheffing van het beslag en teruggave van de auto aan hem.
REDENEN WAAROM
Klager verzoekt dit klaagschrift gegrond te verklaren en de teruggave van de genoemde auto aan klager te gelasten.”
2.4
Op 24 april 2023 heeft de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank het klaagschrift van de klager behandeld. Het proces-verbaal van deze raadkamerzitting houdt het volgende in:
“De rechter deelt mede dat door de rechter-commissaris een machtiging conservatoir beslag is afgegeven en de vordering tot ontneming wordt geschat op 63.150,81 euro.
De officier van justitie deelt desgevraagd mede dat het beslag nog altijd rust op artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en dat van een conservatoire titel ex [artikel] 94a Sv geen sprake is.
De raadsman voert – zakelijk weergegeven – het woord als volgt.
In het dossier is ontlastend bewijsmateriaal opgenomen. Liander geeft in de aangifte aan dat het om een periode van 26 oktober 2022 tot 5 januari 2023 gaat. Op 5 oktober 2022 is een onafhankelijk cv-monteur langsgeweest, deze heeft geen bijzonderheden waargenomen. De gemiddelde kweekcyclus van hennepplanten is 10 weken. De politie heeft veel volgroeide planten, lege potten en afgeknipte planten die lagen te drogen aangetroffen. Er is maximaal één oogst geweest, die zich nog in de woning bevond. Het is overduidelijk dat er in deze zaak geen wederrechtelijk voordeel is genoten. Er is geen reden om de auto nog in beslag te houden.
De officier van justitie voert – zakelijk weergegeven – het woord als volgt.
Er is een stevige verdenking van hennepteelt tegen beide broers. De woning werd langere tijd door de klager gehuurd en zijn auto stond voor de deur geparkeerd. Gezien de verdenking en het beslag is er wel degelijk strafvorderlijk belang. Er is een proces-verbaal wederrechtelijk verkregen voordeel opgemaakt ter hoogte van 63.150,81 euro. De waarde van de auto wordt geschat op 27.000 euro. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat er een ontnemingsvordering wordt ingediend en toegekend door de rechter. Ik verzoek u het klaagschrift ongegrond te verklaren.
De raadsman reageert als volgt.
Ik weet dat er een stevige verdenking is en denk ook dat cliënt veroordeeld zal worden. Het is in deze procedure de vraag of er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat is niet zo.
De klager verklaart als volgt.
Ik vind het zeer onterecht en wil mijn auto graag terug. Ik heb altijd als docent gewerkt en keihard voor deze auto gewerkt.”
2.5
Het door de officier van justitie genoemde proces-verbaal wederrechtelijk verkregen voordeel is een “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht” betreffende de klager. Dat rapport houdt in:

Ontnemingsperiode
Tussen 6 oktober 2022 en 5 januari 2023. Deze periode beslaat 13 weken.
(…)
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:
De kweekruimte B
Bruto-opbrengst 1 oogst(en) x EUR 20.276,74 EUR 20.276,74
Totale kosten 1 oogst(en) x EUR 1.211,22 EUR - / - 1.211,22
De kweekruimte C
Bruto-opbrengst 1 oogst(en) x EUR 9.682,53 EUR 9.682,35
Totale kosten 1 oogst(en) x EUR 649,85 EUR - / - 649,85
De kweekruimte D
Bruto-opbrengst 1 oogst(en) x EUR 40.944,20 EUR 40.944,20
Totale kosten 1 oogst(en) x EUR 2.580,07 EUR - / - 2.580,07
Wederrechtelijk verkregen voordeel EUR 66.462,15
Huurkosten aftrek
Verdachte betaalde € 1.025,- per maand. € 1.025,- per maand x 12 maanden = € 12.300,- per jaar : 52 weken = € 236,54 per week x 13 weken = € 3.075,-.
€ 66.462,15 - € 3.075,- =
€ 63.387,15 Wederrechtelijk Verkregen Voordeel.
(…)

