ECLI:NL:PHR:2025:633

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
1 juni 2025
Zaaknummer
23/04856
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep in strafzaak wegens overtreding van de Wegenverkeerswet en Opiumwet

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1981, bij arrest van 8 december 2023 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet en de Opiumwet. Het hof heeft echter, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf of maatregel opgelegd. De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld, maar dit beroep is beperkt tot de veroordeling van feit 3, dat betrekking heeft op het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De advocaat van de verdachte, M.C. van der Want, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

De beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep is aan de orde. De bewezenverklaring houdt in dat de verdachte ongeveer 97,3 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad, maar niet dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. Dit leidt tot de conclusie dat het hier gaat om een overtreding en niet om een misdrijf. Gezien artikel 427 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering staat er voor de verdachte geen cassatieberoep open tegen arresten betreffende overtredingen, indien er geen straf of maatregel is opgelegd. De Hoge Raad kan het cassatieberoep daarom niet in behandeling nemen, ook al is er sprake van een kennelijke vergissing in de kwalificatie van het hof.

De conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad is dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin soortgelijke beperkingen van het cassatieberoep zijn bevestigd.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04856
Zitting10 juni 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 8 december 2023 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens onder 1 "overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (145 microgram)" en onder 3 “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” veroordeeld. Het hof heeft met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel opgelegd.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Volgens de daarvan opgemaakte akte is het beroep beperkt tot “de veroordeling van feit 3”. [1] M.C. van der Want, advocaat in Middelburg, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
“hij op 6 september 2012 te Middelburg aanwezig heeft gehad ongeveer 97,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.”
2.2
De bewezenverklaring houdt in dat de verdachte ongeveer 97,3 gram, maar in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hasj aanwezig heeft gehad. Bewezenverklaard is niet dat de verdachte dit opzettelijk zou hebben gedaan. Dit is ook niet aan de verdachte tenlastegelegd. Gelet op art. 11 lid 1 in samenhang met art. 13 lid 1 van de Opiumwet gaat het hier dus om een overtreding, en niet om een misdrijf. [2] Het hof heeft ter zake van het onder (1 en) 3 bewezenverklaarde toepassing gegeven aan art. 9a Sr en geen straf of maatregel opgelegd.
2.3
Op grond van artikel 427 lid 2 Sv staat voor de verdachte geen cassatieberoep open tegen arresten betreffende overtredingen indien met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd. De Hoge Raad kan het beperkt ingestelde cassatieberoep daarom niet in behandeling nemen. [3] Dat het hof het bewezenverklaarde door een kennelijke vergissing heeft gekwalificeerd als een misdrijf, maakt dat niet anders. [4]

3.Slotsom

Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Dit lijkt mij een toelaatbare beperking van het cassatieberoep. Vgl. HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1610,
2.Vgl. HR 18 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:622, r.o. 2.3.1.
3.Zie bijv. HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1309.
4.HR 4 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2237.