ECLI:NL:PHR:2025:633
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep in strafzaak wegens overtreding van de Wegenverkeerswet en Opiumwet
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1981, bij arrest van 8 december 2023 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet en de Opiumwet. Het hof heeft echter, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf of maatregel opgelegd. De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld, maar dit beroep is beperkt tot de veroordeling van feit 3, dat betrekking heeft op het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De advocaat van de verdachte, M.C. van der Want, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
De beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep is aan de orde. De bewezenverklaring houdt in dat de verdachte ongeveer 97,3 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad, maar niet dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. Dit leidt tot de conclusie dat het hier gaat om een overtreding en niet om een misdrijf. Gezien artikel 427 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering staat er voor de verdachte geen cassatieberoep open tegen arresten betreffende overtredingen, indien er geen straf of maatregel is opgelegd. De Hoge Raad kan het cassatieberoep daarom niet in behandeling nemen, ook al is er sprake van een kennelijke vergissing in de kwalificatie van het hof.
De conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad is dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin soortgelijke beperkingen van het cassatieberoep zijn bevestigd.