Conclusie
(…)
Conclusie:gelet op het voorgaande kan naar mijn oordeel worden aangenomen dat [verdachte] op de hoogte was van de beschuldiging tegen hem en van de zittingen en het karakter daarvan. Op basis van diezelfde aanwijzingen kan naar mijn oordeel ook worden aangenomen dat hij vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht door niet te verschijnen of een advocaat te machtigen voor hem het woord te voeren. En dat betekent dat de rechtbank bij beide zittingen dan ook terecht verstek heeft verleend en dat dit verweer dient te worden verworpen.” [4]
Bivolaru t. Roemenië nr. 2) [12] ging het om een Roemeen die in Zweden de vluchtelingenstatus had verkregen vanwege het gevaar dat hij in Roemenië zou worden vervolgd vanwege zijn overtuigingen. EHRM 8 juni 2021 (
Dijkuizen t. Nederland) [13] betrof een zaak van een verdachte die gedetineerd was in Peru en niet (tijdelijk) kon worden uitgeleverd.
[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [medeverdachte 2] en/of [betrokkene 3] op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 september 2016 tot en met 30 september 2016 in [plaats] en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met elkaar, opzettelijk een minderjarige (beneden de twaalf jaar oud), te weten [het kind] , geboren te [plaats] op [geboortedatum] 2014, wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers hebben zij met dat opzet
“5. Verweren met betrekking tot de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Psychische overmacht
You are a loner and all you have is your money which will soon be gone, such a lovely daughter we have baby who is lucky to have a rich father like you and yes; you like it or not, it's all about the money, honey.”
"It's all about the money, honey''. Wat hier verder ook van zij, haar financiële mantra plaatst de wederrechtelijkheid van cliënt wel in een ander daglicht in die zin dat het wat minder wederrechtelijk lijkt dan het door geld verblinde [betrokkene 5] gepresenteerd wordt. De context van dit
"it's all about the money, honey"brengt subsidiair mee dat in het voetspoor van Bronkhorst sprake is van psychische overmacht als "poort tot concrete gerechtigheid”. De geldzucht van [betrokkene 5] behelst immers een van buiten [verdachte] komende drang waaraan hij als liefhebbende vader redelijkerwijs geen weerstand kon en behoefde te bieden. Ook naijlen van de overmachtsituatie in de beleving van de verdachte is mogelijk. Gelet op de onttrekkingshandeling van [betrokkene 5] met dat rare vaccinatieverhaal - alsof ze in India niet kunnen vaccineren - is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. In gewoon Nederlands heet dat “een koekje van eigen deeg”. In het Hindoeïsme schijnt dit “karma” te worden genoemd (Wat gij zaait zult gij oogsten).
I won ‘t let you come near her") en vervolgens zonder blikken of blozen meedeelt dat geldzucht haar drijft. Tegen deze achtergrond moet gezegd worden dat hiermee het bloed onder de nagels van [verdachte] werd gehaald en hij door haar toedoen in een toestand van psychische overmacht kwam te verkeren. Geconfronteerd met de ontvoering van [betrokkene 5] , haar onverbloemde weigering van contact tussen [verdachte] en zijn dochter en haar geldzucht was [verdachte] ten einde raad. Hij meent dan ook dat zijn keuze begrijpelijk was. Zijn psychische overmacht is immers verstrengeld met ook zijn recht op een privéleven met zijn dochter, waarop geen inbreuk mag worden gemaakt door financiële motieven van een vrouw die hem inpepert "It’s your daughter I have now".
“10. Strafbaarheid van de verdachte
NJ1992/681). In die zaak ging het om een vrouw die haar partner had doodgeschoten. Aangevoerd werd dat deze partner haar jarenlang stelselmatig had bedreigd, mishandeld en vernederd. Op de avond van de doodslag had hij haar verkracht en gedreigd haar de volgende dag te zullen doden en ook haar dochtertje te zullen verkrachten. Het hof verwierp het beroep op psychische overmacht en achtte het onvoldoende aannemelijk dat de verdachte “op het moment van het begaan van het feit geestelijk in een zodanige toestand verkeerde dat zij niet anders kon of behoorde te handelen dan zij toen heeft gedaan”. Daarbij nam het hof onder meer in aanmerking dat de verdachte “het slachtoffer op doordachte wijze uren na afloop van de ruzie in zijn slaap [heeft] gedood.” De Hoge Raad liet deze verwerping in stand.
“11. Oplegging van straf
Neulingen en Shuruk t. Zwitserland) [24] , waaruit zou volgen dat “het kind zeer wel in goede handen [kan] zijn bij de ouder die het kind vanuit het ouderlijk gezag heeft onttrokken”. Voor zover de stellers van het middel hiermee een tweede deelklacht hebben willen formuleren, faalt deze eveneens. De in de toelichting geciteerde overwegingen van het EHRM komen erop neer dat art. 8 EVRM met zich brengt dat de terugkeer van een ontvoerd kind niet “automatically or mechanically” kan worden bevolen, omdat de beste oplossing voor het kind afhangt van een veelheid van factoren die zorgvuldig tegen elkaar afgewogen dienen te worden. Dat het onder 8.2 weergegeven oordeel van het hof over de gevolgen van de abrupte wijze waarop de ontvoering is uitgevoerd daarmee een schending van art. 8 EVRM zou opleveren, kan ik geenszins volgen.
De houding van de verdachte
De door de raadsman bij dupliek geponeerde stelling - als reactie op de vraag van het hof hoe de toekomst tussen moeder en kind er volgens de verdachte uitziet - dat een lange, gevangenisstraf niet bevorderlijk zal zijn voor een toekomstig contact tussen het kind en haar moeder, geeft in dat kader de manipulatieve wijze waarop de verdachte niet alleen zijn verantwoordelijkheid richting de moeder van [het kind] , maar ook zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid wil ontlopen, meer dan treffend weer. Overigens is ook de mededeling van de raadsman dat de nu tienjarige [het kind] het haar moeder verwijt dat deze de publiciteit zoekt, veelzeggend en symptomatisch. Het is bepaald geen indicatie van een attitude die is gericht op de-escalatie. [het kind] wordt kennelijk niet geholpen om op zelfstandige wijze een weg te vinden in dit voortdurende conflict en niet begeleid of ondersteund om zich op liefdevolle wijze te verhouden tot haar moeder die zij onder de druk van de omstandigheden niet meer ziet.”