7.Financieel onderzoek/Vermogenscomponenten

Ter plaatse is door de politie in beslag genomen:
(…)
 Een motorvoertuig Volkswagen type Golf, voorzien van het kenteken [kenteken] , ten naam gesteld van
[klager], geboren [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] . Genoemd voertuig werd aangetroffen op het perceel [a-straat 1] te [plaats] .
(…)

8.Samenvattig/conclusie

(…)
Over de in beslag genomen Golf verklaarde [klager] dat deze zijn eigendom was en hij deze in juni 2022 had gekocht voor € 22.000,-.”
2.6
Bij de stukken van het geding bevindt zich verder een “PV-aanvraag machtiging leggen conservatoir beslag ex art. 94a jo art. 103 Sv” dat betrekking heeft op de klager. Dit proces-verbaal houdt het volgende in:
“Blijkens de RDW heeft de verdachte
[klager]de volgende voertuigen op zijn naam gesteld:
 Een Volkswagen type Golf, voorzien van het kenteken [kenteken] , bouwjaar 2021, import 2022, ten naam gesteld sinds juni 2022, waarde € 27.500, -“
2.7
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking hetgeen door de partijen is aangevoerd als volgt samengevat:

Beklag
(…)
Door en namens de klager is aangevoerd dat de in beslag genomen auto eigendom is van de klager. Er is door de klager geen wederrechtelijk [verkregen] voordeel genoten. Uit het dossier blijkt dat op 5 oktober 2022 door een monteur niks bijzonders is waargenomen. De gemiddelde kweekcyclus van hennep is 10 weken. De politie heeft in de woning volgroeide planten aangetroffen, lege potten en afgeknipte planten die lagen te drogen. Er is maximaal 1 oogst geweest en die bevond zich nog in de woning. Er is geen reden om de auto nog in beslag te houden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft allereerst in raadkamer desgevraagd aangegeven dat het beslag nog altijd berust op artikel 94 Sv, het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel. Voorts verzet de officier van justitie zich tegen teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan de klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het niet hoogt onwaarschijnlijk is dat het Openbaar Ministerie een ontnemingsvordering zal indienen en de rechter deze zal toekennen. De hennepkwekerij is aangetroffen in een woning die klager huurt en waar zijn auto voor de deur stond. De broer van klager die zich in de woning bevond had de autosleutel bij zich. Er is inmiddels ook een machtiging conservatoir beslag door de rechter-commissaris afgegeven voor een bedrag van € 63.150,81.”
2.8
De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard en heeft in dat verband overwogen:

Beoordeling
(…)
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Op 5 januari 2023 heeft de politie de woning aan het [a-straat 1] te [plaats] betreden in verband met een verdenking van een hennepkwekerij. In de woning werden 640 hennepplanten en hennepteelt gerelateerde goederen aangetroffen. Tevens werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. De broer van de klager, [betrokkene 1] , werd in de woning aangetroffen. De auto op naam van de klager werd op grond van artikel 94 Sv in beslag genomen om het wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Bij het dossier bevindt zich ook een rapport van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waaruit volgt dat dit voordeel berekend wordt op € 63.387,15. Voor dit bedrag is door de rechter-commissaris een machtiging conservatoir beslag gelegd. De waarde van de Volkswagen Golf wordt gesteld op € 27.500,-.
De rechtbank stelt allereerst vast dat, hoewel sprake is van een door de rechter-commissaris afgegeven machtiging conservatoir beslag, het beslag op de Volkswagen Golf nog altijd berust op artikel 94 Sv, het zogeheten klassiek beslag. Uit het dossier noch uit de toelichting van de officier van justitie in raadkamer blijkt immers dat het beslag inmiddels is omgezet naar dan wel is uitgebreid met de titel van conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast. Als geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat er een hennepkwekerij is aangetroffen in een door de klager gehuurde woning en zijn auto op de oprit is aangetroffen, het vermoeden rechtvaardigt dat de klager mogelijk op enige wijze betrokken is geweest bij de hennepkwekerij. Daarnaast volgt uit het dossier dat met de hennepkwekerij door de klager € 63.387,15 zou zijn verdiend. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het vooralsnog niet hoogst onwaarschijnlijk dat door de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen auto zal worden aangemerkt als een goed dat geheel of grotendeels is verkregen uit de baten van het strafbare feit en om die reden verbeurd zal verklaren. Of het (daarnaast) niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de klager een maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden opgelegd – zoals door de officier van justitie in raadkamer is gesteld – is niet aan de orde, nu dit de beoordelingsmaatstaf betreft voor conservatoir beslag op grond van 94a Sv.
Het beklag moet ongegrond worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.”

3.Het middel

3.1
In het middel wordt geklaagd dat “het oordeel van de rechtbank dat verbeurdverklaring van de auto niet hoogst onwaarschijnlijk is, niet zonder meer begrijpelijk (gemotiveerd) is, nu namens [de klager] blijkens de inhoud van het klaagschrift (onder meer) naar voren is gebracht dat de auto geen relatie heeft met de verdenking en de auto voorts aantoonbaar rechtmatig is aangeschaft op een datum voorafgaand aan oktober 2022, als gevolg waarvan het oordeel van de rechtbank dat het ‘vooralsnog niet hoogst onwaarschijnlijk [is] dat door de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen auto zal worden aangemerkt als een goed dat geheel of grotendeels
is verkregen uit de baten van het strafbare feit(…) en om die reden verbeurd zal verklaren’ niet zonder meer begrijpelijk (gemotiveerd) is.”
Het juridisch kader
3.2
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
-
Art. 33 lid 1 Sr:
“Verbeurdverklaring kan worden uitgesproken bij veroordeling wegens enig strafbaar feit.”
-
Art. 33a lid 1 Sr:
“1. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
a. voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen;
b. voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan;
c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
d. voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het misdrijf is belemmerd;
e. voorwerpen die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd;
f. zakelijke rechten op of persoonlijke rechten ten aanzien van de onder a tot en met e bedoelde voorwerpen.”
3.3
Een in beslag genomen voorwerp is in beginsel alleen vatbaar voor verbeurdverklaring als voldaan is aan één of meer van de in art. 33a lid 1 Sr opgesomde voorwaarden en het voorwerp aan “de veroordeelde” (lees in het onderhavige geval: “de gewezen verdachte klager”) toebehoort.
3.4
De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto op grond van art. 94 Sv onder een ander dan de klager in beslag is genomen. De beklagrechter moet bij de beoordeling van een klaagschrift van een derde/ander dan de beslagene dat is gericht tegen een beslag dat is gelegd op grond van art. 94 Sv, beoordelen a. of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee, b. of de klager die stelt rechthebbende te zijn van het voorwerp, redelijkerwijs als rechthebbende daarop kan worden aangemerkt. [2] Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomene zal bevelen. [3] Het oordeel van de beklagrechter dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave dient door de rechter te worden gemotiveerd. [4] Aan de motivering worden, gelet op het summiere karakter van de beklagprocedure, geen hoge eisen gesteld. [5]
De bespreking van het middel
3.5
De steller van het middel heeft wat mij betreft het gelijk aan zijn zijde. Zie ik het goed, dan gaat het eigenlijk al mis doordat de rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift niet de maatstaven heeft aangelegd die gelden bij de beoordeling van een op grond van art. 552a Sv gedaan beklag door een
derde(zie hiervoor randnr. 3.4), maar de maatstaven die gelden bij zo’n beklag van de
beslagene.
3.6
Voor zover de rechtbank wel de juiste maatstaven voor ogen heeft gehad, is de ongegrondverklaring van het klaagschrift ontoereikend gemotiveerd. Daarbij neem ik het volgende in aanmerking. De motivering van de rechtbank komt erop neer dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter de in beslag genomen auto verbeurd zal verklaren op de grond dat het een voorwerp is dat geheel of grotendeels is verkregen uit de baten van het strafbare feit (art. 33a lid 1, onder a, Sr). Uit het hierboven onder randnr. 2.5 geciteerde rapport van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel blijkt dat de klager dit voordeel zou hebben verkregen door (zijn mogelijke betrokkenheid bij) het telen van hennep tussen 6 oktober 2022 en 5 januari 2023. Uit hetgeen namens de klager is aangevoerd en uit het “PV-aanvraag machtiging leggen conservatoir beslag ex art. 94a jo art. 103 Sv” kan echter worden afgeleid dat de auto (ruim) daarvoor, te weten in juni 2022, door de klager is aangeschaft en op zijn naam is gesteld. Gelet daarop is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk dat de auto van de klager de (gedeeltelijke) opbrengst is van de hem verweten betrokkenheid bij de hennepteelt.
3.7
Ook om een andere reden kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beslag op de auto moet worden gehandhaafd met het oog op de verbeurdverklaring daarvan. Op grond van art. 33 lid 1 Sr kan de (bijkomende) straf van verbeurdverklaring (als onderdeel van een straftoemetingsbeslissing) uitsluitend worden uitgesproken bij de veroordeling wegens enig strafbaar feit. Uit de namens mij bij het Openbaar Ministerie ingewonnen inlichtingen blijkt dat de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 20 maart 2024 uitspraak heeft gedaan in de onderliggende strafzaak tegen de klager. De politierechter heeft daarbij de klager voor het in de periode van 5 oktober 2022 tot en met 5 januari 2023 opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, onder C, Ow gegeven verbod veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De politierechter heeft echter niet (ook) een beslissing genomen over de onder randnr. 1.1 genoemde auto. De klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de politierechter. Het hof Amsterdam heeft op 31 oktober 2024 de klager niet-ontvankelijk verklaard in dat hoger beroep, omdat de klager blijkens de “akte intrekken hoger beroep” van 29 oktober 2024 het hoger beroep niet wenste te handhaven. [6] De klager heeft tegen het arrest van het hof geen beroep in cassatie ingesteld. Daarmee is de uitspraak van de politierechter onherroepelijk geworden. Gelet hierop zal het tot verbeurdverklaring van de auto door de later oordelende strafrechter niet meer kunnen komen. Dat betekent dat de ongegrondverklaring van het beklag berust op een grond die deze niet meer kan dragen. [7]

4.Slotsom

4.1
Het middel slaagt.
4.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
4.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Noord-Holland teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G

Voetnoten

1.De “Akte instellen Cassatie” vermeldt dat op 25 mei 2023 [betrokkene 2] ter griffie van de rechtbank kwam en daartoe gemachtigd door de klager verklaarde namens de klager “hoger beroep” in te stellen tegen de beschikking van de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank, gegeven op 15 mei 2023. De akte is ondertekend door de comparant en de griffier. De “Volmacht instellen cassatie” en het begeleidend schrijven van 25 mei 2023 houden in dat “beroep in cassatie”/”cassatieberoep” wordt ingesteld tegen de bovengenoemde beschikking. Bij de stukken van het geding zit ook een door de comparant en de griffier ondertekende “Akte instellen cassatie” die vermeldt dat op 25 mei 2023 [betrokkene 2] ter griffie van de rechtbank kwam en daartoe gemachtigd door de klager verklaarde namens de klager “cassatie” in te stellen tegen de bovengenoemde beschikking. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat tegen een beschikking als bedoeld in art. 552a Sv geen hoger beroep, maar enkel beroep in cassatie openstaat (art. 445 Sv in verbinding met art. 552d Sv), meen ik dat de vermelding van “hoger beroep” in de hierboven eerstgenoemde “Akte instellen Cassatie” een niet aan de klager toe te rekenen ambtelijk verzuim betreft dat niet in de weg behoeft te staan aan de ontvankelijkheid van het namens de klager ingestelde cassatieberoep.
2.HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823,
3.HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823,
4.Art. 24 lid 1 Sv. Zie ook HR 8 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1687, rov. 2.5.
5.Vgl. HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN2300,
6.Hof Amsterdam 31 oktober 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3143.
7.Vgl. HR 14 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:691,